Gerechtshof Amsterdam, 28-03-2013, CA1710, 12/00137 en 12/00138
Gerechtshof Amsterdam, 28-03-2013, CA1710, 12/00137 en 12/00138
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 maart 2013
- Datum publicatie
- 5 juni 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1710
- Zaaknummer
- 12/00137 en 12/00138
Inhoudsindicatie
Hogere beroepen niet-ontvankelijk. Het is niet aannemelijk dat het hogerberoepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 12/00137 en 12/00138
28 maart 2013
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: [Y]
tegen de uitspraken in de zaken met kenmerk AWB 11/2230 en 11/3420 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst / Holland-Noord / kantoor Alkmaar,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 25 juni 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.379 en bij beschikking een bedrag van € 348 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 5 maart 2011, de aanslag IB/PVV 2007 verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.005 en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot € 291.
1.3. Bij uitspraak van 16 december 2011, die op dezelfde datum verzonden is, heeft de rechtbank het door belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag IB/PVV 2007 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.025, met dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente.
1.4. De inspecteur heeft met dagtekening 10 december 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.662 en bij beschikking een bedrag van € 237 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.5. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 12 mei 2011, de aanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.725 en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot €184.
1.6. Bij uitspraak van 16 december 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.7. Tegen de uitspraken van de rechtbank is hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.8. Op 4 maart 2013 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn ter zitting in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
1.9. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. In de ontwikkeling van het geschil in hoger beroep vindt het Hof aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.
2.2. De uitspraken van de rechtbank zijn op 16 december 2011 verzonden.
2.3. Namens belanghebbende is hoger beroep ingesteld bij twee faxberichten, gedagtekend 29 januari 2012 (een zondag). In de ondermarge van de faxberichten (hierna: de faxregel) is eveneens de datum 29 januari 2012 opgenomen. Het Hof heeft de faxberichten voorzien van een stempel met de tekst:
“INGEKOMEN PER FAX
30 JAN 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM”
2.4. Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende het volgende verklaard:
“Het hogerberoepschrift is gedateerd 29 januari 2012. Deze datum ligt buiten de termijn voor het instellen van hoger beroep. Het hogerberoepschrift bevat echter een tikfout. De dagtekening moet 26 januari 2012 zijn. Op die dag is het hogerberoepschrift ook ter post bezorgd. Ik heb mijn broer [A], meegenomen omdat hij kan verklaren dat hij de brief op donderdag 26 januari 2012 ter post heeft bezorgd. Er was één enveloppe met twee pro forma hoger beroepschriften.”
2.5. Ter zitting van het Hof heeft [A], de broer van de gemachtigde, het volgende verklaard:
“Donderdag 26 januari 2012 heb ik een brief houdende pro forma beroep in deze zaken ter post bezorgd. De brief was op die dag door mijn broer geschreven en getekend. Wij komen donderdags altijd bij mijn ouders. De stukken in deze zaak liggen bij mijn vader thuis. Hij heeft in de stukken de brief gezien met dagtekening 29 januari 2012. Hij dacht dat deze nog niet verstuurd was en heeft deze daarom op 29 januari 2012 gefaxt. Het faxapparaat staat bij mijn ouders.”
3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in de eerste plaats in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in zijn hogere beroepen. Indien voormelde vraag bevestigend kan worden beantwoord is - evenals in eerste aanleg - in geschil of de aan belanghebbende opgelegde aanslagen IB/PVV 2007 en 2008 op het juiste bedrag zijn vastgesteld.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) juncto artikel 6:24 Awb is een hogerberoepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de in artikel 6:7 Awb genoemde termijn van zes weken is ontvangen, dan wel bij verzending per post indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2. De uitspraken van de rechtbank waartegen belanghebbendes hogere beroepen zijn gericht, zijn op 16 december 2011 verzonden. De termijn om hoger beroep in te stellen ving aan op 17 december 2011 en eindigde op 27 januari 2012.
4.3. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende buiten de onder 4.1 genoemde termijn hoger beroep heeft ingesteld. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat de faxberichten houdende de hogere beroepen 29 januari 2012 zijn gedagtekend, dat de faxregel de datum 29 januari 2012 bevat en dat deze data met elkaar in overeenstemming zijn.
4.4. Dat de per fax verzonden brieven houdende de hogere beroepen per abuis de dagtekening 29 januari 2012 dragen, dat zij op 26 januari 2012 door de gemachtigde zouden zijn geschreven en getekend, dat deze brieven op die dag, in één, aan het Hof geadresseerde enveloppe, door [A] ter post zouden zijn bezorgd en dat belanghebbende een kopie van de brieven op 29 januari 2012 zou hebben gefaxt omdat hij – gezien de, aldus de gemachtigde, onjuiste dagtekening – in de veronderstelling zou zijn dat de brieven nog niet verzonden waren, acht het Hof niet aannemelijk. Een dergelijke gang van zaken strookt ook niet met de verklaring dat, naar het Hof begrijpt, de hogerberoepschriften op 26 januari 2012 bij belanghebbende thuis zijn opgesteld. In een dergelijk geval ligt het immers in de rede dat belanghebbende ervan op de hoogte was dat de brieven - zoals gesteld - waren verzonden. Bovendien pleegt de indiening van een hogerberoepschrift door een gemachtigde in overleg met de betrokken belanghebbende plaats te vinden en mag verwacht worden dat een gemachtigde de belanghebbende over de indiening ervan informeert.
4.5. Feiten en omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van de hogerberoepschriften in verzuim is geweest, zijn evenmin aannemelijk geworden.
Slotsom
De slotsom is dat de hogere beroepen niet-ontvankelijk zijn. Aan een inhoudelijke behandeling van de hogere beroepen komt het Hof niet toe.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Hof verklaart de hogere beroepen niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mrs. J. den Boer, voorzitter van de belastingkamer, E.F. Faase en H.E. Kostense, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Detweiler-Cox als griffier. De beslissing is op 28 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.