Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1246, 13/00032, 13/00033, 13/00034 en 13/00035
Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1246, 13/00032, 13/00033, 13/00034 en 13/00035
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 maart 2014
- Datum publicatie
- 16 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:1246
- Zaaknummer
- 13/00032, 13/00033, 13/00034 en 13/00035
Inhoudsindicatie
Te laat ingediende bezwaar- en beroepschriften. Geen verschoonbare termijnoverschrijding. Gelet op de verstreken termijn (bijna vier weken) sinds de ontvangst van stukken van de curator tot de indiening van de beroepschriften heeft belanghebbende geen omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat hij zijn beroepschriften zo spoedig mogelijk heeft ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
Uitspraak
kenmerken 13/00032, 13/00033, 13/00034 en 13/00035
6 maart 2014
uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerk AWB 12/3361 tot en met AWB 12/3364 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 7 december 2007 voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 161.305 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.918 en bij beschikking een bedrag van € 4.049 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft op 30 maart 2011 een bezwaarschrift gericht tegen de aanslag IB/PVV 2004 ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar van 21 juni 2012 heeft de inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de aanslag 2004, het bezwaar aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering, de aanslag 2004 ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.361 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.918 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 7 december 2007 voor het jaar 2005 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 133.945 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.522 en bij beschikking een bedrag van € 2.643 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft op 30 maart 2011 een bezwaarschrift gericht tegen de aanslag IB/PVV 2005 ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar van 22 juni 2012 heeft de inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de aanslag 2005, het bezwaar aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag 2005 en dit verzoek afgewezen.
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2006
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 1 april 2009 voor het jaar 2006 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.177 en bij beschikking een bedrag van € 3.300 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 340 opgelegd.
De inspecteur heeft op 8 december 2009 een bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2006 ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar van 8 juni 2010 heeft de inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de aanslag 2006, het bezwaar aangemerkt als een verzoek om ambtshalve herziening, dit verzoek toegewezen en de boete verminderd tot € 113.
De inspecteur heeft op 7 april 2011 nogmaals een bezwaarschrift tegen de aanslag 2006 ontvangen. Met dagtekening 27 juni 2012 heeft de inspecteur een “tweede” uitspraak op bezwaar gedaan.
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 25 november 2009 voor het jaar 2007 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.000.
De inspecteur heeft op 8 december 2009 een bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2007 ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar van 21 mei 2010 heeft de inspecteur de aanslag over 2007 gehandhaafd.
De inspecteur heeft op 7 april 2011 nogmaals een bezwaarschrift tegen de aanslag 2007 ontvangen. Met dagtekening 27 juni 2012 heeft de inspecteur een “tweede” uitspraak op bezwaar gedaan.
Beroep en hoger beroep
Bij uitspraak van 3 december 2012 heeft de rechtbank de beroepen betreffende de aanslagen IB/PVV 2004 en 2005 ongegrond verklaard en de beroepen betreffende de aanslagen IB/PVV 2006 en 2007 niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 januari 2013 en aangevuld bij brief van 10 februari 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 6 januari 2014 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. Hiervan is een afschrift toegezonden aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Gelijktijdig en met instemming van partijen zijn ter zitting behandeld de door de belanghebbende ingestelde hogere beroepen inzake de hem opgelegde aanslagen IB/PVV 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008, ingeschreven onder kenmerken 13/00032 tot en met 13/00036. Al hetgeen in één van deze zaken is vermeld of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn vermeld of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.10 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de verderop in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’:
“2.1. Eiser is geboren in 1962 en is gehuwd.
Hij was van 24 november 1992 tot 29 oktober 2010 directeur-grootaandeelhouder van [X] Beheer BV. [X] Beheer BV is aandeelhouder van diverse andere BV’s, waaronder Hypotheek- en Pensioenadviesbureau Drs. [X] BV (hierna ook: de BV).
Blijkens een uidraai uit de gemeentelijke basisadministratie was eiser van 29 april 2004 tot en met 15 april 2008 ingeschreven op het adres[A-STRAAT 1] te [P].
Uit een uitdraai uit het BVR-systeem blijkt dat eiser in de periode van 30 september 2008 tot 21 december 2010 een curatoradres had, te weten Postbus [POSTBUSNUMMER] te [Q].
Blijkens een uitdraai uit het BVR-systeem was het vestigingsadres van Hypotheek- en Pensioenadviesbureau Drs. [X] BV met ingang van 17 januari 2005 [B-STRAAT 1] te [P].
Tot de dossierstukken behoort een verklaring van 8 maart 2011, opgesteld door eiser en mr. [CURATOR 1], waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“Op 30 mei 2007 is de besloten vennootschap Hypotheek- en Pensionadviesbureau drs. [X], statutair gevestigd te [P], feitelijk gevestigd te ([POSTCODE]) [P], aan de [B-STRAAT 1], correspondentieadres Postbus[POSTBUSNUMMER],[POSTCODE] [R], (…)
De voormalig curator, Mr. [CURATOR 1], stelt de heer [X] hierbij aan als bewaarder van de administratie die betrekking heeft op bovengemeld faillissement, die 7 jaar bewaard dient te worden.”
Uit een uitdraai uit het BVR-systeem blijkt dat Hypotheek- en Pensioenadviesbureau Drs. [X] BV in de periode van 30 mei 2007 tot 5 juni 2009 een curatoradres had, zijnde Postbus [POSTBUSNUMMER]te [S] en in de periode van 5 juni 2009 tot 11 augustus 2009 een curatoradres, zijnde Postbus 350 te [S].
Het faillissement van Hypotheek- en Pensioenadviesbureau Drs. [X] BV duurde van 30 mei 2007 tot 11 augustus 2009. Curator was mr. [CURATOR 1].
Het persoonlijk faillissement van eiser duurde van 30 september 2008 tot 21 december 2010. Curator was mr. [CURATOR 2].
Eiser heeft een brief overgelegd van 1 juli 2007 gericht aan de Belastingdienst Utrecht-Gooi, waarin onder meer is opgenomen:
“In verband met het feit dat wij naar Laren zijn verhuisd (oude adres[A-STRAAT 1], [POSTCODE] te [P]) verzoeken wij u alle privé belasting correspondentie aan ons met ingang van heden te willen zenden naar [C-STRAAT 2], [POSTCODE] [T] (…)”
Verweerder heeft een aantal berichten van het Amweb overgelegd. Hierin staat onder meer het volgende:
“[VOORNAAM] [X] onvindbaar voor curator
De [LOKALE] tussenpersoon [VOORNAAM] [X] is voor curator [CURATOR 1] “onvindbaar en onbereikbaar”, zo blijkt het diens eerste faillissementsverslag.[X] hypotheek- en pensioenadviesbureau werd op 30 mei failliet verklaard. (…)
[VOORNAAM] [X] na zeven maanden boven water
Ruim zeven maanden na het uitspreken van het faillissement van zijn assurantiebedrijf is [VOORNAAM] [X] (54) uit [P] boven water gekomen. (…)”
Verweerder heeft de aanslagen ib/pvv 2004 en 2005 verzonden naar het adres[A-STRAAT 1] te [P].
Verweerder heeft de aanslagen ib/pvv 2006 en 2007 alsmede de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ib/pvv 2006 verzonden naar het adres van de curator van eiser, de heer mr. [CURATOR 2].
De uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ib/pvv 2007 is naar het toenmalige gba-adres van eiser verzonden ([D-STRAAT 1]te[U]).”
Tegen deze feitenvaststelling zijn in hoger beroep geen bezwaren ingebracht, zodat ook het Hof daarvan zal uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de bezwaren tegen de aanslagen over de jaren 2004 en 2005 en beroepen met betrekking tot de aanslagen over de jaren 2006 en 2007 (alsmede de verzuimboete voor het jaar 2006) terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en, zo niet, of de aanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.