Gerechtshof Amsterdam, 31-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3909, 12/00132
Gerechtshof Amsterdam, 31-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3909, 12/00132
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 oktober 2013
- Datum publicatie
- 11 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3909
- Zaaknummer
- 12/00132
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is ten onrechte als douaneschuldenaar aangemerkt in de zin van artikel 54 Douanebesluit/ artikel 7:4 Algemene douanewet, nu niet is gebleken dat zij onjuiste gegevens heeft verstrekt.
Uitspraak
kenmerk 12/00132
31 oktober 2013
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Roosendaal
de inspecteur,
alsmede
op het incidenteel hoger beroep van
[A] te [P], belanghebbende,
gemachtigde: C.H. Bouwmeester en S. Kruikemeier (Loyens & Loeff N.V.),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 10/6309 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 11 februari 2010 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 515.914,60 aan douanerechten.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 27 oktober 2010, de UTB verminderd tot een bedrag van € 511.056,14.
Bij uitspraak van 21 december 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de UTB vernietigd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 292 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 januari 2012, aangevuld bij brief van 21 februari 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2013. Het onderzoek in de onderwerpelijke zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaak met kenmerk 12/00131 en het onderzoek in de zaak met kenmerk 12/00133. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.5. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is logistiek dienstverlener.
[X] (Hof: [X1] B.V) is importeur van ballastgewichtsystemen (ook wel tegengewichten of contragewichten genoemd) van oorsprong en herkomst uit China. De ballastgewichtsystemen bestaan uit blokken van gietijzer waaraan bevestigingssystemen zijn gemonteerd. Met behulp van deze bevestigingssystemen kunnen de ballastgewichtsystemen aan de voor- (door middel van een fronthefinrichting) of de achterzijde (door middel van plaatsing op de driepuntstang) van de tractor worden bevestigd. De ballastgewichtsystemen bestaan in verschillende maten, met een verschillend gewicht. Een ballastgewichtsysteem van de juiste zwaarte wordt samen met een landbouwwerktuig aan een tractor gekoppeld. De zwaarte wordt berekend aan de hand van het soort werktuig en de uit te voeren werkzaamheid.
De aangiften ten invoer worden verzorgd door [Y] (Hof: Expeditiebedrijf L. [Y] B.V.) in opdracht van eiseres. Tot 17 maart 2008 deed [Y] dit op eigen naam en voor eigen rekening. Vanaf 17 maart 2008 treedt [Y] op als direct vertegenwoordiger van [X]. In de aangiften is in de meeste gevallen de omschrijving “delen van machines voor gebruik in o.a. de landbouw, tuinbouw” gebruikt. Incidenteel is een van de volgende omschrijvingen gebruikt:
- “ andere delen voor landbouwwerktuigen”;
- “ andere gegoten werken van ijzer of van staal: van smeedbaar gietijzer”;
- “ andere werken van ijzer of staal, andere”.
Bij [X] is op grond van artikel 78 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) een controle na invoer (hierna: CNI) ingesteld. Van de CNI is een controlerapport opgesteld. Naar aanleiding van de CNI is aan eiseres de utb opgelegd omdat zij de voor de opstelling van de aangiften benodigde gegevens heeft verstrekt, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze gegevens verkeerd waren.
De Administratie der douane en accijnzen te Brussel heeft op 12 mei 2010 een bindende tariefinlichting aan [X] afgegeven voor een product met de handelsnaam “Fendt 1800 kg.” (BTI-Referentie BE D.T.267.266). Het product wordt ingedeeld onder goederencode 73251099. De omschrijving in rubriek 7 luidt als volgt:
“Tegengewicht (1800 kg) voor tractors, van niet-smeedbaar gietijzer, dat door middel van een hefinrichting aan de voorzijde of door plaatsing op de driepuntstang aan de achterzijde wordt bevestigd.”
3 Geschil in hoger beroep
In principaal hoger beroep is primair in geschil of de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de voorwaarden van artikel 220, lid 2, letter b, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) zijn vervuld, zodat van navordering dient te worden afgezien, hetgeen de inspecteur bestrijdt. Subsidiair is in geschil of belanghebbende als schuldenaar kan worden aangemerkt, hetgeen de inspecteur stelt, doch belanghebbende betwist.
In incidenteel hoger beroep is in geschil of de ballastgewichtsystemen dienen te worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8708 99 97, zoals de inspecteur voorstaat, dan wel onder GN-onderverdeling 8432 90 00 of 7325 10 99, zoals belanghebbende bepleit.