Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1816, 12/00327

Gerechtshof Amsterdam, 15-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1816, 12/00327

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 mei 2014
Datum publicatie
21 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:1816
Formele relaties
Zaaknummer
12/00327

Inhoudsindicatie

Het Hof deelt de aluminium delen voor overheaddeuren niet in als delen van machines van hoofdstuk 84 maar als delen voor constructiewerken van aluminium van post 7610 van de GN.

Uitspraak

kenmerk 12/00327

15 mei 2014

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,

de inspecteur

alsmede

op het incidenteel hoger beroep van

[A] B.V. te [P], belanghebbende,

gemachtigden: K. Winters en drs. R.R. Ramautarsing (Deloitte Belastingadviseurs B.V.)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/2854 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 12 november 2009 aan belanghebbende een

uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 613,99 aan douanerechten.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 29 april 2010, de UTB gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 12 maart 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde

beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de inspecteur opgedragen de UTB te verminderen overeenkomstig de indelingsbeslissingen van de rechtbank, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 491,25 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 april 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij brief van 2 juli 2012 heeft de inspecteur het Hof bericht dat hij afziet van beantwoording van het incidentele hoger beroep van belanghebbende.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiseres is producent van industrie- en garagedeuren, waaronder overheaddeuren. Het voor de bediening van deze overheaddeuren benodigde systeem koopt eiseres aan bij leverancier [B] Inc. uit Canada. Eiseres verkoopt de genoemde deuren inclusief bedieningssysteem via haar dealernetwerk aan eindgebruikers. Eiseres levert niet rechtstreeks aan consumenten. De industrie- en garagedeuren worden volledig naar wens van de eindgebruiker op maat geproduceerd en worden door de dealers geplaatst bij de eindgebruiker. Afhankelijk van de wensen van de afnemers kunnen verschillende bedieningssystemen worden geleverd.

2.2.

Namens eiseres is op 22 januari 2008 aangifte gedaan voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer van kabeltrommels en veerpluggen onder de goederencode 8412 90 80 90 met als goederenomschrijving “delen voor hydraulische motoren”. De kabeltrommel is een hefkabel en is een deel van het systeem, dat ervoor zorgt dat de deur omhoog kan worden gehesen. De veerplug houdt de veer gespannen op een punt, zodat de deur in balans wordt gehouden.

2.3.

Namens eiseres is op 29 februari 2008 aangifte gedaan voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer van looprollen onder de goederencode 8302 41 00 met als goederenomschrijving “beslag van onedel metaal voor gebouwen”. De looprol heeft een as waaraan een gelagerd wieltje is bevestigd. De looprol wordt bij de constructie van de overheaddeur in een looprolhouder geplaatst. De wieltjes van de looprolhouder vallen in een geleideprofiel. De wieltjes verlichten de wrijving bij het openen en sluiten van de deur en houden de deur in positie.

2.4.

Namens eiseres is op 9 april 2008 aangifte gedaan voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer van aluminium bodemconsoles onder de goederencode 8302 41 00 met als goederenomschrijving “beslag van onedel metaal voor gebouwen”. Bodemconsoles worden bevestigd aan het onderste paneel van de deur. Een hefkabel wordt aan de bodemconsole bevestigd, zodat de deur omhoog kan worden gehesen.

2.5.

Op grond van artikel 78 van het Communautair douanewetboek heeft de douane bij eiseres een controle na invoer ingesteld. Hiervan is een controlerapport opgesteld met datum 9 november 2009. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft verweerder de utb opgelegd.

Voor zover een artikel niet in het bijzonder wordt genoemd, worden de artikelen hierna aangeduid als: “de goederen”.”

2.2.

Het Hof vult de feiten als volgt aan. De door de rechtbank genoemde veerpluggen en kabeltrommels zijn, gelijk de bodemconsoles, vervaardigd van aluminium.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil het volgende overwogen.

“5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.

5.2.

Voorts kan volgens de rechtspraak van het HvJ EU de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie onder meer de arresten van 4 maart 2004, Krings, C-130/02, Jurispr. Blz I-2121, punt 28, en van 17 maart 2005 Ikegami, C-467/03, Jurispr. Blz. I-2389).

5.3.1.

Eiseres stelt zich op het standpunt dat de goederen als geheel (samenstel) als delen van een hef- en hijsmechanisme onder goederencode 8431 39 70 moeten worden ingedeeld. De goederen zijn volgens haar exclusief ontworpen om gebruikt te worden in een systeem voor het hanteren van overheaddeuren. Alle goederen zijn specifiek ontworpen om bij een bepaald formaat deur en in samenhang met de andere componenten hun functie te vervullen. Die functie betreft het bedienen van de deur. Alle goederen zijn voorzien van specifieke voorbereidingen die danwel het heffen en bedienen van de deurpanelen moeten faciliteren danwel het eventueel vallen van de overheaddeur voorkomen of beperken door veiligheidsvoorzieningen. De goederen zijn erop gericht een zodanig systeem te creëren dat de overheaddeur gecontroleerd omhoog en omlaag kan worden bewogen en vormen samen een hijs- en hefmechanisme.

5.3.2.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat een deur volgens het tarief gezien wordt als een constructiewerk of een deel van een constructiewerk. De aluminium bodemconsoles zijn volgens verweerder een essentieel kenmerk van de overheaddeur, aangezien de overheaddeur zonder de bodemconsoles niet omhoog kan worden gehesen. De aluminium bodemconsoles moeten daarom worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 7610 90 90, als deel van een constructiewerk.

Ten aanzien van de aluminium kabeltrommels en veerpluggen stelt verweerder zich op het standpunt dat deze goederen moeten worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 7610 90 90, omdat deze goederen een essentieel onderdeel zijn van een overheaddeur, aangezien de deur als constructie zonder deze onderdelen niet bruikbaar is, omdat de deur dan niet op een veilige manier omhoog kan worden gehesen.

De looprollen moeten volgens verweerder worden aangemerkt als kogellagerassen en rollagerassen als genoemd bij GN-onderverdeling 8483 40 30 en daarom onder deze post worden ingedeeld.

5.4.

De door of ten behoeve van eiseres ingevoerde goederen betreffen componenten van een mechanisme/systeem, dat het openen en sluiten van een overheaddeur faciliteert, zodat relatief zware deuren eenvoudig en veilig kunnen worden geopend, gesloten of op zijn plaats kunnen worden gehouden. De componenten beschikken alle over specifieke kenmerken die maken dat zij samen met andere componenten één systeem vormen voor het bedienen van overheaddeuren. Het systeem bevat weliswaar elementen die wijzen op een hef- en hijsfunctie, maar werkt uitsluitend indien het systeem is verbonden aan een deur. Als zodanig is het systeem dus niet geschikt om zelfstandig iets te tillen of te hijsen. De hef- en hijsfunctie bepaalt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet het wezenlijke karakter van het systeem. De functies van het systeem maken dat, indien het systeem in zijn geheel zou worden aangeboden, eerder sprake is van een machine met een geheel eigen functie, te weten het bedienen van (overhead)deuren. Om die reden horen dergelijke machines (al dan niet in gemonteerde of complete staat) te worden ingedeeld onder post 8479, “machines en mechanische toestellen met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk”.

5.5.

Uit de tekst van aantekening 2, onder a, op afdeling XVI van de GN volgt dat delen die als zodanig onder een van de posten van hoofdstuk 84 of 85 (andere dan de posten 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8487, 8503, 8522, 8529, 8538 en 8548) kunnen worden ingedeeld, onder die posten ingedeeld blijven, ongeacht de machine waarvoor zij bestemd zijn.

In aantekening 2, onder b, op afdeling XVI is bepaald dat delen, andere dan die bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines (…), worden ingedeeld onder de post waaronder die machine valt of die machines vallen of onder een der posten 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8503, 8522, 8529 of 8538, naar gelang van het geval.

5.6.

De looprol, zoals beschreven onder 2.3, betreft feitelijk een as waaraan een kogellager met een wieltje is bevestigd. Dit heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting niet weersproken. Dergelijke artikelen worden met name genoemd onder post 8483 en moeten, met inachtneming van aantekening 2, onder a, op afdeling XVI worden ingedeeld onder post 8483, onderverdeling 8483 40 30, als kogellager en rollagerassen.

5.7.

De onder 2.2 genoemde aluminium kabeltrommels en veerpluggen en de onder 2.4 genoemde aluminium bodemconsoles zijn delen die exclusief zijn gemaakt en bestemd zijn om te functioneren binnen het bedieningssysteem van overheaddeuren. Met inachtneming van aantekening 2, onder b, op afdeling XVI moeten deze goederen worden ingedeeld onder de post waaronder de machines waarvoor zij zijn bestemd, worden ingedeeld. Hieruit volgt dat de goederen moeten worden ingedeeld onder post 8479, onderverdeling 8479 90 80, als delen van “machines en mechanische toestellen met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk”.

5.8.

Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een machine van afdeling XVI, is indeling onder GN-post 7610, zoals verweerder voorstaat, niet aan de orde. In aantekening 1 op afdeling XV van de GN is immers bepaald dat deze afdeling niet omvat artikelen bedoeld bij afdeling XVI (machines, toestellen en elektrotechnisch materieel).”

4 Geschil in hoger beroep

5 Relevante teksten en toelichtingen van de GN

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing