Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4420, 12/00578

Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4420, 12/00578

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 november 2013
Datum publicatie
11 december 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:4420
Zaaknummer
12/00578

Inhoudsindicatie

Er is geen sprake van een overdracht in de zin van artikel 31 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Belanghebbende heeft geen recht op aftrek van voorbelasting omdat zij wist dat de leverancier de omzetbelasting niet op aangifte heeft voldaan.

Uitspraak

kenmerk 12/00578

28 november 2013

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A] B.V. te [P 2], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/1079 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor [stad],

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 24 maart 2010 aan belanghebbende over het tijdvak

1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd tot een bedrag van € 50.612, alsmede bij beschikking een boete van € 4.537. Voorts is aan belanghebbende heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 7.489.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 28 januari

2011, de naheffingsaanslag verminderd tot € 18.272 aan omzetbelasting, de boete tot € 1.580 en de heffingsrente tot € 2.229.

1.3.

Bij uitspraak van 5 juli 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde

beroep ongegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd voor wat betreft de beslissing met betrekking tot de verzuimboete en de verzuimboete verminderd tot een bedrag van € 1.422.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16

augustus 2012, aangevuld bij brief van 12 september 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 25 oktober 2013 nadere stukken ingediend. De griffier heeft deze stukken in afschrift verzonden aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2013. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.7. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiseres exploiteert onder de handelsnaam [P 1] een bedrijf in de in- en

verkoop van gebruikte auto’s. Enig- aandeelhouder en bestuurder van eiseres is de heer [voorletters]. Met ingang van 9 december 2005 is de heer [D] medebestuurder

van eiseres.

2.2.

[E1] B.V. (hierna: [E] BV) exploiteerde eveneens een

Autobedrijf (Hof: te [plaatsnaam]). De aandelen in deze vennootschap zijn in het onderhavige tijdvak in handen van haar directeur, de heer[voorletters].

2.3.

Op 20 juli 2005 heeft eiseres van [E] BV een groot aantal auto’s overgenomen, welke

auto’s vervolgens tot de voorraad van eiseres zijn gerekend. Op de daarvan opgemaakte

facturen is per auto een prijs vermeld. Onderaan de beide facturen worden de volgende

totaalbedragen vermeld:

“Totaal € 144.500,00

Inclusief€ 18.110,00 BTW”

en

“Totaal Marge €64.000,00”.

2.4.

Op 24 december 2005 heeft eiseres nog drie auto’s overgenomen van [E] BV, welke

vervolgens ook tot de voorraad van eiseres zijn gerekend. 0p de daarvan opgemaakte

facturen is per auto een prijs vermeld. Onderaan de beide facturen worden de volgende

totaalbedragen vermeld:

“Totaal € 12.000,00

Inclusief € 1.225,00 BTW”

en

“Totaal Marge € 12.250,00”.

2.5.

Eiseres krijgt jaarlijks een aangifte uitgereikt. Zij heeft over de jaren 2005 en 2007

zogenoemde nihilaangiften ingediend. Over het jaar 2006 heeft eiseres verzocht om

teruggaaf ten bedrage van € 1.925. In haar administratie heeft eiseres een per 31 december

2005 te vorderen bedrag aan omzetbelasting opgenomen van € 25.919. Daarin is begrepen

een bedrag van € 19.335, bestaande uit de in 2.3 en 2.4 genoemde bedragen aan

omzetbelasting. De te vorderen bedragen omzetbelasting over de jaren 2006 en 2007 heeft

eiseres berekend op respectievelijk € 1.925 en € 6.421.

2.6.

Naar aanleiding van een bij eiseres gehouden boekenonderzoek heeft verweerder de in

geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd. Daarbij zijn onder meer correcties in aanmerking

genomen ter zake van het privégebruik van auto’s en de toepassing van de zogenoemde

margeregeling. Daarnaast heeft verweerder een verzuimboete van 10 procent opgelegd op de

voet van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in verbinding met

paragraaf 24 van Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.

2.7.

Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd tot een

bedrag van € 18.272. De aanslag is als volgt samengesteld: over 2005 een teruggaaf van

€ 3.039, over 2006 een naheffing van € 15.808 en over 2007 een naheffing van € 5.503.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van een bedrag van € 19.335 aan omzetbelasting vermeld op de onder 2.3 en 2.4 vermelde facturen van 20 juli 2005 en 24 december 2005.

3.2.

Belanghebbende stelt recht te hebben op de vooraftrek van de omzetbelasting. De inspecteur weerspreekt dit en stelt zich op het standpunt dat ter zake van de overdracht van de auto’s waarop de facturen betrekking hebben, het bepaalde in artikel 31 (thans artikel 37d) van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) van toepassing is. Alsdan is aan belanghebbende ten onrechte omzetbelasting in rekening gebracht en is aftrek van die belasting uitgesloten. Voor het geval evenvermelde wetsbepaling hier toepassing mist stelt de inspecteur dat aftrek van de op de facturen vermelde omzetbelasting niet is toegestaan vanwege het feit dat belanghebbende wist dat die belasting door de leverancier niet op aangifte zou worden voldaan. In dat geval dient wel het bedrag aan marge-inkopen te worden verhoogd, hetgeen leidt tot een vermindering van de naheffingsaanslag met € 12.233 tot

€ 6.039.

3.3.

Tussen partijen is niet meer in geschil dat de op de facturen vermelde auto’s tegen de daarin vermelde vergoedingen zijn geleverd aan belanghebbende en dat de op de facturen vermelde bedragen aan omzetbelasting juist zijn.

3.4.

Voor de standpunten van partijen wordt verder verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing