Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3684, 12/01134

Gerechtshof Amsterdam, 17-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3684, 12/01134

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 oktober 2013
Datum publicatie
30 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:3684
Zaaknummer
12/01134

Inhoudsindicatie

Bezwaar niet-ontvankelijk.

Ontbreken van rechtsmiddelverwijzing op de aangifte leidt niet tot verschoonbare termijnoverschrijding.

De stelling van belanghebbende dat het gemeenschapsrecht voorrang behoeft op de nationale procesregels faalt.

Geen schending hoorplicht omdat sprake was van kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar.

Geen toetsing door de belastingrechter mogelijk van juistheid van de beslissing van de inspecteur af te zien van ambtshalve vermindering.

Uitspraak

kenmerk 12/01134

17 oktober 2013

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven (Netcar Automotive v.o.f.)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/3048 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Roosendaal,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 4 november 2010 belasting van personenauto’s en

motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 27 april 2012 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak, gedagtekend 26 mei 2012, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 2 november 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 november 2012, aangevuld bij faxbericht van 18 december 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 3 juni 2013 heeft het Hof van de gemachtigde van belanghebbende een pleitnota ontvangen. Op 13 juni 2013 heeft het Hof van de inspecteur een pleitnota ontvangen. Afschriften hiervan zijn verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij het volgende heeft overwogen:

“3.1. Artikel 22j, aanhef en onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bepaalt dat de termijn voor het instellen van bezwaar aanvangt met ingang van de dag na die van de voldoening. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken na de voldoening op aangifte. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

3.2. Niet in geschil is dat de bpm is voldaan op 4 november 2010. De laatste dag van de bezwaartermijn is derhalve 16 december 2010. Voorts is niet in geschil dat het bezwaarschrift, na het einde van de termijn, te weten 27 april 2012, door verweerder is ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.

3.3.

Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest (artikel 6:11 Awb).

3.4.

Eiser (Hof: belanghebbende) heeft hieromtrent aangevoerd dat op het door verweerder (Hof: de inspecteur) toegestuurde betaalbericht een rechtsmiddelenverwijzing ontbreekt en dat eiser niet wist dat hij bezwaar diende in te stellen tegen zijn eigen betaling. Eiser vult daarbij aan dat hij een particulier is die geen specifieke kennis heeft van het belastingrecht in het algemeen en de bpm in het bijzonder.

3.5.

De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid niet kan leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Van een belastingplichtige mag verwacht worden dat hij op de hoogte is, dan wel zich op de hoogte laat stellen van de mogelijkheid van bezwaar tegen de voldane bpm, dan wel dat hij tijdig iemand inschakelt om zijn belastingzaken te laten behartigen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat eiser zich relatief eenvoudig op de hoogte had kunnen laten stellen van de mogelijkheid van bezwaar tegen de eigen voldoening van belasting. Zo heeft verweerder ter zitting gemotiveerd en geadstrueerd dat in 2010 op de site van de belastingdienst een toelichting op de aangifte bpm was te vinden, waarin onder andere de mogelijkheid van bezwaar stond. Dat het betaalbericht geen rechtsmiddelenverwijzing bevat, doet aan het oordeel niets af. Er dient immers bezwaar te worden gemaakt tegen de eigen betaling en niet tegen het betaalbericht. Verweerder heeft eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring dient dus ongegrond te worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil komt de rechtbank derhalve niet toe.

3.6.

Nu het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is het beroep ongegrond.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.

Voorts is in geschil of de hoorplicht is geschonden en of de inspecteur gehouden is ambtshalve een teruggaaf te verlenen.

3.2.

Indien het bezwaar ontvankelijk is, is tussen partijen in geschil of belanghebbende recht heeft op (integrale) vergoeding van de proceskosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep heeft moeten maken.

3.3.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing