Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4419, 12/00397 tot en met 12/00400
Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4419, 12/00397 tot en met 12/00400
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 november 2013
- Datum publicatie
- 11 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:4419
- Zaaknummer
- 12/00397 tot en met 12/00400
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is op goede gronden aangemerkt als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Uitspraak
Kenmerken 12/00397 tot en met 12/00400 en 13/00682
28 november 2013
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
I. [A], te[P], belanghebbende,
tegen de uitspraken in de zaken met kenmerken AWB11/3259, 11/3260, 11/3261, 11/3262 en 11/3263 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor[P],
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 27 april 2010 aan belanghebbende over de tijdvakken 2005, 2006, 2007 2008 en 2009 naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 2000 per tijdvak.
Op 28 december 2010 heeft de inspecteur over het tijdvak 2005 tot en met 2007 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor een bedrag van € 12.173 opgelegd alsmede bij beschikking een bedrag aan heffingsrente van € 1.943 en bij beschikking een boete van € 1.400 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 3 mei 2011, de naheffingsaanslagen gehandhaafd met uitzondering van de naheffingsaanslag over 2009, welke is verminderd tot een bedrag van € 1.347. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld, welke als volgt zijn geregistreerd.
Bij uitspraken van 4 april 2012, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroepen AWB 11/3259 (Hof 12/00397), AWB 11/3260 (Hof 12/00398), AWB 11/61 (Hof 12/00399) en AWB 11/3262 (Hof 12/00400) ongegrond verklaard, de beroepen AWB 11/3259 en AWB 11/3263 (Hof: 13/00682) gegrond verklaard, de naheffingsaanslag [nummer].[1] vernietigd en de naheffingsaanslag [nummer].[7] verminderd tot € 9.036 en heeft gelast dat de inspecteur de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boete verminderd tot € 1.000, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.320 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 152 vergoedt.
Het tegen de uitspraken met de nummers AWB 11/3259tot en met AWB 11/3263 ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 mei 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Schematisch kan een en ander als volgt worden weergegeven.
Hoger beroep Hof |
Beroep rechtbank |
Tijdvak |
Naheffing- aanslag nr. |
OB na bezwaar |
OB na Rechtbank uitspraak |
- |
11/3258 |
2005 |
(…).[1] |
€ 2000 |
€ 0 |
12/00397 |
11/3259 |
2006 |
(…) [3] |
€ 2000 |
€ 2000 |
12/00398 |
11/3260 |
2007 |
(…) [4] |
€ 2000 |
€ 2000 |
12/00399 |
11/3261 |
2008 |
(…).[5] |
€ 2000 |
€ 2000 |
12/00400 |
11/3262 |
2009 |
(…) [6] |
€ 1.347 |
€ 1.347 |
13/00682 |
11/3263 |
2005 - 2007 |
(…) [7] |
€ 12.173 |
€ 9.036 |
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Op het adres [adres] te[P] is een horecagelegenheid gevestigd met de naam “[Z]”. Deze gelegenheid wordt geëxploiteerd door ’[Z] B.V. De bovenverdieping wordt gebruikt door een groep inwoners van[P] met een Turkse achtergrond. Deze verdieping bestaat uit een aantal ruimten waarin dranken en etenswaren worden verkocht en waar tegen betaling gebruik kan worden gemaakt van de daar geplaatste pooltafels en van een kansspelautomaat. De ruimten zijn vrij toegankelijk en dagelijks geopend van 18.00 uur tot 24.00 uur.
In ruil voor het gebruik van de ruimten worden de dranken bij ‘[Z] B.V. ingekocht en wordt een winstopslag over deze inkopen in rekening gebracht als vergoeding voor het gebruik van de ruimten. Daarnaast wordt als tegemoetkoming voor het gebruik de opbrengst van de pooltafels en het speelautomaat gedeeld met ’[Z] B.V en met de eigenaar van de apparaten, [B] B.V.
Medewerkers van de Belastingdienst hebben drie keer een bezoek gebracht aan de ruimten op de bovenverdieping van ’[Z]. Aan belanghebbende en diens gemachtigde zijn vragen gesteld over de gang van zaken.
Op 8 oktober 2010 heeft de inspecteur naar aanleiding van het onderzoek een controlerapport uitgebracht. In het rapport staat – onder meer – het volgende vermeld:
“(…) Op grond van de volgende argumenten zijn wij van mening dat door de heer Ismaël [A] wordt opgetreden in het economisch verkeer en dat sprake is van een commercieel bedrijf:
- Tegen betaling worden alcoholische dranken, thee, koffie en frisdranken aan derden verkocht;
- Tevens worden tegen betaling tosti’s en snacks aan derden verkocht;
- Daarnaast wordt aan derden tegen betaling gelegenheid gegeven tot “poolen”.
- Tegen betaling worden feesten georganiseerd waarbij buikdanseressen optreden en maaltijden worden verzorgd.
- Tot en met december 2009 werd aan derden tegen betaling (inworp van muntstukken) gelegenheid gegeven tot het spelen op kansspelautomaten;
De bovenzaal wordt niet geëxploiteerd door een vereniging of stichting. Entree of contributie wordt niet geheven. Van enige beslotenheid is niets gebleken. De bovenzaal is voor iedereen toegankelijk.
De heer Ismaël [A] dient als ondernemen te worden aangemerkt omdat hij:
- alle beheershandelingen (inkopen/verkopen) verricht;
- alle uitvoerende handelingen (serveren/schoonmaken) verricht;
- de kas beheert en afrekent met de klanten/debiteuren;
- de sleutel beheert;
- geen verantwoording aan derden hoeft af te leggen.
Uit de verklaringen van de families [C] (’[Z] BV) en [BB] ([B] BV) blijkt eveneens dat zij afspraken maken en zaken doen met de heer Ismaël [A]. De tijdens ons bedrijfsbezoek van 24 maart 2010 in de bovenzaal aanwezige heer [D] verklaarde slechts even op de zaak te passen voor de heer Ismaël [A]. Tevens wijzen wij nog naar ons bedrijfsbezoek op zaterdagavond 29 mei 2010 waarbij de heer Ismaël [A] verklaarde naast de zaal van de Turkse gemeenschap ook de beide poolruimten en de bar te exploiteren.
(…)
19 Omzetbelasting
(…)
Uit de door ons in dit verslag aangevoerde feiten en omstandigheden blijkt ons inziens dat wel degelijk sprake is van ondernemerschap en omzet.
Dientengevolge zijn over de jaren 2005 tot en met 2009 jaarlijks ambtshalve (geschatte) aanslagen omzetbelasting ten bedrage van € 2.000,- opgelegd. (…)
Af te dragen OB 2005 2006 2007 2008 2009
Horeca alg. tarief € 319,- € 335 € 431 € 159 € 122
Horeca laag tarief € 1.018 € 1.069 € 1.375 € 509 € 389
Speelaut. Pooltafels € 3.800 € 6.814 € 3.012 € 1.500 € 836
Totaal af te dragen OB € 5.137 € 8.218 € 4.818 € 2.168 € 1.347
In 2010 AH opgelegd € 2.000 € 2.000 € 2.000 € 2.000 € 2.000
Na te heffen OB € 3.137 € 6.218 € 2.818 € 168
Terug te geven OB € 653,-
(...)”
Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de naheffingsaanslag nr. (…)[7], beschikking heffingsrente en boete opgelegd voor het tijdvak 2005 tot en met 2007, te weten € 3.137 + € 6.218 + € 2.818 zijnde € 12.173. De inspecteur heeft in de uitkomsten van het boekenonderzoek aanleiding gevonden om de naheffingsaanslag nr. (…) [6], betreffende het jaar 2009, te verminderen tot een bedrag € 1.347. Voor het jaar 2008 is, gelet op het geringe belang, geen tweede naheffingsaanslag opgelegd.
Naar aanleiding van door de inspecteur uitgereikte aangiftebiljetten voor tijdvakken in 2010 heeft de toenmalig gemachtigde van belanghebbende bij brief van 12 april 2010 meegedeeld dat hij van mening is dat invulling en terugzending niet zinvol is omdat belanghebbende geen ondernemer is en ook geen activiteiten als ondernemer heeft ontplooid. Om diezelfde reden heeft belanghebbende geen administratie bijgehouden van zijn activiteiten in de ruimten boven ’[Z].
De inspecteur heeft op 27 mei 2010 ambtshalve een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Deze aanslag is op 31 juli 2010 vernietigd.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de naheffingsaanslagen opgelegd over belastingtijdvakken in de jaren 2006 tot en met 2009. Partijen houdt verdeeld of belanghebbende terecht als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 is aangemerkt, hetgeen de inspecteur stelt, doch belanghebbende bestrijdt.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van de zitting.