Gerechtshof Amsterdam, 10-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3341, 12/00538
Gerechtshof Amsterdam, 10-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3341, 12/00538
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 oktober 2013
- Datum publicatie
- 12 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3341
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:65, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 12/00538
Inhoudsindicatie
Verwijzingsprocedure na HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2013:BV1885
Aan de in rechtsoverweging 3.4.4 van het verwijzingsarrest onder (a) tot en met (g) vermelde criteria is voldaan. Hieraan wordt de consequentie verbonden dat de inspecteur niet voorbij had mogen gaan aan de door belanghebbende doorgegeven adreswijziging. Het op 30 oktober 2008 ingediende bezwaar van belanghebbende is ontvankelijk. De aanslag is tijdig vastgesteld.
Uitspraak
Kenmerk 12/00538
10 oktober 2013
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van
[X] te[Z](Zwitserland), belanghebbende,
gemachtigde: mr. F. Jagersma (Russo & Van der Waal belastingadviseurs en advocaten te Amsterdam)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/277 van de rechtbank ’s-Gravenhage in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland/kantoor Gorinchem, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 7 december 2007 aan belanghebbende voor het jaar 2004 een conserverende aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd ten bedrage van € 293.943.
Belanghebbende heeft tegen deze conserverende aanslag (hierna: de aanslag) een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 12 december 2008 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2009 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft bij uitspraak van 26 oktober 2010 de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Bij arrest van 13 juli 2012, nr. 10/05309, LJN BV1885 (BNB 2012/263) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Gravenhage vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Partijen zijn door de griffier van het Hof bij brief van 23 juli 2012 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen.
De inspecteur heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 24 augustus 2012 en de gemachtigde bij brief van 13 september 2012. Afschriften van deze brieven zijn aan de wederpartij gezonden.
Bij brief van 8 februari 2013 heeft de gemachtigde een nader stuk ingezonden. Een afschrift daarvan is aan de inspecteur gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Bij brief van 22 februari 2013 zijn partijen in kennis gesteld van een aantal voorlopige oordelen van het Hof, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld zich schriftelijk uit te laten over de overige in de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage opgenomen geschilpunten.
De gemachtigde heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 4 maart 2013, de inspecteur bij brief van 4 april 2013. Beide geschriften zijn in kopie naar de wederpartij verstuurd.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013, in een gewijzigde samenstelling van de derde meervoudige belastingkamer (als jongste raadsheer is mr. Kostense in de plaats getreden van mr. Hund). Met instemming van partijen is het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Voor de vaststaande feiten verwijst het Hof in de eerste plaats naar de feiten zoals vermeld in het verwijzingsarrest van de Hoge Raad onder 3.1.1 t/m 3.1.8.
“3.1.1. Belanghebbende was tot medio 2004 woonachtig in Nederland en is vervolgens verhuisd naar het adres[a-straat 1]te [P] (Zwitserland).
In verband met zijn emigratie heeft hij in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 een te conserveren inkomen uit aanmerkelijk belang opgenomen van € 1.175.773.
Belanghebbende is in 2007 binnen Zwitserland verhuisd naar het adres [b-straat 1] te [Q] (hierna: het nieuwe adres).
Omstreeks februari 2007 heeft de Inspecteur belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2006 door toezending van het aangiftebiljet C - een aangifteformulier dat is bestemd voor buitenlandse belastingplichtigen - met de bijbehorende toelichting naar het adres[a-straat 1]te [P] (...).
Belanghebbende heeft met gebruikmaking van het aangifteprogramma van Elsevier elektronisch aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2006 (hierna: de aangifte 2006), welke aangifte door de Belastingdienst is ontvangen op 12 juli 2007.
De conserverende aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende voor het jaar 2004 (hierna: de aanslag) is gedagtekend 7 december 2007.
De Ontvanger heeft in een naar het nieuwe adres verzonden brief, gedagtekend 29 september 2008, aan belanghebbende onder meer het volgende geschreven:
"U heeft een conserverende aanslag opgelegd gekregen over het jaar 2004. Ik heb het aanslagbiljet retour ontvangen i.v.m. een onjuist adres. Wij hebben elkaar telefonisch gesproken. U heeft aangegeven dat u bent verhuisd naar bovenstaand adres. Ik zend u hierbij het aanslagbiljet toe."
Belanghebbende heeft bij brief van 30 oktober 2008 bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.”
Hieraan voegt het Hof de volgende feiten toe, welke het deels ontleent aan de na verwijzing door partijen ingediende stukken
Het (papieren) aangiftebiljet IB/PVV 2004 is op 10 mei 2006 door de Belastingdienst ontvangen. Het vermeldt als adres van belanghebbende:[a-straat 1]te [P], Zwitserland. Het is namens belanghebbende ondertekend door (een medewerker van) de gemachtigde en vermeldt het zogenoemde beconnummer van (het kantoor van) de gemachtigde.
De onder 2.3 vermelde aangifte is handmatig ingevoerd in IBS, het systeem van de Belastingdienst waarmee aanslagen worden vastgesteld. Op een zogenoemd ‘Uitworpformulier IB 2004’ is – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:
“Naam: [belanghebbende]
Becon.: 44.75.96
Selectiedatum: 16-8-2006
Uitworpreden
(…) verzoek om zekerheid vooraf geweigerd; betreft dividenduitkering na emigratie welke wellicht bestreden moet worden.”
Op dit formulier is voorts in het vakje “Afgedaan; datum + paraaf” de datum ‘11 okt. 2007’ gestempeld, alsmede de naam gestempeld van een medewerker van de Belastingdienst ([A]). Voorts is met de pen op dit formulier geschreven: “cons. aanslag 23-11-2007”, met daarbij wederom de naamstempel van de genoemde medewerker en een paraaf.
Tijdens de behandeling van het bezwaar heeft de inspecteur op 4 november 2008 een overzicht (een schermprintje met de kopregel “Raadplegen gegevens van een proces”) uitgedraaid uit IBS. Daarop is onder andere het volgende vermeld:
“Sofinummer : [het sofinummer van belanghebbende]
Naam : [belanghebbende]
(...)
Proces soort : (…) ambtshalve aanslagregeling
(...)
Belastingjaar : 2004
(...)
Aanvangsdatum : 23-11-2007 Penpost: nee
Einddatum : 23-11-2007 (…)
(...)
Aanslag soort : (…) definitieve vaststelling
Aanslagnummer : [sofinummer van belanghebbende]P46
Dagtekening : 07-12-2007”
De inspecteur heeft bij zijn verweerschrift in hoger beroep voor het gerechtshof ’s-Gravenhage een kopie gevoegd van het 7 december 2007 gedagtekende aanslagbiljet, geadresseerd aan het adres van belanghebbende te [P] (hierna: het oude adres), alsmede een kopie van een voorgefrankeerde (“TNT Post Port betaald”) vensterenveloppe van de Belastingdienst. Op deze enveloppe is een geparafeerde retoursticker van de Zwitserse posterijen (Die Post) aangebracht met de mededeling welke - vertaald in de Nederlandse taal - luidt: "Verhuisd. Nazendingstermijn verstreken". Blijkens een datumstempel op de enveloppe is deze op 2 januari 2008 binnengekomen bij de Belastingdienst/Rivierenland/ kantoor Gorinchem. Voorts is op de enveloppe met de pen geschreven: “geen ander adres bekend in Bvr + Bvvr (kvk)”.
De gemachtigde van belanghebbende heeft bij zijn beroepschrift in eerste aanleg een kopie overgelegd van het voorblad van een rapport van de door zijn kantoor ingediende aangifte IB/PVV 2006 van belanghebbende. Op dit voorblad is onder meer het volgende vermeld:
“Kopie aangifte inkomstenbelasting/premieheffing 2006
Naam [belanghebbende]
Adres [het nieuwe adres]
Datum [26-06-2007]”
Bij brief van 11 november 2008 schrijft de inspecteur – voor zover hier relevant – het volgende aan de gemachtigde:
“Het juiste adres van belanghebbende zou zijn vermeld op de medio 2007 ingediende aangifte [IB/PVV] 2006. Uit nader onderzoek is gebleken dat deze aangifte, welke bij de Belastingdienst is ontvangen op 12 juli 2007, de oude adresgegevens van belanghebbende vermeld[t].”
Bij zijn pleitnota in eerste aanleg heeft de gemachtigde een schermprint overgelegd met als kopregel ‘Elsevier BAS Programma 2007 Classic 2.5’. Dit betreft het aangifteprogramma van Elsevier waarmee door medewerkers van het kantoor van de gemachtigde de aangifte IB/PVV 2006 van belanghebbende elektronisch is ingediend. Deze schermprint vermeldt onder meer het volgende:
“Achternaam*
BSN/Sofinummer*
Geboortedatum*
(…)
Adres │Huisnummer│Toev.*
Postcode │Woonplaats*
(…)
*Verplichte velden bij (elektronische) aangifte”
Bij de genoemde pleitnota heeft de gemachtigde tevens een kopie gevoegd van e-mailcorrespondentie op 7 en 11 september 2009 tussen een medewerker van het kantoor van de gemachtigde en een medewerker van de Technische Helpdesk van Reed Business BV. In het e-mailbericht aan de Technische Helpdesk van 7 september 2009 is onder meer het volgende vermeld:
“Bijgevoegd treft u aan de uitdraai van een verzendbevestiging van een aangifte inkomstenbelasting 2006. Ik kan het bestand helaas niet meer terugvinden tussen de verzendbevestigingen in de Elsevier Communicatie Module.
Is er nog een manier om de verzendbevestiging opnieuw te downloaden?
(…)
Laatste vraag, worden de NAW-gegevens van een belastingplichtige in een aangifte verzonden naar de Belastingdienst?”
De medewerker van de technische helpdesk heeft – voor zover hier relevant – op 11 september 2009 hierop als volgt geantwoord:
“Dit is een probleem in de eerste versies van Ecm database. Verzendingen met volgnummer 0 werden niet mee geïmporteerd uit de Classic versie. (...). Helaas is het niet mogelijk om de import opnieuw uit te voeren, omdat de Classic bestanden na een succesvolle import worden verwijderd.
De NAW-gegevens van de belastingplichtige staan in het verzendbestand dat naar de Belastingdienst wordt verzonden. Volgens onze informatie gebruikt de Belastingdienst de NAW-gegevens uit de GBA (Gemeentelijke Basis Administratie). De adresgegevens in het verzendbestand dienen hoogstens ter controle.”
Bij zijn schriftelijke reactie op het arrest heeft de inspecteur een kopie gevoegd van de handleiding bij het ‘Elsevier BAS programma 2010’. Op bladzijde 44 van deze handleiding wordt het volgende vermeld:
“Onderdeel Persoon
(…)
Adresgegevens
Adresgegevens zijn niet verplicht, maar ondersteunend. De Belastingdienst doet er niets mee.”
Bij zijn nader stuk van 8 februari 2013 heeft de gemachtigde een aantal bladzijden overgelegd uit de handleiding van het Elsevier BAS Programma 2007. Het betreft de bladzijden 6, 7, 38 en 39. Op de bladzijden 38 en 39, inzake ‘Onderdeel Persoon’, zijn geen mededelingen opgenomen over (al dan niet) in te vullen adresgegevens.
3 Geding na cassatie
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juli 2012, voor zover voor het geding na verwijzing van belang, het volgende overwogen:
"3.2.1. Voor het Hof was in geschil of belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag door de Inspecteur terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
(...)
Middel I voert aan dat het Hof heeft nagelaten belanghebbendes grief te behandelen die inhield dat de Inspecteur de verzending van het aanslagbiljet in december 2007 niet aannemelijk heeft gemaakt. Aangezien uit de uitspraak van het Hof of uit de gedingstukken niet blijkt dat belanghebbende deze grief ondubbelzinnig heeft prijsgegeven, slaagt het middel. Het Hof heeft derhalve de hiervoor in 3.1.9 vermelde feiten niet als vaststaand mogen aanmerken zonder een oordeel over de aannemelijkheid daarvan te geven.
Voor het geval ervan moet worden uitgegaan dat het aanslagbiljet verzonden is, behandelt de Hoge Raad ook de andere middelen.
Middel II richt zich tegen het hiervoor in 3.2.1 weergegeven oordeel van het Hof met het betoog dat het de Belastingdienst wel kan worden verweten het aanslagbiljet naar het oude adres te hebben verstuurd.
Ter beantwoording van de vraag of verzending van een aanslagbiljet naar een onjuist adres moet worden beschouwd als een bekendmaking van de aanslag op de in artikel 3:41, Awb voorgeschreven wijze, zodat met die bekendmaking de bezwaartermijn is aangevangen, heeft het Hof terecht tot uitgangspunt genomen dat bepalend is of die onjuiste adressering al dan niet aan de Belastingdienst is te wijten.
Met zijn hiervoor in 3.2.2 weergegeven overwegingen heeft het Hof echter miskend dat de Belastingdienst, bij het ontbreken van een daartoe strekkende wettelijke bepaling, niet gerechtigd is om belastingplichtigen voor te schrijven dat adresgegevens uitsluitend op een bepaalde wijze aan hem kunnen worden gemeld. De Inspecteur dient dan ook mede acht te slaan op adresgegevens die door een belastingplichtige op andere wijze voldoende duidelijk aan hem ter kennis worden gebracht. Wel kan worden aanvaard dat de Inspecteur voorbijgaat aan de kennisgeving van adresgegevens op bepaalde al dan niet digitale formulieren (zoals aangiftebiljetten), mits uit het desbetreffende formulier zelf blijkt dat langs deze weg ter kennis van de Inspecteur gebrachte adresgegevens door de Belastingdienst niet worden verwerkt.
Het Hof heeft zich niet uitgelaten over de stellingen van belanghebbende, voor zover die inhouden (a) dat in de door hem voor zijn aangifte voor het jaar 2006 gebruikte aangiftesoftware van Elsevier een vraag is opgenomen naar het adres van de belastingplichtige, (b) dat in die aangiftesoftware niet wordt vermeld dat langs deze weg geen adreswijzigingen aan de Belastingdienst behoren te worden doorgegeven, (c) dat de vraag in het programma is opgenomen in een veld dat bij het invullen van de aangifte niet kan worden overgeslagen, (d) dat gebruik van de aangiftesoftware van Elsevier in plaats van het aangifteprogramma van de Belastingdienst door de Belastingdienst is aanvaard, (e) dat de aangiftesoftware van Elsevier met het oog daarop door de Belastingdienst is beoordeeld zonder dat op het punt van de vermelding van adresgegevens opmerkingen zijn gemaakt, (f) dat de adresgegevens die in het aangifteprogramma van Elsevier worden ingevuld bij elektronische verzending van de aangifte met de overige gegevens in de aangifte aan de Belastingdienst verzonden worden, (g) dat belanghebbende het nieuwe adres in zijn aangifte voor het jaar 2006 heeft vermeld, en (h) dat deze vermelding als onderdeel van zijn elektronisch verzonden aangifte ook door de Belastingdienst is ontvangen.
Het Hof had deze stellingen gelet op het hiervoor in 3.4.3 overwogene niet onbesproken mogen laten. Indien moet worden uitgegaan van de juistheid van die stellingen, heeft namelijk te gelden dat belanghebbende zijn nieuwe adres voldoende duidelijk aan de Belastingdienst heeft gemeld door invulling van het daarvoor bestemde vak in het aangifteformulier, en dat het aan de Belastingdienst is te wijten dat het aanslagbiljet voor de aanslag desondanks naar het oude adres is verzonden. De Inspecteur mag niet voorbijgaan aan een dergelijke kennisgeving van een adreswijziging, die is gedaan met gebruikmaking van aangiftesoftware waarvan het gebruik door de Belastingdienst is aanvaard en waarin vermelding van het adres van de aangifteplichtige wordt verlangd zonder dat uit het desbetreffende formulier zelf duidelijk blijkt dat een aldus aan de Belastingdienst ter kennis gebracht adres niet zal worden verwerkt.
(...)
Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3 en 3.4 is overwogen, kan `s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen, in de eerste plaats voor een onderzoek naar de door de Inspecteur gestelde verzending van de aanslag in december 2007, en in de tweede plaats, indien het antwoord op de eerste vraag daartoe aanleiding geeft, voor de beoordeling van belanghebbendes hiervoor in 3.4.5 vermelde stellingen, en voorts, afhankelijk van de uitkomst van die beoordeling, voor een onderzoek naar de door het Hof onbehandeld gelaten stellingen.”