Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3674, 12/00352

Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3674, 12/00352

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 oktober 2013
Datum publicatie
30 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:3674
Zaaknummer
12/00352
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.90

Inhoudsindicatie

Resultaat overige werkzaamheden. Belanghebbendes handelwijze bij de kandidaatstelling voor een hoogheemraadschap ligt zo zeer buiten het normale bereik van zijn werkzaamheid dat de schadetoebrengende gedragingen niet meer aan die werkzaamheid kunnen worden toegerekend. Beroep op vertrouwensbeginsel afgewezen.

Uitspraak

Kenmerk 12/00352

3 oktober 2013

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/4658 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Zaandam,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 10 december 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.609 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.824 (hierna: de aanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 21 juli 2011, de aanslag verminderd naar een berekend naar een verlies uit werk en woning van € 6.767 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.824.

1.3.

Bij uitspraak van 22 maart 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 mei 2012 en aangevuld bij brief van 30 mei 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. Belanghebbende, die bij aangetekende brief van 8 juli 2013, verzonden aan het adres [adres], [postcode] [letters][woonplaats] is uitgenodigd voor de zitting, is niet verschenen. Blijkens de gegevens van TNT post (‘track and trace’) is de brief, waarin de uitnodiging is verzonden op 9 juli 2013 afgeleverd. Namens de inspecteur is verschenen[inspecteur].

1.6.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

2.1.

In de periode van 25 september 2004 tot 6 oktober 2004 hebben verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap van [plaats] (hierna: het Hoogheemraadschap) plaatsgevonden.

2.2.

Op de verkiezingen was het [plaats] Kiesreglement (hierna: het Kiesreglement) van toepassing. In artikel 16 van het Kiesreglement is bepaald dat per kandidaat een opgave tot kandidaatstelling wordt ingeleverd en dat die opgave is ondertekend door ten minste tien personen die bevoegd zijn tot kandidaatstelling (ondersteuners). In artikel 20 is opgenomen dat uiterlijk op de vierde werkdag na de dag van de kandidaatstelling, het stembureau een zitting houdt tot het onderzoeken van de opgaven tot kandidaatstelling. In artikel 61 van het Kiesreglement is bepaald dat het algemeen bestuur de geloofsbrief onderzoekt en beslist of de benoemde als lid wordt toegelaten. Daarbij gaat het na of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het omtrent de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de opgave van de kandidaatstelling. In artikel 69 van het Kiesreglement is bepaald dat, indien het algemeen bestuur besluit tot niet-toelating van één of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming, de voorzitter terstond nadat het besluit onherroepelijk is geworden, daarvan onverwijld kennis geeft aan het dagelijks bestuur en dat zo spoedig mogelijk nadat deze kennisgeving is ontvangen, een nieuwe stemming plaatsvindt en de uitslag van de verkiezing opnieuw wordt vastgesteld.

2.3.

Op 21 juni 2004 heeft eiser zich kandidaat gesteld voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap, categorie gebouwd, district Noord. Het stembureau van het Hoogheemraadschap heeft de kandidaatstelling van eiser onderzocht. Daarbij is gebleken dat van de dertien door eiser opgegeven ondersteuners vijf geen eigenaar waren van een gebouwde onroerende zaak en derhalve niet als ondersteuner konden worden meegeteld. Eiser is toen in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Op 30 juni 2004 heeft eiser een aanvullende lijst van vier ondersteuners ingediend, van wie – naar is gebleken – twee niet tot ondersteuning bevoegd bleken. In totaal bleven tien bevoegde ondersteuners over. Het stembureau heeft vervolgens op 2 juli 2004 vastgesteld dat de kandidatuur van eiser aan de voorwaarden voldeed.

2.4.

Naar aanleiding van een in september 2004 gerezen vermoeden dat eiser fraude had gepleegd bij zijn kandidaatstelling doordat de handtekeningen van de ondersteuners niet (alle) door henzelf waren geplaatst, heeft het Hoogheemraadschap nader onderzoek ingesteld. Dit onderzoek heeft opgeleverd dat twee van de tien handtekeningen van de ondersteuners vals of vervalst waren.

2.5.

Op 23 september 2004 heeft het stembureau in een openbare vergadering beraadslaagd over de kandidaatstelling van eiser en ter zake proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal houdt onder meer in dat is gebleken dat de opgave niet is ondertekend door ten minste tien personen die bevoegd zijn tot kandidaatstelling, dat als de nu bekende feiten tijdens de zitting van 2 juli 2004 het stembureau bekend zouden zijn geweest, de opgave op grond van het Kiesreglement ongeldig zou zijn verklaard, en dat het stembureau op grond van het Kiesreglement niet is toegestaan de opgave ongeldig te verklaren, nu de kandidaatstellingsfase van de verkiezing reeds is afgesloten.

2.6.

De stembiljetten zijn op 24 september 2004 aan de kiesgerechtigden van het Hoogheemraadschap verstuurd, waarna eiser is verkozen tot lid van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap.

2.7.

De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft het Hoogheemraadschap op 26 oktober 2004 geadviseerd eiser niet toe te laten als lid van de verenigde vergadering. Op 27 oktober 2004 heeft de verenigde vergadering overeenkomstig dit advies besloten. Het algemeen bestuur vormt samen met het dagelijks bestuur de verenigde vergadering.

2.8.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). In de uitspraak van 10 november 2004 (LJN AR6411, AB 2004/426) heeft de Afdeling, samengevat, het volgende overwogen. Door aan de weigering eiser toe te laten ten grondslag te leggen dat zijn kandidaatstelling ongeldig was, heeft de verenigde vergadering in strijd gehandeld met artikel 61 van het Kiesreglement. In zoverre was eisers beroep gegrond. De Afdeling oordeelde voorts dat geen sprake is geweest van betrouwbare verkiezingen. Gelet hierop dient, aldus de Afdeling, de stemming in het Kiesdistrict Noord, categorie gebouwd, ongeldig te worden verklaard. Ingevolge artikel 69 van het Kiesreglement vindt bij niet-toelating van een lid wegens ongeldigheid van de stemming een nieuwe stemming plaats. Deze nieuwe stemming vindt plaats op basis van dezelfde kandidatenlijsten als de eerste. Nu de risico's voor verwarring en onzekerheid bij de kiesgerechtigden hun oorsprong vinden in hetgeen bekend is geworden omtrent de kandidaatstelling en bij enkele herstemming op basis van diezelfde kandidaatstelling zich dus vergelijkbare risico's zullen voordoen, kan daarmee, aldus de Afdeling, niet worden volstaan. In dit geval dienen in het kiesdistrict Noord voor de categorie gebouwd nieuwe verkiezingen te worden gehouden. In dit kader zal ook de kandidaatstellingsprocedure opnieuw moeten worden doorlopen, aldus nog steeds de Afdeling.

2.9.

Het Hoogheemraadschap heeft hierna herverkiezingen gehouden voor district Noord, categorie gebouwd. Eiser heeft zich opnieuw verkiesbaar gesteld en is verkozen tot lid van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap.

2.10.

Het Hoogheemraadschap heeft eiser bij dagvaarding van 28 september 2006 gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd hem te veroordelen tot betaling van € 357.616,90. Aan deze vordering heeft het Hoogheemraadschap – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat eiser onrechtmatig jegens het Hoogheemraadschap heeft gehandeld door willens en wetens verkiezingsfraude te plegen. De gevorderde schade bestaat uit de extra kosten die zijn gemaakt tijdens de eerste verkiezing en de kosten voor de herverkiezing, alsmede buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat eiser onrechtmatig heeft gehandeld bij zijn kandidaatstelling voor de verkiezingen van het Hoogheemraadschap en de vordering toegewezen tot een bedrag van € 351.504,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Op het door eiser ingestelde hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis van de rechtbank Amsterdam bekrachtigd. Het door eiser ingestelde beroep in cassatie is door de Hoge Raad bij zijn arrest van 25 maart 2011 (LJN BP2310, NJ 2011, 139) verworpen.

2.11.

In zijn aangifte ib/pvv voor het onderhavige jaar heeft eiser een bedrag van € 9.135 als bruto resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Dit bedrag beloopt het totaal van de door eiser ontvangen bedragen ter zake van de door hem vervulde bestuurslidmaatschappen van een drietal hoogheemraadschappen. Voorts heeft hij een totaalbedrag aan kosten van resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 399.826, bestaande uit € 13.757 aan uitgaven voor rechtsbijstand in verband met de de hiervoor genoemde procedures en € 386.069 aan door hem te betalen schadevergoeding inclusief de wettelijke rente in verband met de herverkiezingen.

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan Daarbij merkt het Hof op dat de stelling van belanghebbende in zijn hoger beroepschrift dat “de uitspraak d.d. 22mrt2012 van Rechtbank Haarlem inzake 11/4658 [voort] borduurt op een onjuiste conclusie van de rechtbank Amsterdam d.d. 8aug2007 inzake 06-3304” , anders dan belanghebbende kennelijk veronderstelt, niet meebrengt dat hetgeen is vermeld in 2.10 van de uitspraak van de rechtbank niet als feit in aanmerking kan worden genomen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de door belanghebbende betaalde schadevergoeding (€ 386.069) en de kosten in verband met rechtsbijstand (€ 13.757) terecht niet in aftrek zijn aanvaard door de inspecteur.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing