Gerechtshof Amsterdam, 17-04-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1370, 12/00661
Gerechtshof Amsterdam, 17-04-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1370, 12/00661
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 april 2014
- Datum publicatie
- 30 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:1370
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2332, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12/00661
Inhoudsindicatie
Alle hoofd- en nevenkosten die verband houden met het vervoer van goederen naar het douanegebied van de Europese Unie dienen tot de kosten van vervoer te worden gerekend. De factuur van de expediteur, die het vervoer regelde, is terecht als grondslag voor de berekening van de vervoerskosten genomen.
Uitspraak
kenmerk 12/00661
17 april 2014
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[A] te [P], belanghebbende,
gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma (Customs Knowledge BV)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/1877 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 15 januari 2010 aan belanghebbende een
uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 7.303,40 aan douanerechten.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 25 maart 2011, de UTB gehandhaafd.
Bij uitspraak van 7 augustus 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende
ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 augustus 2012, aangevuld bij brief van 12 december 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2014. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken met de kenmerken 12/00570 tot en met 12/00573 en 12/00662. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is douane-expediteur en heeft ten behoeve van haar opdrachtgever [X] (hierna: de opdrachtgever) in de periode van 1 januari 2007 tot 1 juni 2008 aangiften ingediend voor de douanebestemming brengen in het vrije verkeer van textielgoederen.
In de door eiseres gedane aangiften voor het brengen in het vrije verkeer is de douanewaarde steeds gebaseerd op artikel 29 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). Dit betreft de transactiewaardemethode.
Op grond van artikel 78 van het CDW heeft de douane bij de opdrachtgever een controle na invoer (hierna: cni) ingesteld over de periode 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2009. Hiervan is een controlerapport opgesteld met datum 27 mei 2010, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“ (…)
Vrachtkosten
Voor het vaststellen van de douanewaarde met toepassing van artikel 29 CDW, wordt de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met de kosten van vervoer (artikel 32 lid 1 letter e onder i CDW), voor zover zij ten laste komen van de koper en niet begrepen zijn in de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs.
Vastgesteld is dat met de leveringsvoorwaarden EXW, FOB, CFR en CIF wordt ingekocht.
Tijdens het boekenonderzoek zijn in de administratie van [X] facturen aangetroffen van [de expediteur], [adres 1] en [de expediteur], [adres 2]
, waaruit blijkt dat [X] vrachtkosten krijgt doorberekend die ten onrechte (zie paragraaf 4.4.2 van bijlage AA) niet of niet volledig zijn aangegeven bij de aangiften voor het vrije verkeer. [X] heeft deze vrachtkosten betaald.
Als gevolg hiervan is er een onjuiste douanewaarde aangegeven en zijn er te weinig douanerechten afgedragen. Voor zover er sprake is van luchtvrachtkosten en deze kosten te onderscheiden zijn, is bij de vaststelling van de juiste douanewaarde rekening gehouden met het kortingspercentage zoals dat is vermeld in bijlage 25 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (hierna TVO). Dit heeft de volgende correcties tot gevolg:
Correctie 1:
jaar navordering bijlage
2007 € 5.549,22 Bijlage 1
2007 € 496,76 Bijlage 2
2007 € 1.050,14 Bijlage 3
2008 € 1.753,88 Bijlage 4
2008 € 5.743,82 Bijlage 5
2008 € 1.927,28 Bijlage 6
2008 € 5.606,70 Bijlage 7
2009 € 133,77 Bijlage 8
2009 € 246,39 Bijlage 8a
(…)”
Bij de cni is verweerder bijgestaan door het Landelijk Waardeteam van de Belastingdienst/Douane Rotterdam Rijnmond (hierna: het LWT). In het op 19 maart 2010 door het LWT uitgebrachte controlerapport staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Vracht- en verzekeringskosten
Op grond van artikel 32, lid 1, letter e, CDW maken de kosten van vervoer deel uit van de douanewaarde tot de plaats van binnenkomst in de EU. Op grond van artikel 163, lid 1, letter a, TVo is, bij vervoer over zee, de plaats van binnenkomst daar waar de goederen worden gelost of overgeladen. In dit geval is dat over het algemeen Rotterdam.
Bij vervoer door de lucht, is de plaats van binnenkomst op grond van artikel 163, lid 1, letter d, TVo, daar waar de grens EU wordt overschreden. Hierbij kan op grond van artikel 166 TVo gebruik worden gemaakt van de percentages die genoemd zijn in Bijlage 25 TVo. Opgemerkt wordt dat dit percentage alleen maar toegepast kan worden op de werkelijke vrachtkosten en niet op bijkomende kosten van lading en dergelijke.
Onder vrachtkosten vallen ook kosten, die de vervoerder extra in rekening brengt zoals bunker adjustment factor (BAF), currency adjustment factor (CAF), peak season surcharge (PSS), high cube en dergelijke kosten. Ook kosten van lossing, lading en behandeling, kosten voor beveiliging en dergelijke kosten buiten de EU maken deel van de douanewaarde.
Het standpunt van het LWT is, dat de vracht- en overige kosten die bij [X], als koper/importeur, in rekening worden gebracht deel uit dienen te maken van de douanewaarde. In dit geval worden de goederen over het algemeen geleverd met leveringsconditie FOB (lucht)haven van verzending. Dit houdt in dat de vracht- en andere kosten nog niet in de factuurprijs zijn begrepen. Op grond van het
bovenstaande maken deze kosten wel deel uit van de douanewaarde. Geconstateerd is dat in sommige gevallen een te laag bedrag in de douanewaarde is begrepen. De reden hiervoor is, dat het bedrag aan vracht en bijkomende kosten, dat [de expediteur] FWO BV bij [X] in rekening brengt, hoger is dan dat de vervoerder of een agent bij [de expediteur] FWO BV in rekening heeft gebracht. De douane-expediteur heeft over het algemeen het bij [de expediteur] FWO BV in rekening gebrachte bedrag in de douanewaarde begrepen en niet het hogere bedrag dat [X] heeft betaald. Bovendien zijn in sommige gevallen de extra in rekening gebrachte kosten, zoals BAF, CAF en dergelijke, niet of niet volledig in de douanewaarde begrepen. De hierdoor te weinig afgedragen douanerechten zullen door de behandelend ambtenaren van Douane Nijmegen, km Duiven 1 worden nagevorderd.
(…)”
Tot de gedingstukken behoren de volgende vrachtfacturen van eiseres aan de opdrachtgever:
- factuur met nummer 907400 van 17-07-2008;
- factuur met nummer 907414 van 18-07-2008;
- factuur met nummer 904950 van 22-01-2008;
- factuur met nummer 904951 van 22-01-2008;
- factuur met nummer 904952 van 22-01-2008;
- factuur met nummer 904953 van 22-01-2008;
- factuur met nummer 904954 van 22-01-2008;
- factuur met nummer 902874 van 19-07-2007 (luchtvracht),
alle met de vermelding: vertrek Hong Kong en bestemming Rotterdam,
en
- factuur met nummer 907985 van 25-08-2008 (luchtvracht),
met de vermelding: vertrek Shanghai en bestemming Amsterdam.
Naar aanleiding van de hiervoor opgenomen controlerapporten heeft verweerder de utb opgelegd.”
Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
Tussen partijen is in geschil of de hoogte van de in de douanewaarde te begrijpen vrachtkosten dient te worden bepaald aan de hand van de factuur van [de expediteur] aan [X], zoals de inspecteur voorstaat doch belanghebbende betwist.
Voor de standpunten van partijen worden verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.