Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1438, 13/00488

Gerechtshof Amsterdam, 27-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1438, 13/00488

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 maart 2014
Datum publicatie
25 april 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:1438
Formele relaties
Zaaknummer
13/00488

Inhoudsindicatie

De kweekvloeistof voor paddo's is geen (ingrediënt voor een) voedingsmiddel en valt niet onder de Warenwet.

Uitspraak

kenmerk 13/00488

27 maart 2014

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A]. te [B], belanghebbende,

gemachtigde[C]

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/5781 van de rechtbank Noord-Holland in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst[D], de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 27 september 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 juni 2009 tot en met 31 december 2009 ten bedrage van € 605. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft hij een verzuimboete opgelegd van € 60. Eveneens bij gelijktijdig genomen beschikking heeft hij heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 26.

1.2.

Belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de in 1.1. vermelde naheffingsaanslag, verzuimboete en beschikking heffingsrente. Bij uitspraak, gedagtekend 2 november 2012, heeft de inspecteur de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Na daartegen ingesteld beroep heeft de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) bij uitspraak van 17 juli 2013 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 376, de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikking verminderd tot € 37, met nevenbeslissingen inzake proceskosten en griffierecht.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 26 augustus 2013, aangevuld bij brief ingekomen op 19 september 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft, na daartoe door het Hof in de gelegenheid te zijn gesteld, op 22 november 2013 een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft op 19 december 2013 een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als “eiser”, de inspecteur als “verweerder”.

‘2.1. Eiser drijft onder de handelsnaam[E] een eenmanszaak die zich bezighoudt met detailhandel via postorder en internet van voedingsmiddelen en drogisterijwaren en gespecialiseerde groothandel in overige voedings- en genotmiddelen n.e.g.

2.2.

Eiser produceert onder meer kweekvloeistof bestaande uit paddenstoelensporen met gedistilleerd water. Daartoe importeert eiser gekweekte sporen van diverse paddenstoelen die zijn aangebracht op een plaatje van metaal. De sporen worden in een steriele omgeving van het plaatje geschraapt en vermengd met gedestilleerd water. Dit mengsel (hierna: kweekvloeistof) wordt verpakt in een injectiespuit, die vervolgens door eiser te koop wordt aangeboden (de kweekvloeistof). De afnemer moet de kweekvloeistof uit de injectiespuit in een voedingsbodem injecteren en onder de juiste condities verzorgen. Na ongeveer een maand ontstaat er dan een schimmelachtige substantie (mycelium), waaruit paddenstoelen groeien. Ter zitting heeft eiser de kweekvloeistof getoond en toegelicht dat het onderhavige product sporen van zogenaamde paddo’s (rb: psilocybine- en psilocinehoudende paddenstoelen) en gedestilleerd water bevat.

2.3.

Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2009 tot en met 3 1 december 2009. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek is een controlerapport opgesteld met datum 12 augustus 2011. In het controlerapport is opgenomen dat eiser ten aanzien van de kweekvloeistof het verlaagde omzetbelastingtarief heeft toegepast. In bijlage 1 bij dit controlerapport is een tariefbeoordeling opgenomen, waarbij verweerder zich op het standpunt stelt dat op de levering van kweekvloeistof voor paddenstoelen het algemene omzetbelastingtarief van toepassing is. Dit heeft geleid tot de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslag.’

2.2.

Ter zitting is vastgesteld dat de sporen worden vermengd met gesteriliseerd (kraan)water. Nu overigens tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

3 Relevante regelgeving

Tabel 1 behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 luidt, voor zover hier van belang:

1. voedingsmiddelen, te weten:

a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;

b. produkten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;

c. (…);

(...)

41. land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde produkten en oliehoudende zaden;

Artikel 1 van de Warenwet luidt, voor zover hier van belang:

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

b. eet- en drinkwaren: levensmiddelen, bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 178/2002 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001969/geldigheidsdatum_03-03-2014/toon_popup_eurdocument_32002R0178) van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);

Artikel 2 van verordening (EG) nr. 178/2002 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001969/geldigheidsdatum_03-03-2014/toon_popup_eurdocument_32002R0178) (de verordening) luidt, voor zover hier van belang:

Definitie van „levensmiddel”

In deze verordening wordt verstaan onder „levensmiddel” (of „voedingsmiddel”): alle stoffen en producten, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door de mens worden geconsumeerd. (…)

Onder deze definitie vallen niet:

a. a) t/m f

g) verdovende middelen en psychotrope stoffen in de zin van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961 en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971;

(…)

Het besluit van 27 oktober 2011, nr. BLKB 2011/26M luidt, voor zover hier van belang:

“(…)

2. Voedingsmiddelen

2.1

Algemeen

De meeste voedingsmiddelen kunnen worden gerangschikt onder post a 1, onderdeel a (eet- en drinkwaren). De onderdelen b en c van de post zijn opgenomen om te bereiken dat deze producten, als zij niet rechtstreeks kunnen worden aangemerkt als eet- en drinkwaren, ook vallen onder het begrip voedingsmiddelen. Met voedingsmiddelen worden alleen producten bedoeld die zijn bestemd voor oraal gebruik. De vorm van voedingsmiddelen is niet van belang; zowel verse, bereide als verduurzaamde voedingsmiddelen vallen onder de post.

Voor de afbakening van het begrip “voedingsmiddelen” kan uit praktische overwegingen aansluiting worden gezocht bij de Warenwet en de daarop gebaseerde Warenwetbesluiten en Warenwetregelingen. In deze regelgeving is onder meer aangegeven aan welke voorwaarden producten moeten voldoen om in Nederland te koop aangeboden te mogen worden. Producten die voldoen aan de eisen die worden gesteld aan de verkoop van eet- en drinkwaren – met uitzondering van alcoholhoudende dranken – in de Warenwetgeving kunnen onder de post worden gerangschikt tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. Producten die niet voldoen aan die eisen zijn onderworpen aan het algemene tarief, tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. (…)

3. Eet- en drinkwaren (onderdeel a van de post)

Het begrip eet- en drinkwaren moet ruim worden opgevat. Ook producten die pas geschikt zijn voor menselijke consumptie na een bepaalde bewerking (zoals het ontdoen van de schil) of na bereiding (toevoeging van water, koken, opwarmen en dergelijke) vallen er onder.

Het moet gaan om eet- en drinkwaren die normaliter gebruikt worden voor menselijke consumptie. De daadwerkelijke bestemming en de vraag of ze uiteindelijk worden geconsumeerd is dus niet van belang.

(…)

4. Ingrediënten (onderdeel b van de post)

Onderdeel b van de post betreft producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de in onderdeel a van de post bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan.

Met het begrip bereiding wordt gedoeld op zowel de huishoudelijke als de industriële bereiding van eet- en drinkwaren. (…)

4 Geschil in hoger beroep

5 Oordeel van de rechtbank

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing