Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3917, 12/00428
Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3917, 12/00428
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2013
- Datum publicatie
- 20 november 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3917
- Zaaknummer
- 12/00428
Inhoudsindicatie
Belanghebbende levert geen bewijs van de door hem opgevoerde aftrekposten (o.a. negatief loon en kosten levensonderhoud kinderen).
Uitspraak
kenmerk 12/00428
3 oktober 2013
uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/526 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Zaandam,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 2 juli 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.783. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft de inspecteur een bedrag van € 153 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 16 december 2010, de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Bij uitspraak van 23 april 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 juni 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Belanghebbende, die bij aangetekende brief van 18 juli 2013 verzonden aan [A-straat] 73, [postcode] te [Z], is uitgenodigd voor de zitting, is niet verschenen. Blijkens gegevens van PostNL is de brief waarin de uitnodiging is opgenomen op 22 juli 2013 afgehaald.
In het na sluiting van het onderzoek door het Hof op 11 september 2013 ontvangen schrijven van belanghebbende, gedagtekend 10 september 2013, ziet het Hof geen reden voor heropening van het onderzoek. Belanghebbende heeft onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat van belanghebbende in redelijkheid niet kon worden gevergd dat hij de zitting zou bijwonen; voorts is het Hof van oordeel dat het onderzoek is voltooid. Het belang dat belanghebbende heeft bij heropening van het onderzoek weegt naar het oordeel van het Hof dan niet op tegen het algemeen belang van een tijdige en doelmatige afdoening van de onderhavige zaak.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de verderop in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1.Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 15 januari 2007 een voorlopige teruggaaf ib/pvv 2007 verleend van € 10.690.
2.2.Op grond van een door eiser ingediende aangifte ib/pvv 2007 (hierna: de aangifte) heeft verweerder aan eiser met dagtekening 28 november 2008 een voorlopige aanslag 2007 opgelegd. De voorlopige aanslag bedraagt, na verrekening van de onder 2.1 vermelde voorlopige teruggaaf, € 181. Daarnaast is een bedrag van € 13 aan heffingsrente in rekening gebracht.
2.3.Naar aanleiding van de aangifte heeft verweerder bij brieven van 23 november 2009 en 15 februari 2010 eiser verzocht om aanvullende informatie met betrekking tot de door eiser gestelde aftrekposten als ziektekosten en andere buitengewone uitgaven. Daarbij heeft verweerder eiser verzocht om informatie met betrekking tot de kinderkorting en de alleenstaande ouderkorting en heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor de arbeidskorting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
2.4.Verweerder heeft bij brief van 2 april 2010 eiser meegedeeld dat hij voornemens is af te wijken van de aangifte. Met dagtekening 2 juli 2010 heeft verweerder de aanslag voor het jaar 2007 op een te betalen bedrag van € 1.227 vastgesteld en heeft daarbij € 153 heffingsrente in rekening gebracht. Eiser heeft daarop voor een tweede maal een aangifte ib/pvv 2007 ingediend, die door verweerder is aangemerkt als een bezwaarschrift (hierna: het bezwaar).
2.5.Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder bij brieven van 27 augustus 2010, 7 september 2010, 30 september 2010 en 12 oktober 2010 eiser verzocht om toezending van nadere informatie. Naast de onder 2.3 genoemde gegevens heeft verweerder verzocht om het negatief loon en de kosten van levensonderhoud voor kinderen jonger dan 30 jaar te onderbouwen met stukken. Bij brief van 14 september 2010 heeft verweerder eiser een lijst met vaste bedragen voor diëten gestuurd. Verweerder heeft eiser tweemaal uitgenodigd voor een hoorgesprek. Zonder afbericht is eiser daar niet verschenen. Eiser heeft niet gereageerd op de brieven van verweerder.
2.6.Bij uitspraak op bezwaar van 16 december 2010 heeft verweerder de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.”
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de aanslag IB/PVV voor het jaar 2007 niet te hoog is vastgesteld.