Gerechtshof Amsterdam, 20-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1171, 12/00814, 12/00815 en 12/00816
Gerechtshof Amsterdam, 20-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1171, 12/00814, 12/00815 en 12/00816
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 maart 2014
- Datum publicatie
- 9 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:1171
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2795, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12/00814, 12/00815 en 12/00816
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan en dat op die grond de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Het Hof volgt de inspecteur (en de rechtbank) hierin niet, omdat voor de jaren 2006 en 2007 op 1 juli 2011 nog geen uitspraak op bezwaar was gedaan en de inspecteur nadien en vóór het doen van uitspraak op bezwaar geen informatiebeschikking genomen heeft. Voor het jaar 2006 acht het Hof niet aannemelijk dat de winst onjuist is verantwoord; voor het jaar 2007 acht het Hof dat wel aannemelijk en volgt het Hof de schatting van de inspecteur.
Uitspraak
kenmerken 12/00814, 12/00815 en 12/00816
20 maart 2014
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X], te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraken in de zaken met kenmerk AWB 11/6446, 11/6447 en 11/6448 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Zaandam,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 17 december 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.000 (de aanslag IB/PVV 2006). Gelijktijdig met deze aanslag heeft de inspecteur het verlies uit werk en woning van 2006 op nihil vastgesteld (de verliesvaststellingsbeschikking 2006).
1.1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 9 november 2011, de aanslag IB/PVV 2006 verminderd tot nihil en het verlies van 2006 vastgesteld op € 3.966. 1.1.3. Bij uitspraak van 14 september 2012 (kenmerk AWB 11/6446) heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 oktober 2012 (kenmerk 12/00814). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft met dagtekening 10 december 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.930 (de aanslag IB/PVV 2007). Gelijktijdig met deze aanslag heeft de inspecteur het verlies uit werk en woning van 2007 op nihil vastgesteld (de verliesvaststellingsbeschikking 2007) en de verrekening van het verlies uit werk en woning van 2006 met het inkomen uit werk en woning van 2007 op nihil vastgesteld (verliesverrekeningsbeschikking). Op hetzelfde aanslagbiljet is € 749 heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 27 oktober 2011, de aanslag IB/PVV 2007, de verliesvaststellingsbeschikking 2007 en de verliesverrekeningsbeschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak van 14 september 2012 (kenmerk AWB 11/6447) heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 oktober 2012 (kenmerk 12/00815). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft met dagtekening 10 december 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, berekend naar het voor dat jaar geldende maximum bijdrage-inkomen van € 30.623 (de aanslag Zvw).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 27 oktober 2011, de aanslag Zvw gehandhaafd.
Bij uitspraak van 14 september 2012 (kenmerk AWB 11/6448), heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 oktober 2012 (kenmerk 12/00816). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin – evenals in de later in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank – aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’:
“2.1. Eiser drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De ondernemersactiviteit bestaat in de onderhavige jaren uit de exploitatie van een detailhandelszaak op [locatie].
Aan eiser zijn voor de onderhavige jaren geen aangiftebiljetten ib/pvv en zvw uitgereikt. Eiser heeft voor de onderhavige jaren aangifte gedaan op 8 januari 2010.
Op 9 november 2010 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld. Van de bevindingen van het boekenonderzoek is op 27 juli 2011 een controlerapport opgemaakt. Met betrekking tot de kasverantwoording is in het controlerapport het volgende, voor zover hier van belang, opgenomen:
De belastingplichtige noteert alleen de ontvangsten. Er is geen sprake van een door belastingplichtige bijgehouden volledige kasadministratie. Een deugdelijke kascontrole (o.a. geen saldo-controle) ontbreekt.
De door de adviseur achteraf samengestelde kasadministratie wordt op 14 april 2006 gestart met een bedrag aan eigen geld van € 25.000. Op 1 augustus 2006 volgt nog een storting van € 10.000 in de kas vanuit privé. Ook is er op 1 augustus 2006 een bedrag gestort van € 145.000 afkomstig van een lening. Op 5 januari 2008 wordt er € 50.000 in de kas van de winkel in [S] gestort afkomstig van een lening.
Voor wat betreft de bedragen van € 145.000 en € 50.000 verwijs ik naar punt 3.2.1.
In mijn brief van 19 november 2010 vraag ik ook van de bedragen van € 25.000 en € 10.000 relevante stukken op. In zijn brief van 4 januari 2011 wordt door de adviseur alleen het bedrag van € 10.000 verklaard. Over de herkomst van het bedrag aan eigen geld van € 25.000 is derhalve niets verklaard.
De privé-storting in de onderneming is derhalve niet acceptabel.
Correctie: minder startkapitaal door minder privé-stortingen in 2006 € 25.000
In het jaar 2006 worden in het geheel geen omzetten geboekt. Aan uitgaven worden er bedragen met een totaal van € 41.795 geboekt. Dit bedrag bestaat in hoofdzaak uit betaalde huur aan [locatie] van € 31.713. Er wordt huur betaald vanaf mei 2006. In 2006 worden er op [locatie] units gehuurd door de zwager van belastingplichtige. Een gedeelte van deze units wordt volgens de verklaring van de adviseur in de brief van 4 januari 2011 doorverhuurd aan belastingplichtige. Betalingen aan de zwager zijn echter niet in de administratie terug te vinden.
Het is niet aannemelijk dat er in het jaar 2006 huur wordt betaald over 7 maanden voor 9 standplaatsen op [locatie] zonder dat er omzet is gedraaid.
De door de adviseur samengestelde kasadministratie over het jaar 2006 sluit met een eindsaldo van € 138.205. Als ik er vanuit ga dat de lening ad € 145.000 en het bedrag aan eigen geld ad € 25.000 niet in de kas zijn gestort, loopt deze € 31.795 negatief op 31 december 2006.
Via de zaak worden er in 2006 bijna geen prive-opnames geboekt om in de directe levensbehoeften te kunnen voorzien. De echtgenote van belastingplichtige heeft een postbankrekening met het nummer [rekeningnummer]. Het privé-saldo van deze rekening is negatief. Er wordt per saldo in 2006 € 700 meer per kas op gestort dan opgenomen. Het netto-privé over 2006 is derhalve negatief. Het is onduidelijk waar de kasstortingen op 27 juni (€ 700), 9 augustus (€ 520), 24 augustus (€ 1.640) en 18 oktober (€ 1.200) vandaan komen.
In het jaar 2007 worden er vanaf het eerste weekend omzetten geboekt afkomstig van [locatie]. De ontvangsten worden afgerond op € 5. Hoewel er wel voor is betaald en de [locatie] ook op deze dagen open is ontbreken de omzetten van Hemelvaartdag en 2e kerstdag 2007.
De door de adviseur samengestelde kasadministratie over het jaar 2007 sluit met een eindsaldo van € 36.262. Als ik er van uit ga dat de lening ad € 145.000 en het bedrag aan eigen geld ad € 25.000 niet in de kas zijn gestort, loopt deze € 133.738 negatief op 31 december 2007.
Lopende het boekenonderzoek heeft verweerder ter behoud van rechten de aanslag ib/pvv 2006 opgelegd. Naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek heeft verweerder de aanslag ib/pvv 2006 bij uitspraak op bezwaar verminderd tot nihil en het verlies over 2006 vastgesteld op € 3.966.
Lopende het boekenonderzoek heeft verweerder ter behoud van rechten de aanslagen ib/pvv 2007 en zvw 2007 opgelegd. Deze aanslagen zijn bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Tot de gedingstukken behoort een notarisafrekening inzake de aankoop van de woning aan de [a-straat] te [Q]. Deze woning is de eigen woning van eiser. Op de notarisafrekening staan onder meer vermeld € 1.250 als vergoeding aan verkoper en € 925 als honorarium extra werkzaamheden.”
Nu deze feiten door partijen niet zijn betwist zal ook het Hof van die feiten uitgaan. In aanvulling hierop stelt het Hof de navolgende feiten vast.
Belanghebbende, geboren [datum] 1975 en gehuwd met [X-Y], heeft zich in januari 2006 vanuit Oostenrijk – alwaar hij als asielzoeker was geregistreerd – in Nederland gevestigd.
In de loop van 2006 heeft hij enige bedrijfsunits gehuurd op de [locatie].
In onderdeel 3.2.1 van het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:
“De belastingplichtige is volgens zijn verklaring een familielening aangegaan. Volgens de balans van 31 december 2006 is er een bedrag geleend van € 145.000. (…)(…)In de door belastingplichtige ondertekende met de hand geschreven verklaring wordt gesteld dat het bedrag van € 145.000 [door belanghebbende] zelf uit Afganistan is meegenomen in augustus 2006. De geldverstrekker zou zijn gevestigd in [R], Pakistan. Over de looptijd, rente en aflossingsschema is niets vastgelegd. Zekerheden zijn niet gesteld. Bovendien is er geen schriftelijk contract aanwezig. (…)(…)In mijn brief van 19 november 2010, gericht aan de adviseur, vraag ik (…) relevante stukken op (…).De adviseur verwijst in zijn antwoord per brief van 4 januari 2011 naar de met de hand geschreven verklaring. Meer stukken zouden zijn opgevraagd in Pakistan. (…) Tijdens ons gesprek op 4 maart 2011 kon de adviseur geen nieuwe bescheiden overleggen.”
2.4.2. Voorts is in de onderdelen 4. en 7. van het controlerapport het volgende vermeld:
“4.1.2 Gebreken in de administratie(…)De door de adviseur samengestelde kasadministratie over het jaar 2006 sluit met een eindsaldo van € 138.205. Als ik ervan uit ga dat de lening ad € 145.000 en het bedrag aan eigen geld ad € 25.000 niet in de kas zijn gestort, loopt deze € 31.795 negatief op 31 december 2006. Rekening houdend met een gesteld kassaldo van € 2.500 bedraagt de correctie ontvangsten over 2006 € 34.295. Dit bedrag wordt gesplitst in meer omzet en meer verschuldigde omzetbelasting.Correctie: meer winst 2006 door meer omzet naar aanleiding van een negatieve kas € 28.820Correctie: meer verschuldigde omzetbelasting (…) € 5.475De door de adviseur samengestelde kasadministratie over het jaar 2007 sluit met een eindsaldo van € 36.262. Als ik er van uit ga dat de lening ad € 145.000 en het bedrag aan eigen geld ad € 25.000 niet in de kas zijn gestort, loopt deze € 133.738 negatief op 31 december 2007.Rekening houdend met een gesteld kassaldo van € 2.500 en met de reeds in 2006 doorgevoerde ontvangstencorrectie van € 34.295 bedraagt de correctie ontvangsten over 2007 € 101.943. Dit bedrag wordt gesplitst in meer omzet en meer verschuldigde omzetbelasting.Correctie: meer winst 2007 door meer omzet naar aanleiding van een negatieve kas € 85.667Correctie: meer verschuldigde omzetbelasting (…) € 16.276.(…)Correctie: meer winst 2007 door minder zelfstandigenaftrek € 4.046(…)Correctie: minder winst 2007 door meer MKB-vrijstelling € 8.971(…) 4.4 Gecorrigeerde winstjaren 2006 2007 (…)(…) € 28.820 € 85.667 (…)(…) € - € 4.046 (…)(…) € - -/- € 8.971 (…)Totaal correcties € 28.820 € 80.742 (…)(…)7 Overzicht correcties(…)7.1.1 Inkomen uit werk en woning (box 1) 2006 2007 (…)Aangegeven inkomen uit werk en woning (box 1) -/- € 32.786 -/- € 55.267 (…)Correctie ondernemerswinst € 28.820 € 80.742 (…)Correctie eigen woning € - € 6.142 (…)Gecorrigeerd inkomen uitwerk en woning -/- € 3.966 € 31.617 (…)”
In het hogerberoepschrift is over het controlerapport onder meer het volgende vermeld:
“In het rapport van het boekenonderzoek wordt (…) uitgegaan van een bedrag van € 55.267 negatief. Dit is aangegeven in de in eerste instantie ingediende aangifte. Later is er echter opnieuw een aangifte ingediend waarbij van de aftrekpost eigen woning ad € 18.119 een bedrag van € 7.375 in plaats van € 18.119 is toegerekend [aan] belanghebbende. Het restant is toen aan de partner van belanghebbende toegerekend. Daarom dient er voor 2007 te worden uitgegaan van een aangegeven inkomen uit werk en woning van € 44.523 negatief.”
2.6.1. De uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2006, gedagtekend 9 november 2011, is vastgesteld conform het advies in het controlerapport.
Bij de uitspraak op bezwaar IB/PVV 2007, gedagtekend 27 oktober 2011, zijn de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.930 en een verlies uit werk en woning van nihil. In deze uitspraak heeft de inspecteur nog het volgende opgemerkt:
“In het aan u op 27 juli 2011 toegezonden controlerapport is onder meer vermeld dat het belastbare inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 31.617. Hierbij heb ik nog geen rekening gehouden met de verrekening van het vastgestelde verlies uit 2006 te weten € 3.966.Het belastbare inkomen na verrekening van dit verlies bedraagt € 27.651.Omdat bij de vaststelling van de aanslag ten onrechte een lager belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld heb ik besloten een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/ premies volksverzekeringen 2007 op te leggen.”
2.7. Op 6 december 2011 is aan de inspecteur een kopie verstrekt van een verklaring van [A]. Deze verklaring luidt onder meer als volgt:
“Subject: QARZ E HASANA (NO INTEREST LOAN)I, [A] wife of Dr.[B] (…) hereby certify that I gave Euro 145,000/- (…) as Qarz Hasana to Mr. [X] (…) and [X-Y] (…) on 23rd August 2006. The family [X] living in (…) [Z] (…) may return this Qarz when it is possible for them.Because of our religion I do not ask them for interest, and I have given them this Qarz on the base of Trust and expect that they will return it full.I give this certificate because their Tax Office asks for it”
In het proces-verbaal van de zitting voor het Hof is onder meer het volgende vermeld:
“Het geleende geld is van mijn tante haar echtgenoot. Haar man is Afghaan en zij woont in [R] (Pakistan). Het is in cash overhandigd, in euro’s. In ons land van herkomst hebben heel veel mensen wel geld, maar daar kunnen ze niet met het geld werken, er is daar weinig veiligheid. Zij heeft er vertrouwen in. Mijn vader is getuige geweest dat ik het geld heb gekregen.
Ik heb het geld niet in Nederland op de bank gezet. Ik heb het geld nodig voor de zaak.
Ik heb het niet in een keer uitgegeven. Ik heb het geld thuis bewaard. Wij weten de regels niet. Wij zijn gewend om het geld thuis te bewaren.
Ik heb er niet over nagedacht om het geld op de bank te zetten. Als ik het geld nu zou krijgen, dan zou ik het op de bank zetten.”
3. Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank zijn voor de jaren 2006 en 2007 bij het Hof de volgende vragen in geschil:(1) heeft belanghebbende voldaan aan zijn administratieplicht en aan zijn bewaarplicht; (2) is de wettelijke omkering van de bewijslast van toepassing;(3) heeft belanghebbende voor de jaren 2006 en 2007 een te laag bedrag aan winst uit onderneming aangegeven, en
(4) mocht de inspecteur bij het vaststellen van de verliesvaststellingsbeschikking 2006 afwijken van de voor dat jaar gedane aangifte.