Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:12, 13/00419

Gerechtshof Amsterdam, 09-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:12, 13/00419

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 januari 2014
Datum publicatie
15 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:12
Formele relaties
Zaaknummer
13/00419

Inhoudsindicatie

Belanghebbende voldoet niet aan de voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling BPM omdat de personenauto voor het opgeven van zijn normale verblijfplaats in Frankrijk niet ten minste zes maanden in zijn bezit is geweest.

Uitspraak

Kenmerk 13/00419

9 januari 2014

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A] te[P], belanghebbende,

gemachtigde: mr. C. Goeman

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4464 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikking van 7 februari 2012 heeft de inspecteur de aanvraag om vrijstelling van

belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) afgewezen.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 16

augustus 2012, de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 18 juni 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde

beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 juli 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende woonde sinds 2000 met zijn echtgenote en dochter in Frankrijk. De echtgenote en dochter zijn medio augustus 2011 naar Nederland verhuisd. Per 15 augustus 2011 zijn zij ingeschreven op het adres [...]in [plaats in Nederland]. Deze woning in [plaats in Nederland] is door belanghebbende gehuurd voor onbepaalde tijd.

2.2.

Op 8 april 2011 heeft belanghebbende in Duitsland voor € 75.210,08 een gebruikte Mercedes-Benz S 500 met voertuigidentificatienummer [....] (hierna: de auto) gekocht. Op 11 april 2011 is de auto in Frankrijk verzekerd. Op 14 juni 2011 heeft belanghebbende de auto op een Frans kenteken geregistreerd.

2.3.

Belanghebbende heeft op 15 juni 2011 een huurovereenkomst gesloten met de makelaar die verkoop van de woning in Frankrijk heeft begeleid. Het huurcontract betreft de huur van gemeubileerde ruimte in de eigen woning van deze makelaar, gelegen aan[adres]in[plaats in Frankrijk], Frankrijk, voor de periode van 9 juli 2011 tot en met 9 november 2011. Belanghebbende heeft de gehuurde woonruimte medio augustus 2011 betrokken, toen vrouw en dochter naar Nederland verhuisden.

2.4.

Belanghebbende heeft zijn echtgenote geholpen bij de verhuizing naar Nederland en is in dat kader ook in Nederland geweest. Nadien heeft hij zijn vrouw en dochter nog eenmaal bezocht. Eind oktober 2011 heeft belanghebbende zich laten uitschrijven bij de gemeente[plaats in Frankrijk]. Met ingang van 1 november 2011 heeft inschrijving plaatsgevonden in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente [plaats in Nederland].

2.5.

De dochter van belanghebbende (en zijn echtgenote) is met ingang van het schooljaar 2011/2012 in Nederland naar de middelbare school gegaan.

2.6.

Tot de gedingstukken behoren afschriften van een betaal- en spaarrekening bij [naam Franse bank]. De afschriften van de betaalrekening betreffen de periode van 10 augustus 2011 tot en met 5 oktober 2011.

2.7.

Belanghebbende heeft op medio oktober 2011 in Frankrijk een cardioloog bezocht. Per 31 oktober 2011 heeft belanghebbende zijn Franse ziektekostenverzekering bij verzekeraar [naam verzekeraar]” opgezegd.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende voldoet aan de voorwaarde voor de toekenning van de vrijstelling BPM dat de personenauto ten minste zes maanden voor het opgeven van zijn normale verblijfplaats in Frankrijk in bezit is geweest.

3.2.

De relevante wettelijke bepalingen luiden als volgt.

Wet belasting van Personenauto’s en motorrijtuigen 1992

Artikel 14

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting worden verleend voor uit een ander land afkomstige personenauto's, motorrijwielen en bestelauto's die voor specifieke doeleinden, dan wel onder specifieke omstandigheden naar Nederland zijn gebracht.

(…)

Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijtuigen

Artikel 4

1. Vrijstelling van belasting wordt in andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2, 3 en 3a verleend voor uit een ander land afkomstige personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s indien ter zake van het in het vrije verkeer brengen daarvan aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer bestaat, of zou bestaan indien de vervoermiddelen uit een ander land dan een lidstaat van de Europese Unie in het vrije verkeer zouden zijn gebracht, onder de daarbij gestelde voorwaarden en beperkingen.

(...)

Verordening (EG) nr. 1186/2009

Artikel 3

Behoudens de artikelen 4 tot en met 11, zijn van rechten bij invoer vrijgesteld de persoonlijke goederen, ingevoerd door natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats naar het douanegebied van de Gemeenschap overbrengen.

Artikel 4

De vrijstelling is beperkt tot persoonlijke goederen die:

a. a) behoudens in door de omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, ten minste zes maanden vóór de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in het derde land van herkomst heeft opgegeven, in zijn bezit zijn geweest en, wanneer het niet-verbruikbare goederen betreft, door hem in zijn vroegere normale verblijfplaats zijn gebruikt;

b) bestemd zijn om voor hetzelfde doel te worden gebruikt in zijn nieuwe normale verblijfplaats.

De lidstaten mogen bovendien de vrijstelling afhankelijk stellen van de voorwaarde dat op de betrokken goederen, hetzij in het land van oorsprong, hetzij in het land van herkomst, de douanerechten en/of belastingen zijn geheven welke daar normaal op slaan.

3.3.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing