Gerechtshof Amsterdam, 01-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1797, 12/00219 en 12/00220
Gerechtshof Amsterdam, 01-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1797, 12/00219 en 12/00220
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 mei 2014
- Datum publicatie
- 19 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:1797
- Zaaknummer
- 12/00219 en 12/00220
Inhoudsindicatie
Geen ambtelijk verzuim dat aan navordering aan de weg staat. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Belanghebbendes verhouding tot de Trust vormt als 'een overig vermogensrecht met waarde in het economisch verkeer' , een bij het bepalen van de rendementsgrondslag in aanmerking te nemen bezitting.
Uitspraak
Kenmerken 12/00219 en 12/00220
1 mei 2014
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hogere beroepen van
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met de kenmerken AWB 10/1376 en 10/1377 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 7 december 2006 aan belanghebbende voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd berekend naar onder meer een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van
€ 132.842.
De inspecteur heeft met dagtekening 24 november 2006 aan belanghebbende voor het jaar 2002 een aanslag IB opgelegd berekend naar onder meer een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 148.341.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 5 februari 2010, de belastingaanslagen gehandhaafd.
Bij uitspraak van 13 februari 2012 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
De tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hogere beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 13 maart 2012, en aangevuld bij brief van 22 mei 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft onder meer de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’, belanghebbende en zijn broer [betrokkene 2] samen als ‘eisers’, en de inspecteur als ‘verweerder’):
“2.1. Bij akte van 14 mei 1997 is The [naam 4] Trust (hierna: de Trust) ingesteld. De Trust is ingesteld naar het recht van het eiland Jersey. De ouders van eisers, wijlen [naam 1] (overleden op 31 december 2005) en [naam 2], zijn de zogenoemde settlors van de Trust. Zij hebben de Trust opgericht en vermogen aan de Trust overgedragen. In de trustakte zijn de settlors, hun kinderen (waaronder eisers), kleinkinderen en latere afstammelingen aangewezen als beneficiaries van de Trust. Voorts is [naam 3] (één van de kinderen van de settlors, broer van eisers) in de trustakte aangewezen als protector en [belanghebbende] als opvolgend protector.
Bij instelling van de Trust is The [naam 5] Limited aangewezen als de beheerder (trustee) van de Trust. Op 18 mei 2001 is The [naam 5] Limited afgetreden als trustee en is [naam 6] Limited na naamswijziging geheten [naam 7](Guernsey) Limited, aangewezen als trustee van de Trust. In de trustakte is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
OPERATIVE PROVISIONS:
1. INTERPRETATION
(m) “the Trust Fund”:-(…)
(i) the said sum of Two thousand five hundred pounds (£2,500)
(ii) all money and other property hereafter paid or transferred or paid by any person or persons to or under the control of and (in either case) accepted by the Trustees as additions to the Trust Fund
(iii) all accumulations (if any) of income held as an accretion to capital
(iv) the money and other property from time to time representing the said money property additions and accumulations.
(n) “the Trust Period” means the period from the date hereof until whichever of the
following dates shall first occur namely:-
(i) the day on which shall expire the period of one hundred years from the date of this Trust, or
(ii) such earlier day (if any) as the Trustees may at their discretion by deed appoint
(…)
4. TRUSTS INCOME AND CAPITAL
THE Trustees shall stand possessed of the Trust Fund and the income thereof upon the trusts following that is to say:-
(a) UPON TRUST during the Trust Period to pay appropriate or apply the whole or such part of the income of the Trust Fund as the Trustees may in their absolute discretion think fit to or for the maintenance or otherwise for the benefit of all or such one or more exclusive of the other or others of the Beneficiaries in such shares and proportions of more than one and generally in such manner as the Trustees shall in their absolute discretion think fit
(…)
9. POWERS OF EXCLUSION
(a) THE Trustees may by declaration in writing made at any time or times during the
Trust Period declare that the person or persons or members of a class named or
specified (whether or not ascertained) in such declaration who are would or might
but for this Clause be or become a Beneficiary or Beneficiaries or be otherwise able
to benefit hereunder as the case may be:-
(i) shall be wholly or partially excluded from future benefit hereunder; or
(ii) shall cease to be a Beneficiary or Beneficiaries; or
(iii) shall be an Excluded Person or Persons;
(…)
10. POWER OF ADDITION
(a) THE Trustees shall have power at any time or times during the Trust Period to add to
the class of Beneficiaries such one or more persons (not being an Excluded Person
or Excluded Persons) as the Trustees shall in their absolute discretion determine
(…)
22 THE PROTECTOR
( a) The first Protector shall be [naam 3] and on his death retirement or
otherwise ceasing to be Protector [belanghebbende] shall be the Protector
in his place
(…)
23. POWERS OF PROTECTOR
(a) NOTWITHSTANDING anything herein contained and in particular anything
conferring an absolute or uncontrolled discretion on the Trustees hereof all and
every power and discretion vested in the Trustees by such provisions of this Trust as
are specified in the Sixth Schedule hereto shall only be exercisable by them with the
prior or simultaneous written consent of the Protector
(b) The Protector shall have power at any time or times by deed to remove any of the
Trustees from office (…)
(…)
THE SECOND SCHEDULE
(The Beneficiaries)
1 THE SETTLORS
2. The children of the Settlors [belanghebbende] [betrokkene 1]
[naam 3] and [betrokkene 1]
3. The grandchildren and remoter issue of the said Settlors living at the date of this
Deed or born hereafter but prior to the end of the Trust Period
(…)
THE FOURTH SCHEDULE
(Appointment of New or Additional Trustees)
The power to appoint new or additional trustees hereof shall be vested in the Protector
(…)
THE FIFTH SCHEDULE
(Appointment of New Protector)
The power to appoint a new Protector shall be vested in :
(1) The Settlors during their joint lifetimes and thereafter the survivor of the Settlors during the remainder of his or her lifetime and thereafter
(2) Such persons the Protector shall by deed appoint and subject to such terms conditions and provisions as he or she shall determine therein but if there be no such person willing and able to act or if there is no such appointment then
(3) The Protector and subject thereto
(4) The Trustees
THE SIXTH SCHEDULE
(Consent of Protector)
The power conferred by Clauses 1(n) (ii) 4(a) 5 9 10 12 and 16 and Regulations 7 8 13 and 15
(…)”
De settlors hebben een “letter of wishes” aan de trustee gestuurd, gedagtekend juni 2001, waarin zij onder meer als wensen hebben geuit:
1. dat hun kinderen als primaire beneficiaries en de nakomelingen van hun kinderen als secundaire beneficiaries zullen worden aangewezen en dat als geen van beide voornoemde groepen van beneficiaries nog in leven zijn, bepaalde Joodse welzijnsinstellingen als beneficiaries worden aangewezen;
2. dat betalingen per familietak (“per stirpes”) zullen worden gedaan;
3. dat betalingen (uit het kapitaal en inkomen) als volgt en op de volgende tijdstippen dienen te worden gedaan:
- aan de settlors om deze in staat te stellen hun gebruikelijke levensstandaard te kunnen voortzetten;
- aan de kinderen (primaire beneficiaries);
- aan de kleinkinderen en verdere nakomelingen (secundaire beneficaries) (1) voor algemene ondersteuning maximaal € 75.000 per persoon per jaar, (2) voor speciale ondersteuning, bijvoorbeeld in verband met educatie, een eenmalige betaling van maximaal € 50.000 en (3) in het geval van calamiteiten, zoals invaliditeit en overlijden (van de partner, ouders of van een beneficiary);
4. dat voorafgaand aan het doen van betalingen advies bij een belastingadviseur zal worden ingewonnen om de fiscale gevolgen van die betalingen na te gaan in het bijzonder met betrekking tot de (belasting)wet van het woonland van de begiftigde; en
5. dat de trustee voorafgaande aan elke uitbetaling aan de beneficiaries schriftelijk toestemming van de protector heeft verkregen.
[belanghebbende] heeft op 19 mei 2001 de trustee verzocht om te worden ontheven van het opvolgend protectorschap. De trustee heeft dit verzoek ingewilligd.
[naam 3] heeft op 20 mei 2001 ontslag genomen als protector.
De settlors hebben bij brief van mei 2001 aan de trustee meegedeeld dat zij [X] benoemen als protector van de Trust. [X] was een goede zakenrelatie van de vader van eisers.
Eisers hebben op 24 augustus 2001 ieder een uitkering uit de Trust ontvangen van € 136.135.
[naam 3] heeft in 2004 naar aanleiding van een door hem gedaan verzoek een uitkering uit de Trust ontvangen van € 500.000.
Bij aktes van respectievelijk 10 maart 2006 en 7 december 2006 heeft de trustee als additionele beneficiaries van de Trust aangewezen [naam 8] en het [naam 9].
Verweerder heeft met dagtekening 23 juli 2003 respectievelijk 19 augustus 2003 primitieve aanslagen IB/PVV 2001 aan eisers opgelegd.
Op 13 oktober 2004 is door verweerder met betrekking tot de aangifte voor het jaar 2002 een onderzoek gestart naar de betrokkenheid van eisers bij de Trust. Verweerder heeft met dagtekening 13 oktober 2004 een brief aan de gemachtigde van eisers gestuurd, waarin vragen zijn gesteld naar de betrokkenheid bij de Trust van de vader van eisers. In deze brief is onder meer verzocht om overlegging van de jaarstukken of een overzicht van de bezittingen en schulden van de Trust met betrekking tot de laatste vijf jaren.
De gemachtigde van eisers heeft bij brief van 17 november 2004 de vragen van verweerder deels beantwoord. De jaarstukken, dan wel de overzichten van de bezittingen en schulden van de Trust, zijn hierbij niet overgelegd. De gemachtigde van eisers heeft aangegeven dat eisers niet over die stukken beschikten en deze daarom hebben opgevraagd bij de trustee, maar dat deze niet bereid was om de stukken te overleggen.
Verweerder heeft bij brief van 1 december 2004 zijn verzoek om overlegging van de jaarstukken dan wel overzichten van de bezittingen en schulden van de Trust herhaald en eisers verzocht om informatie te verschaffen over de inbreng in de Trust. Hierbij heeft verweerder gewezen op de gevolgen die zijn verbonden aan het niet voldoen aan de informatieverplichting ingevolge artikel 47, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Voorts heeft verweerder in die brief aan de gemachtigde van eisers, die naast eisers ook hun ouders vertegenwoordigde, verzocht of deze er in het kader van de doelmatigheid mee instemde dat de vraagstelling beperkt zou worden tot één van de beneficiaries.
Bij brief van 3 januari 2005 is door de gemachtigde van eisers aangegeven dat hij instemde met het doelmatigheidsvoorstel. Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de gemachtigde van eisers gesteld dat voor eisers geen recht bestond op het vermogen van de Trust. Voorts heeft de gemachtigde gesteld dat eisers aan hun informatieverplichting hadden voldaan en dat niet van hun gevergd kon worden dat zij zouden gaan procederen om aan de jaarstukken dan wel aan overzichten van de bezittingen en schulden van de Trust te komen.
Verweerder heeft bij brief van 22 november 2005 aangegeven waarom de beneficiaries volgens hem in staat zijn om de jaarstukken of een overzicht van de bezittingen en schulden ter beschikking te krijgen. Voorts heeft verweerder in deze brief aangegeven dat hij de eerder opgevraagde informatie voor de laatste keer opvroeg.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan en voegt daaraan allereerst nog het volgende toe.
De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 19 januari 2006 gericht aan de inspecteur gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 18 november 1998 (BNB 1999, 35/36) en onder meer het volgende geschreven:
“(…) verzoek ik u tevens gemotiveerd aan te geven op basis waarvan u van mening bent dat artikel 47 AWR ten behoeve van cliënt op dit punt heeft te gelden.” (…) U geeft niet aan hoe de gevraagde informatie kan bijdragen aan het bepalen van het belastbaar inkomen van cliënt”.
In reactie op de brief bedoeld onder 2.3. heeft de inspecteur in een brief gedagtekend 19 mei 2006 onder meer het volgende geschreven:
“Echter tot op heden heeft u mij nog niet in staat gesteld om te toetsen of het feitencomplex juridisch en feitelijk identiek is aan de door u aangehaalde juridische procedures. Mijn fiscale belang is derhalve daarin gelegen om te kunnen beoordelen of de fiscale gevolgen voor de gerechtigden in de [naam 4] Trust dezelfde zijn als in de door u bedoelde fiscale procedures.”;
en:
“Of de kennisneming van bescheiden van belang kán zijn staat ter beoordeling van de inspecteur. Het staat buiten kijf dat uw cliënten hetzij als settlor, hetzij als beneficiary, betrokken zijn bij de [naam 1] Trust. Aan hun betrokkenheid kunnen fiscale gevolgen zijn verbonden. Om deze fiscale gevolgen te kunnen beoordelen ben ik afhankelijk van door uw cliënten te verstrekken door mij gevraagde informatie. Derhalve ben ik van mening dat de door mij gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing van uw cliënten.
Ik verzoek u derhalve nogmaals de gevraagde, maar nog niet overlegde stukken te verstrekken:
- de jaarstukken of een overzicht van de bezittingen en schulden van de trust vanaf 1997;
- welke vermogensbestanddelen, tegen welke waarde(n), op welk moment sedert de oprichting door de settlor in de [naam 4] Trust zijn ingebracht;
- hebben andere belanghebbenden bij de [naam 4] Trust vermogensbestanddelen
ingebracht, zo ja tegen welke waarde(n) en op welk moment;
- kopie van de letter of wishes.”
Ook de navolgende door de rechtbank vastgestelde feiten zijn door partijen op zichzelf niet bestreden en ook van die feiten zal het Hof derhalve uitgaan:
“2.17. De gemachtigde van eisers heeft bij brief van 21 juli 2006 herhaald dat de trustee geen jaarstukken wil verstrekken, en dat het disproportioneel is om van eisers te verlangen dat zij daarover gaan procederen. Voorts heeft de gemachtigde van eisers voorgesteld om de trustee te vragen om te verklaren dat de uitkeringen eenmalig waren, dat er slechts één inbreng is geweest in 1997 en dat daarbij geen situs-goederen dan wel andere vermogensbestanddelen die aanleiding gaven tot heffing van Nederlandse successierecht of inkomstenbelasting zijn ingebracht.
Op 14 september 2006 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de gemachtigde van eisers en verweerder. De gemachtigde van eisers heeft hierop gereageerd bij brief van 17 oktober 2006. Hij heeft in deze brief onder meer aangegeven dat hij de onderhavige casus niet vergelijkbaar vindt met het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 1985 (BNB 1986/16) inzake de transparantie van een stichting, en heeft het voorstel om de trustee een verklaring te laten afleggen herhaald.
Verweerder heeft bij brief van 15 november 2006 onder meer aangegeven dat een ieder desgevraagd gehouden is om informatie te verstrekken die van belang kan zijn voor de belastingheffing. Voorts heeft verweerder in deze brief aangegeven dat hij de gevraagde informatie nodig heeft om te kunnen beoordelen of de door gemachtigde beweerde gevolgen van de Trust ook daadwerkelijk aan deze Trust kleven. Verweerder heeft vervolgens geconstateerd dat de gevraagde informatie niet is verstrekt en dat er derhalve niet is voldaan aan de informatieverplichting van artikel 47 AWR.
Verweerder heeft vervolgens de onderhavige (navorderings)aanslagen aan eisers opgelegd.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In de bezwaarfase hebben de gemachtigde van eisers en verweerder uitgebreid met elkaar gecorrespondeerd en heeft er een hoorgesprek plaatsgevonden.
Tijdens het hoorgesprek heeft de gemachtigde van eisers verweerder aangeboden om een tweede informatieverzoek aan de trustee te sturen. Bij brief van 5 november 2008 heeft de gemachtigde van eisers zijn concept-informatieverzoek aan de trustee voor commentaar aan verweerder voorgelegd. Verweerder heeft bij brief van 10 november 2008 de gemachtigde van eisers zijn commentaar toegezonden, met als bijlage de uitspraak Foreman vs Kingstone. Verweerder heeft bij brief van 11 december 2008 aan de gemachtigde van eisers gevraagd of de trustee al had gereageerd, waarbij verweerder tevens heeft aangegeven dat hij voornemens is om in januari/februari 2009 uitspraak te doen. Verweerder heeft op 3 februari 2009 een herinnering gestuurd waarop door de gemachtigde van eisers niet is gereageerd.
Verweerder heeft op 19 februari 2009 een brief ontvangen van [X], de protector van de Trust, met als bijlagen de jaarstukken van de Trust met betrekking tot de jaren 2002 tot en met 2007. Uit deze jaarstukken blijkt onder meer dat de Trust in 2006 een uitkering heeft gedaan van € 45.000.
De Trust is per 30 december 2009 opgeheven. Het daarin aanwezige vermogen is tot een bedrag van in totaal € 12.675.500 uitgekeerd aan de kinderen en de kleinkinderen van de settlors van de Trust.”
Aan de hiervoor weergegeven feiten voegt het Hof voorts nog het volgende toe.
In het kader van de aanslagregeling over latere jaren zijn de jaarstukken over de jaren 2008 en 2009 door de inspecteur opgevraagd en door [X]aan de inspecteur toegezonden.
Het onder 2.23 van de uitspraak van de rechtbank gemelde bedrag van € 45.000 betreft uitkeringen ten bedrage van € 25.000 aan [naam 8] en ten bedrage van € 20.000 aan het [naam 9].
Het onder 2.24 van de rechtbank gemelde bedrag van € 12.675.500 komt overeen met het bedrag aan “Capital distributions” genoemd in jaarstukken van de Trust “FOR THE PERIOD ENDED 30 DECEMBER 2009” die [X] aan de inspecteur heeft toegezonden, en die de inspecteur bij brief van 28 september 2011 als nader stuk heeft ingebracht bij de rechtbank.
Bij de motivering van het hoger beroep zijn eveneens jaarstukken overgelegd van de Trust. Volgens die stukken beloopt het bedrag aan “Capital distributions” “FOR THE YEAR ENDED 31 DECEMBER 2009” € 12.653.649.
De onder 2.24. van de uitspraak van de rechtbank bedoelde uitkering aan de kleinkinderen beliep € 80.000 per kleinkind en in totaal 9 x € 80.000 = € 720.000.
Aan de hand van opgaven van de gemachtigde heeft de inspecteur de totale uitkering bij opheffing van de Trust aan belanghebbende berekend op € 2.595.140, hetgeen hij heeft neergelegd in een als nader stuk (bijlage 7 bij de onder 2.9 bedoelde brief) aan de rechtbank gezonden overzicht.
In een brief van 4 november 2004 schrijft belanghebbendes gemachtigde aan de trustee van de Trust:
“Re: The [naam 4] Trust
Dear Mr. [Y],
Recently the Dutch tax authorities have requested information with regard to the
abovementioned trust. These questions have been sent to the settlors and the beneficiaries
of the trust. One of these questions is whether they can provide the tax authorities with the
trust accounts of the last five years.
On behalf of the settlors and the beneficiaries I hereby ask you to send me the accounts
with regard to the past five years, so I can send them to the tax authorities.
Awaiting your reply, I remain,”
De trustee antwoordt hierop bij brief van 8 november 2004 aan de gemachtigde
als volgt:
“(…). The Trustees of the [naam 4] Trust have considered your request for disclosure of the past five years trust accounts.
Clause 30 of the First Schedule (Regulations) of the deed of settlement dated 14 May 1997,
made between [naam 1]and [naam 2]and The [naam 5]
Limited and another (…) and which is known as the [naam 4] Trust, reads as follows:
“Without prejudice to any right under the Proper Law to refuse disclosure of any document it is hereby declared that the Trustees shall not (subject to the Order of any Court of competent
jurisdiction) be bound to disclose to any person any document which:
(a) discloses his deliberations as to the manner in which he has exercised a power or
discretion or performed a duty conferred or imposed upon him, or
(b) disclose the reason for any particular exercise or non-exercise of such power or discretion
or performance of duty or the material upon which such reason shall or might have been
based, or
(c) relates to the exercise or proposed exercise of such power or discretion or the perfomance
or proposed performance of such duty: or
(d) relates to or forms part of the accounts of the trust.”
The Trustees have also considered the leading case on disclosure of information by Trustees to discretionary trusts, which is Schmidt v Rosewood Trust [2003] 3 ITELR 734. This is a
decision of the Privy Council in the United Kingdom. As the leading authority it is likely that
the courts both in Jersey (the proper law of the trust) and Guernsey (the law of the jurisdiction in which the trust is currently administered) would follow this case. (…)
Having considered the reason for the request, clause 30 of the first schedule to the Deed of
Trust and the case law, the Trustees prima facie opinion is that the Deed of Trust excludes the
Trustees from making this information available to any person (my italics). The Trustees
consider that the intention behind the clause was that any person requiring information set out
in sub- paragraphs (a) to (d) of clause 30 (as set out above) would need to make application to
a competent court to obtain such information. The Trustees further interpret the words “any
person” in clause 30 to mean all persons including the settlors and beneficiaries. Consequently, I regret to inform you that the Trustees have decided not to make the accounts of the trust for the past five years, available to you as the trust accounts are specifically contemplated in sub paragraph (d) of clause 30 of the Trust Deed.”
In een brief van 1 augustus 2007 schrijft de gemachtigde van belanghebbende aan de trustee onder meer:
“Dear Ladies and Gentlemen,
We hereby kindly request your attention for the following.
Further to the meeting that [gemachtigde] and [gemachtigde] have had on the 26th
of June 2007 with the Dutch Tax Authorities, we have received a letter from the mentioned
Tax Authorities on the 29th of June 2007.
In this letter (and as discussed during the aforementioned meeting) the Tax Authorities have
laid down a request for additional information concerning the trust and its beneficiaries.
The Dutch Tax Authorities have requested the following information:
Annual accounts and reports of the trust over the respective years from the year of the setting up of the trust untill the present date;
If the trust has a substantial shareholding in a company, the annual accounts and reports of the company in which the trust has a substantial shareholding;
An explanation of the size and composition of the assets of the trust which have been contributed to the trust at the time of setting up of the trust (and all contributions that have been made since this date);
Documents that prove the aforementioned contributions to the trust.”;
en:
“Because of the lack of information, the Dutch Tax Authorities question the full discretîonary powers of the trustees of the trust. In their opinion, this might lead to the assumption that
the assets of the trust should be allocated to the respective [naam 4] members. This
assumption made by the Tax Authorities leads to full tax liability on the side of the
aforementioned family members for all of the assets as currently held by the trust.”
Op de onder 2.13. aangehaalde brief reageert de Trustee bij brief van 26 september 2007 onder andere als volgt:
“Messrs [gemachtigde]
Estate Planning Department
Mazars Paardekooper Hoffman N.V.
(…)
The [naam 4] Trust (the Trust)
Dear Sirs
Thank you for your letter dated 1 August 2007. (…)
(…)
The real issue that your request poses to us is whether as Trustees we can make
such information available to any party on request without being in breach of trust.
If we, as Trustees, are in breach of trust then there is potential liability for the
Trustees for any loss or damages that may occur as a result of such action.
Clause 30 of the First Schedule to the Trust Deed reads as follows:
“Trust Documents to be confidential:
Without prejudice to any right under the Proper Law to refuse disclosure of any
document it is hereby declared that the Trustees shall not (subject to the Order of
any Court of competent jurisdiction) be bound to disclose to any person any
document which:
(a) discloses his deliberations as to the manner in which he has exercised a
power or discretion or performed a duty conferred or imposed upon him, or
(b) discloses the reason for any particular exercise or non-exercise of such
power or discretion or performance of duty or the material upon which such
reason shall or might have been based, or
(c) relates to the exercise or proposed exercise of such power or discretion or
the performance or proposed performance of such duty, or
(d) relates to or forms part of the accounts of the trust”
Having considered the wording of this clause and your request very carefully we
have concluded that to supply details of trust accounts, details of the settled funds
and documents to prove such settlement to any or all of yourselves, the Tax
Authorities or the beneficiaries of the trust, will be a breach of trust by the
Trustees. Therefore we regrettably must decline to provide the documents
requested.
We think that if any of the beneficiaries or Dutch Tax Authorities want the
Trustees to disclose such documents then their remedy lies in making an
application to the Royal Court of Guernsey as the court of the jurisdiction in which
the administration of the Trust is currently performed or to the Royal Court of
Jersey, the court of jurisdiction of the proper law of the Trust, detailing the grounds
upon which they (the Applicant(s)) believe they are entitled to this information
given the specific provisions of the Trust Deed. If Trustees are ordered by such
Court to disclose these documents to such Applicants, we shall do so without
hesitation.
Yours faithfully
For [naam 7](Guernsey) Limited
as Trustees of the [naam 4] Trust
(…)”.
Bij de motivering van het hoger beroep heeft belanghebbende een brief gedagtekend 24 oktober 2004 van zijn broer [betrokkene 1] overgelegd gericht aan [… 1]. In deze brief – waar volgens belanghebbende nimmer een reactie op is ontvangen – verzoekt belanghebbendes broer aan [… 1] “als protector van de [naam 4] Trust” hem € 250.000 uit te keren omdat hij dit bedrag nodig heeft omdat hij ‘financieel krap zit in verband met de opstart van mijn bedrijf”.
In hoger beroep heeft belanghebbende een stuk overgelegd (productie 3 bij de motivering van het hoger beroep) met de volgende tekst:
“[naam 7](Guernsey) Limited
Attn Mr [Y]
[adres]
GUERNSEY CHANNEL ISLANDS
Re: The [naam 4] Trust
Dear Trustee,
As you are aware from past correspondence with our tax advisor Mazars ([gemachtigde]) some issues have risen with regard to our tax position in the Netherlands. With regard to the outstanding discussion with the Dutch tax authorities (DTA) we would like your attention for the following.
The DTA would like to receive some information with regard to The [naam 4] Trust.
They would like to receive the annual accounts of The [naam 4] Trust as of the date
of incorporation until the most recent finalised accounts.
Our tax adviser already requested you several tirnes to submit this information to them in
order to end the discussion with the DTA and therewith getting total clarity on our tax
position. We are not able to submit the requested information ourself, as we do not have this
information at our disposal. In the past you informed Mazars that - after consultation with
your legal advisers - you were not able to submit this information, as you were of the opinion
this (most) possibly would lead to a breach of trust.
Although we are aware of your opinion on the previous request by our tax advisor, we would
like to emphasise the significance of the DTA receiving the requested information. At this
moment we are confronted with several legal stands on the basis of us not submitting the
requested information (annual accounts) to the DTA. Needless to mention this damages our
position quite heavily and in the opinion of the DTA eventually will lead to a shift of the onus
of proof (from the DTA to ourselves). You will understand this should be prevented at any
cost.
Bearing in mind the beforegoing we strongly request you to reconsider your previous thoughts which led to your opinion of not submitting the requested information to our tax advisor/the DTA.
Hoping you are willing to persecute our request and looking forward to receiving the annual
accounts from you!
Yours sincerely,”
Het stuk is niet gedagtekend. Het is ondertekend door belanghebbende, belanghebbendes moeder, belanghebbendes broers [naam 3], [betrokkene 1] en [betrokkene 1], en zijn zus [betrokkene 2]. Het dossier bevat geen brief of ander van de trustee afkomstig stuk waarin op het hiervoor geciteerde stuk wordt gereageerd of daaraan wordt gerefereerd..
In hoger beroep heeft belanghebbende voorts een op 11 mei 2012 gedateerde ‘legal opinion’ overgelegd van een op Jersey gevestigde firma van advocaten, ‘notaries public’en solicitors (hierna: de legal opinion).
In hoofdstuk 6 van de legal opinion is onder meer het volgende opgenomen:
“6. (A) (ii) Beneficiaries’ rights to information under a Jersey law discretionary trust
Article 29 of the Law is headed “Trustee may refuse to make disclosure” and states as follows:
“Subject to the terms of the trust and subject to any order of the court, a trustee shall not be required to disclose to any person, any document which —
(a) discloses the trustee’s deliberations as to the manner in which the trustee has exercised a power or discretion or performed a duty conferred or imposed upon him or her;
(b) discloses the reason for any particular exercise of such power or discretion or performance of duty or the material upon which such reason shall or might have been based;
(c) relates to the exercise or proposed exercise of such power or discretion or the performance or proposed performance of such duty; or
(d) relates to or forms part of the accounts of the trust,
unless, in a case to which sub-paragraph (d) applies, that person is a beneficiary under the trust not being a charity, or a charity which is referred to by name in the terms of the trust as a beneficiary under the trust or the enforcer in relation to any non-charitable purposes of the trust.”
Article 29(d) of the Law refers to “the accounts of the trust” which was construed widely by the Royal Court of Jersey in West v Lazard Brothers (Jersey) Limited ([1987-88 JLR 414]) to include “all accounts, vouchers, coupons, documents, and correspondence relating to the administration of the trust property or otherwise to the execution of the trust, including a full inventory of the trust assets and all dealings relating to any real property, (as defined in Re Londonderry’s Settlement [1965] Ch 918 where the kind of information to which beneficiaries are entitled is set out)”.
The decision of the Privy Council in Schmidt v. Rosewood Trust Limited [2003] 2 AC 709 (“Schmidt v. Rosewood”), delivered in March 2003 on an appeal from the courts of the Isle of Man, considers the approach to be taken to the question of disclosure of information by trustees to beneficiaries.
The decision is followed by the Jersey courts.
(…)
In the recent decision of the Royal Court of Jersey In re B Settlement [2011 JLR 236] it was held that on an application by a beneficiary for the disclosure of trust documents, there was a strong presumption in favour of disclosure but the court had an overriding discretion to withhold documents if it would be in the best interests of the beneficiaries as a whole.”
De in (onder andere) de legal opinion gemelde uitspraak van de Privy Council in Schmidt v. Rosewood Trust Limited (hierna: Schmidt v. Rosewood) bevat met betrekking tot de vraag of en zo in hoeverre een trustee een ‘disclosure’-verplichting heeft jegens de beneficiaries, onder andere de volgende overwegingen:
“36. The Board have to consider what rights or claims to disclosure the appellant has, (…)
(…)
It is fundamental to the law of trusts that the court has jurisdiction to supervise and if appropriate intervene in the administration of a trust, including a discretionary trust. (…)
(…)
Disclosure to discretionary beneficiaries: a proprietary basis?
43. Much of the debate before the Board addressed the question whether a beneficiary’s right or claim to disclosure of trust documents should be regarded as a proprietary right. Mr Brownbill [Hof: optredende namens de trustee] argued that it should be classified in that way, and from that starting point he argued that no object of a mere power could have any right or claim to disclosure, because he had no proprietary interest in the trust property. (…)
(…)
50. (…) But the Board cannot regard it as a reasoned or binding decision that a beneficiary’s right or claim to disclosure of trust documents or information must always have the
proprietary basis of a transmissible interest in trust property. (…)
(…)
54. It will be observed that (…) said that for an applicant to have a proprietary right might be sufficient, but was not necessary. In the Board’s view it is neither sufficient nor necessary. (…)
55. (…) the Staff of Government Division, which (para 35) accepted the submission (made on behalf of the appellant) that a proprietary interest, although often found, was not necessary. On this part of the case the Board agrees with the conclusion reached
by the Staff of Government Division, (…)
(…)
59. [Hof: in overweging 59 citeert de Privy Council uit Spellson v George (1987) NSWLR 300; een beslissing van the Equity Division of the Supreme Court of New South Wales (Powell J), onder meer het volgende:].
“On the contrary, it is clear that the object of a discretionary trust, even before the exercise of the trustee’s discretion in his favour, does have rights against the trustee
(…) those rights, so it seems to me, are not restricted to the right to have the trustee bona fide consider whether or not to exercise his (the trustee’s) discretion in his (the object’s) favour, but extend to the right to have the trust property properly managed and to have the trustee account for his management,”
60. The Staff of Government Division quoted the above paragraph (and the preceding paragraph) from Powell J’s judgement and criticised him (…). Their Lordships regard this criticism as surprising and unwarranted.
(…)
Conclusion
66. Their Lordships have already indicated their view that a beneficiary’s right to seek disclosure of trust documents, although sometimes not inappropriately described as a proprietary right, is best approached as one aspect of the court’s inherent jurisdiction to
supervise (and where appropriate intervene in) the administration of trusts. (…)
67. However the recent cases also confirm (as had been stated as long ago as In re Cowin in 1886) that no beneficiary (and least of all a discretionary object) has any entitlement as of right to disclosure of anything which can plausibly be described as a trust document. Especially when there are issues as to personal or commercial confidentiality, the court may have to balance the competing interests of different beneficiaries, the trustees themselves, and third parties. Disclosure may have to be limited and safeguards may have to be put in place. Evaluation of the claims of a beneficiary (and especially of a discretionary object) may be an important part of the balancing exercise which the court has to perform on the materials placed before it. In many cases the court may have no difficulty in concluding that an applicant with no more than a theoretical possibility of benefit ought not to be
granted any relief.”
Voorafgaande aan het vaststellen van de onderhavige belastingaanslagen is aan herhaalde verzoeken om informatie door de inspecteur niet voldaan ten aanzien van:
- -
-
de overlegging van jaarstukken van de Trust sedert de oprichting daarvan,
- -
-
de vraag van de inspecteur welke vermogensbestanddelen wanneer en voor welke waarde in de trust zijn ingebracht, en
- -
-
de vraag wanneer belanghebbende de uitkering uit de Trust van € 136.135 heeft ontvangen met bewijs daarvan en het daarop betrekking hebbende besluit van de trustee.
Na het vaststellen van de belastingaanslagen heeft belanghebbende de inspecteur alsnog medegedeeld wanneer hij de uitkering van € 136.135 heeft ontvangen en kopieën van de desbetreffende bankafschriften aan de inspecteur overgelegd. Voorts heeft de inspecteur (zie overweging 2.23 van de rechtbank en overweging 2.7 van het Hof) alsnog de beschikking gekregen over de jaarstukken van de Trust vanaf het jaar dat geëindigd is op 31 december 2002.