Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2013, BY9834, 12/00533

Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2013, BY9834, 12/00533

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 januari 2013
Datum publicatie
30 januari 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9834
Zaaknummer
12/00533

Inhoudsindicatie

De verwijzingsopdracht brengt mee dat in de verwijzingsprocedure geen aandacht meer wordt besteed aan in de cassatieprocedure verworpen stellingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – aanvankelijk van [X], erflater, thans van de erven [X] te [Z], belanghebbenden,

tegen

uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Leiden, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Van erflater zijn op 27 juli 2004 ter griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage als één beroep aan te merken geschriften ingekomen, ingediend door mr. G.J.M.E. de Bont (Hertoghs advocaten belastingkundigen) te Breda als gemachtigde. Het beroep is bij dat gerechtshof ingeschreven onder kenmerk 04/02986 t/m 04/02988.

1.2. Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft op dit beroep op 28 januari 2011 uitspraak gedaan, waarbij het beroep gegrond is verklaard voor zover - naar het Hof begrijpt - het ziet op de verhogingen begrepen in de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) voor de jaren 1990 t/m 1997 en de vermogensbelasting (VB) voor de jaren 1991 t/m 1998 en de boetebeschikkingen ter zake van de navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 1998 en 1999 en VB voor de jaren 1999 en 2000, en waarbij deze navorderingsaanslagen zijn verminderd met de daarin begrepen verhogingen en de boetebeschikkingen zijn vernietigd.

1.3. Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep in cassatie is bij arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2012 onder nummer 11/01325, LJN BX0901, gegrond verklaard, waarbij - voor zover thans van belang - de in cassatie bestreden uitspraak is vernietigd uitsluitend voor wat betreft de navorderingsaanslagen en de behandeling van het beroep is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, alwaar dit beroep is ingeschreven onder kenmerk 12/00533.

1.4. Partijen zijn door de griffier van het Hof bij brief van 23 juli 2012 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen. De inspecteur heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 21 september 2012 en mr. A.M.E. Nuyens van voormeld kantoor Hertoghs, hierna de gemachtigde, bij brief van 1 oktober 2012. Afschriften van deze brieven zijn aan de wederpartij gezonden.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Geschil na verwijzing

2.1. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juli 2012, LJN BX0901,voor zover van belang voor het geding na verwijzing, het volgende overwogen:

3.1.1. Voor het Hof was onder meer in geschil of de berekening van de navorderingsaanslagen op basis van het model jegens belanghebbenden onredelijk is. Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de Inspecteur een geringe hoeveelheid informatie ter beschikking stond. Verder heeft het Hof in dat verband geoordeeld dat hetgeen belanghebbenden over het model hebben aangevoerd, zoals over de toepassing van de zogenoemde 95%-norm en van de zogenoemde 1,5-factor, niet meebrengt dat de uitkomst van de schatting onredelijk is. Onder meer hiertegen richt zich middel VII.

3.1.2. Het middel betoogt in dit verband dat de berekening van de navorderingsaanslagen onredelijk is omdat door toepassing van zowel de 95%-norm als de factor 1,5 de stelling van de Inspecteur dat de saldi van ontkenners hoger zullen zijn dan die van meewerkers "twee maal wordt uitgebuit".

3.1.3. Het Hof heeft zich niet uitgelaten over de inconsistentie in de modelmatige berekening die ontstaat door toepassing van zowel de 95%-norm als de factor 1,5. Aldus is 's Hofs oordeel dat de uitkomst van de schatting niet onredelijk is ook voor zover deze uitgaat van een factor 1,5, onvoldoende gemotiveerd (vgl. HR 30 maart 2012, nr. 11/02222, LJN BW0188, BNB 2012/158). Het middel slaagt daarom in zoverre.

(...)

5. Slotsom

Gelet op het hiervoor in 3.1 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven.

2.2. De inspecteur heeft bij brief van 21 september 2012 een herrekening van de na te vorderen belasting ingezonden. De gemachtigde heeft bij brief van 1 oktober 2012 geschreven dat de herrekening van de navorderingsaanslagen in verband met de eliminatie van de factor 1,5 als zodanig niet langer in geschil is en hij heeft de juistheid van de berekening van de inspecteur niet betwist.

2.3. Met inachtneming van het voorgaande is in de verwijzingsprocedure geen geschil meer waarover het verwijzingshof zich kan uitlaten. Het Hof zal de navorderingsaanslagen dan ook verminderen overeenkomstig de door de inspecteur ingezonden berekening, zoals hierna opgenomen in onderdeel 3.

2.4. Na verwijzing heeft belanghebbende overige in de cassatieprocedure ingenomen stellingen herhaald. Aangezien de Hoge Raad deze stellingen heeft verworpen, kunnen zij na verwijzing niet opnieuw worden ingenomen. Mitsdien falen de door de gemachtigde in de brief van 1 oktober 2012 op dit punt aangevoerde grieven.

3. Feiten

De inspecteur heeft bij brief van 21 september 2012 de volgende herrekening van de bij de (navorderings)aanslagen IB/PV voor de jaren 1990 t/m 1999 vast te stellen belastbare inkomens en van de bij de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1991 t/m 2000 vast te stellen vermogens gevoegd (bedragen in guldens):

Inkomstenbelasting

jaar 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999

belastbare inkomens

primitieve aanslag 50.000 50.750 49.682 127.087 67.698 67.938 76.836 77.990 66.412 66.357

correcties 29.421 27.368 27.221 26.987 19.565 20.651 11.460 12.240 12.675 13.350

belastbare inkomens

navorderingsaanslag 79.421 78.118 76.903 154.074 87.263 58.589 88.296 90.230 79.087 79.707

belastingbedragen

navorderingsaanslag 14.711 13.684 13.611 16.192 9.782 10.326 5.730 6.120 6.338 6.675

Vermogensbelasting

jaar 191991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

vastgesteld vermogen

correcties 416.000 426.400 426.920 463.320 458.640 407.600 412.8000 477.200 483.200 541.200

af correcties IB

af correcties heffingsrente

af correcties VB

gecorrigeerd vermogen 662.000 652.000 722.000 950.000 847.000 839.000 904.000 1.090.000 1.067.000 956.000

belastingbedrag navorderingsaanslag 3.208 3.152 3.016 3.136 2.976 2.432 2.392 2.464 2.422 2.737

4. Beoordeling van het verzoek om vergoeding van immateriële schade

4.1. De gemachtigde heeft voor het eerst in de cassatieprocedure een verzoek ingediend tot vergoeding van immateriële schade geleden als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op de verwijzingsopdracht van de Hoge Raad, waarin op dit punt geen aanwijzingen aan het Hof worden gegeven, kan aan dit verzoek geen gevolg worden gegeven voor zover het ziet op het tijdvak voor de aanvang van de verwijzingsprocedure.

4.2. Nu de verwijzingsuitspraak wordt gedaan ruim een half jaar na de verwijzing door de Hoge Raad, is er geen reden voor het oordeel dat de behandeling van deze procedure zo lang heeft geduurd dat belanghebbenden als gevolg daarvan voor vergoeding in aanmerking komende immateriële schade hebben geleden.

5. Proceskosten

5.1. Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de reeds eerder gegeven beslissing op dit punt door de Hoge Raad beperkt het Hof deze veroordeling tot de kosten gemaakt in de verwijzingsprocedure.

5.2. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten dienen in het onderhavige geval te worden berekend op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Voor de toepassing van deze bepaling worden de beroepen met kenmerk 12/00530 t/m 12/00533 en 12/00535 t/m 12/00536 en het hoger beroep met kenmerk 12/00537 als één zaak beschouwd, nu zij samenhangende zaken zijn in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit.

5.3. Het Hof laat voor de toepassing van artikel 3 van het Besluit de beroepen met kenmerk 12/00529 en 12/00534 buiten beschouwing. Partijen zijn in het kader van de in die zaken gewezen arresten van de Hoge Raad van 13 juli 2012 in bespreking gegaan en hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een toelichting te geven op die arresten. Voorts zijn deze zaken ter zitting van 3 december 2012 slechts aan de orde gesteld in verband met het te voeren/gevoerde overleg tussen partijen.

5.4. Hiervan uitgaande stelt het Hof het bedrag van de proceskosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op 1,5 (0,5 punt voor de schriftelijke inlichtingen van 1 oktober 2012 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 3 december 2012) x € 472 x 2 (wegingsfactor) x 1,5 (samenhang meer dan 4 zaken), dat is € 2.124.

5.5. Voor het onderhavige beroep wordt de veroordeling beperkt tot 1/7e deel van dat bedrag, derhalve tot (afgerond) € 304.

6. Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak op bezwaar,

- vermindert de navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 1990 t/m 1999 tot navorderingsaanslagen berekend naar de volgende belastbare inkomens (in guldens):

jaar

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999

belastb. inkomens 79.421 78.118 76.903 154.074 87.263 88.589 88.296 90.230 79.087 79.707

- vermindert de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1991 t/m 2000 tot navorderingsaanslagen berekend naar de volgende vermogens (in guldens):

jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

vermogens 662.000 652.000 722.000 950.000 847.000 839.000 904.000 1.090.000 1.067.000 956.000

- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 304.

Aldus gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter van de belastingkamer, J.P.A. Boersma en D.J. de Korte, leden van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 24 januari 2013 in het openbaar uitgesproken.

bij afwezigheid van de voorzitter is deze uitspraak

ondertekend door de oudste raadsheer

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.