Gerechtshof Amsterdam, 05-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3915, 12/00316
Gerechtshof Amsterdam, 05-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3915, 12/00316
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 september 2013
- Datum publicatie
- 20 november 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3915
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:403
- Zaaknummer
- 12/00316
Inhoudsindicatie
Belanghebbende maakt aftrekposten niet aannemelijk. De door belanghebbende gestelde toekomstige nabetaling dan wel terugvordering van loon heeft geen invloed op het belastbare loon van het onderhavige jaar.
Uitspraak
kenmerk 12/00316
5 september 2013
uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/5771 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Zaandam,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 4 juni 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.179. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft de inspecteur een bedrag van € 510 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 20 september 2011, de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Bij uitspraak van 19 maart 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 april 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 8 mei 2013 heeft een behandeling van de zaak ter zitting van de derde meervoudige belastingkamer plaatsgevonden. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. De uitnodiging van het Hof voor de zitting is bij aangetekende brieven van 14 en 18 februari 2013 verzonden aan het door belanghebbende in zijn beroepschrift in hoger beroep alsmede in het beroepschrift in eerste aanleg opgegeven correspondentieadres ([a-straat] 16 te [Z]). Deze brieven zijn op 19 respectievelijk 25 februari 2013 door het Hof terugontvangen onder vermelding “verhuisd”. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Op dit proces-verbaal zal het Hof geen acht slaan, zoals hierna onder 4.1 nader zal worden overwogen.
Het Hof heeft op 20 februari 2013 onderzoek verricht naar de woonplaats van belanghebbende. Raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie heeft uitgewezen belanghebbende ingeschreven stond op het voormelde correspondentieadres, maar dat de aanduiding van de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie sedert 24 januari 2013 “in onderzoek” waren.
Op 27 mei 2013 heeft het Hof wederom de gemeentelijke basisadministratie geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat belanghebbende sedert 29 april 2013 is ingeschreven op het adres [B-straat] 10 te [Z].
Bij brief van 31 mei 2013 heeft het Hof partijen bericht dat het in voormelde gang van zaken aanleiding heeft gezien partijen opnieuw uit te nodigen voor de behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep.
De derde meervoudige belastingkamer heeft de zaak vervolgens verwezen naar de eerste enkelvoudige belastingkamer.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep is opnieuw aangevangen ter zitting van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 22 augustus 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Belanghebbende, die bij brief van 3 juli 2013, aangetekend verzonden aan [B-straat] 10, [postcode] te [Z], is uitgenodigd voor de zitting, is niet verschenen. Blijkens in het dossier opgenomen gegevens van PostNL is de brief waarin de uitnodiging is verzonden op 3 juli 2013 afgeleverd.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting van 22 augustus 2013 is een schrijven van belanghebbende, gedagtekend 26 augustus 2013, bij het Hof ingekomen. Hierin bericht belanghebbende onder meer dat hij op 22 augustus 2013 per abuis naar de rechtbank aan de Parnassusweg was gereisd en dat hij verzoekt om aanhouding van de zaak. Het Hof heeft in deze brief geen aanleiding gezien – zoals onder 4.2 nader wordt overwogen – het onderzoek te heropenen.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin, alsmede in het hierna opgenomen citaat van de uitspraak van de rechtbank, aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiser is het gehele jaar 2008 ongehuwd en woont tezamen met zijn dochter [A], geboren in 1989, op het adres [a-straat] 16 te [Z].
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 15 januari 2008 een voorlopige teruggaaf 2008 verleend van € 1.215.
Eiser heeft omstreeks 26 maart 2009 aangifte IB/PVV 2008 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.975. In deze aangifte heeft eiser in de rubriek ‘Loon of uitkering Ziektewet’ een bedrag van totaal € 9.440 aangegeven, met een bijbehorend bedrag aan loonheffing van € 2.217, en in de rubriek ‘Pensioen, lijfrente of een andere uitkering’ een bedrag van € 16.144, met een bijbehorend bedrag aan loonheffing van € 3.789. Het aangegeven belastbaar loon bedraagt derhalve totaal € 25.584 en het totale bedrag aan ingehouden loonheffing € 6.006. Verder heeft eiser in de aangifte een bedrag van € 18.204 in aftrek gebracht wegens betaalde premies voor inkomensvoorzieningen.
Verweerder heeft met dagtekening 11 juni 2009 conform de aangifte een tweede voorlopige teruggaaf 2008 verleend van € 5.010 (€ 4.791 bedrag een belasting en € 219 heffingsrente). Deze teruggaaf is verrekend met een bedrag van € 744 ten onrechte ontvangen bedrag aan kindgebonden budget vermeerderd met € 13 kosten. Het door eiser terugontvangen bedrag bedroeg derhalve € 4.253.
Verweerder heeft bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV 2008 de in aftrek gebrachte premie voor een lijfrente niet geaccepteerd.
Tot de dossierstukken behoort een overzicht van de Fiscale Loon Gegevens (Fibase) ten name van eiser over het jaar 2008. Hierop staat in totaal een bedrag aan loon vermeld van € 25.584 en een bedrag aan ingehouden loonheffing van € 6.006.”
2.2.Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld.