Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-02-2013, BZ3306, 11-00901

Gerechtshof Amsterdam, 21-02-2013, BZ3306, 11-00901

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 februari 2013
Datum publicatie
6 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3306
Zaaknummer
11-00901
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 6.33

Inhoudsindicatie

Geen giftenaftrek voor giften aan een vereniging die in 2008 (nog) niet bij beschikking als ANBI is aangemerkt. Terugwerkende kracht wordt slechts verleend tot 1 januari van het kalenderjaar waarin het verzoek om als ANBI te worden aangemerkt is gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00901

21 februari 2013

eerste meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/3631 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 11 november 2011 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, de inspecteur.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2013.

Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 een bedrag van € 2.100 opgenomen als gift. Het hiervoor bedoelde bedrag heeft betrekking op een gift aan de vereniging [Y].

2. [Y] heeft in 2011 bij de Belastingdienst/Oost-Brabant een verzoek ingediend om aangemerkt te worden als algemeen nut beogende instelling. Dit verzoek is afgewezen op 29 maart 2011. [Y] heeft een bezwaarschrift ingediend tegen deze afwijzing.

3. Met datum 14 juli 2011 is [Y] aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011. De beschikking is afgegeven onder de voorwaarden dat bij liquidatie het batig saldo zal worden besteed aan een instelling als bedoeld in artikel 6.33 Wet IB 2001 en dat bij de eerstvolgende statutenwijziging artikel 19 zal worden aangepast. Bij brief van 11 juli 2011 heeft [Y] ingestemd met deze voorwaarden.

4. [Y] is in het jaar 2008 niet aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling (hierna: ANBI).

5. In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van het bedrag van € 2.100 als gift aan een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onder b, Wet Inkomstenbelasting 2001.

6.1. De tekst van artikel 6.33 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) luidt voor het jaar 2008 en voor zover hier van belang als volgt:

1. In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. (…)

b. instellingen: door de inspecteur als zodanig aangemerkte kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen, gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (…), indien en zolang zij voldoen aan de door hem te stellen voorwaarden;

c. (…)

2. Het aanmerken als een instelling bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eerste gedeelte, geschiedt op verzoek van de desbetreffende instelling. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking eventueel onder door hem te stellen voorwaarden. (…)

3. (…)

4. Voor de toepassing van het tweede en derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

6.2. Artikel 41a, leden 1 en 2, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 luidt voor het jaar 2008 en voor zover hier van belang:

“(…)

2. Het tijdstip van aanmerken van een instelling als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet kan zijn gelegen voor de dagtekening van de beschikking van dat aanmerken”.

7. Belanghebbende stelt dat niet verplicht is dat [Y] de status van ANBI-instelling heeft voor aftrekbaarheid van de gift. Het Hof begrijpt de stelling van belanghebbende aldus dat naar zijn mening een ANBI-beschikking niet is vereist voor andere instellingen, dan de algemeen nut beogende instellingen, die worden genoemd in artikel 6.33, lid 1, Wet IB 2001, zoals kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele en wetenschappelijke instellingen.

8. Naar het oordeel van het Hof gaat belanghebbende er ten onrechte vanuit dat voor andere instellingen dan de algemeen nut beogende instelling geen verzoek gedaan hoeft te worden als bedoeld in artikel 6.33, lid 2, Wet IB 2001. Het doen van een verzoek, om aangemerkt te worden als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, eerste gedeelte, Wet IB 2001 geldt voor alle onder b. genoemde instellingen. Deze stelling van belanghebbende kan daarom niet worden gevolgd.

9. Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat aan de beschikking van artikel 6.33, lid 2, Wet IB 2001 terugwerkende kracht had moeten worden toegekend tot 1 januari 2008, slaagt dit evenmin. Het tijdstip van aanmerken als instelling kan zijn gelegen vóór de datum van dagtekening van de beschikking, maar in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 27 november 2008, nr. CCP2008/2130M, gepubliceerd in de Staatscourant van 3 december 2008, nr. 235, is dit alleen goedgekeurd voor een instelling die op 1 januari van een kalenderjaar bestaat en in datzelfde jaar een verzoek doet om te worden aangemerkt als ANBI. Terugwerkende kracht wordt dan slechts verleend tot 1 januari van het kalenderjaar waarin het verzoek is gedaan. Voor [Y] is in 2008 geen verzoek gedaan zodat terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 niet mogelijk is. Verder voldeed [Y] in 2008 materieel niet aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als ANBI, gelet op de in 2011 gestelde voorwaarden aan het verkrijgen van de beschikking.

10. Belanghebbende stelt dat [Y] er niet mee bekend was dat in 2008 een verzoek had moeten worden gedaan. Het Hof is van oordeel dat deze grief evenmin slaagt omdat het op de weg lag van [Y] om tijdig een verzoek in te dienen, nadat de wetgeving voor ANBI’s is aangepast en hieraan door de belastingdienst bekendheid is gegeven.

11. Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van de rechtbank, dat belanghebbende in 2008 geen recht heeft op giftenaftrek, juist is, nu [Y] in 2008 niet beschikte over de vereiste beschikking om aangemerkt te worden als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, eerste gedeelte, Wet IB 2001.

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De mondelinge uitspraak is gedaan op 21 februari 2013 door mrs. A.P.M. van Rijn, voorzitter, J.P.A. Boersma en C.J. Hummel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier.

Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.

De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.