Gerechtshof Amsterdam, 31-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3906, 12/01158
Gerechtshof Amsterdam, 31-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3906, 12/01158
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 oktober 2013
- Datum publicatie
- 13 november 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3906
- Zaaknummer
- 12/01158
Inhoudsindicatie
Het Hof oordeelt dat de rechtbank in redelijkheid heeft kunnen concluderen tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van de gronden. Tegen de hoogte van de toegekende kosten van de verzetprocedure had belanghebbende beroep in cassatie moeten instellen.
Uitspraak
kenmerk 12/01158
31 oktober 2013
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A] te [P], belanghebbende,
gemachtigde: mr. M.J.G. Letschert,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 12/172 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Centrale Administratie,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 19 september 2011 aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) voor een bedrag van € 836 opgelegd, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 836 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij gezamenlijke uitspraak, gedagtekend 16 december 2011, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak van 20 maart 2012, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen deze uitspraak ingestelde verzet heeft de rechtbank bij uitspraak van 29 juni 2012 gegrond verklaard, waarbij de inspecteur is veroordeeld de kosten van verzet ten bedrage van € 19,40 aan belanghebbende te voldoen.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 2 november 2012 het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 december 2012, aangevuld bij brief van 15 januari 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.3. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiser is blijkens de kentekenregistratie sedert 26 april 2008 houder van het motorvoertuig met kenteken [nummer], merk Seat (hierna: de auto). De auto is vanaf 2 september 2009 tot en met 23 juni 2010 en daarna ingaande 9 oktober 2010 als geschorst geregistreerd als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Op 20 maart 2011 om 21.39 uur is bij een controle aan de Rijksweg A4, ter hoogte van Den Ruijgen Hoek geconstateerd dat de auto zich op de openbare weg bevond. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag en de boete opgelegd.
Eiser heeft toegegeven dat hij op 20 en 21 maart 2011 met de auto van de openbare weg gebruik heeft gemaakt.”.
Het Hof vult de feiten als volgt aan:
De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 16 december 2011. De beroepstermijn eindigt derhalve op 27 januari 2012.
Belanghebbende heeft bij brief van 11 januari 2012, ingekomen bij de rechtbank op 13 januari 2012, een pro forma beroepschrift ingediend. De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 16 januari 2012 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na verzending van die brief de gronden van het beroep aan te vullen, dat wil zeggen dat de termijn voor het indienen van de gronden eindigt op 13 februari 2012. In deze brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Uw beroepschrift voldoet niet aan de voorwaarden die aan een beroepschrift worden gesteld. Hieronder is aangekruist aan welke voorwaarden alsnog moet worden voldaan.
U moet:
(…)
X de gronden van het beroep (de redenen waarom u in beroep bent gegaan) meedelen.
(…)
Ik verzoek u zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen vier weken na de datum van verzending van deze brief de hierboven aangekruiste informatie aan mij toe te sturen.
Nader uitstel zal niet worden verleend.
Voldoet u niet aan dit verzoek en dient u ook niet binnen de gestelde termijn een verzoek om uitstel in, dan kan de rechtbank uw beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat wil zeggen dat uw beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld en dat de procedure wordt beëindigd.
(…)”
Op 16 februari 2012 heeft belanghebbende per fax een aanbiedingsbrief en de gronden van het beroep ingediend.
3 Geschil in hoger beroep
3.1.1. Het geding betreft het antwoord op de vraag of het beroep bij de rechtbank ontvankelijk is.
3.1.2. Voorts betreft het geding het antwoord op de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de kosten van verzet € 19,40 bedragen, hetgeen belanghebbende betwist.
3.1.3. Ter zitting heeft belanghebbende opgemerkt dat, ingeval het Hof tot het oordeel komt dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, de zaak voor een alsdan inhoudelijke beoordeling dient te worden teruggewezen naar de rechtbank.