Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1839, 11/00101bis
Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1839, 11/00101bis
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 maart 2014
- Datum publicatie
- 28 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:1839
- Formele relaties
- Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2013:1834
- Zaaknummer
- 11/00101bis
Inhoudsindicatie
Immateriële-schadevergoeding (IMSV). De IMSV heeft betrekking op de spanning en frustratie die blh heeft ondervonden wegens de behandelingsduur in de specifieke procesfase van het hoger beroep. Met de uitspraak in de hoofdzaak in hoger beroep is aan de door blh ondervonden spanning en frustratie in die fase van de procedure een einde gekomen. Er is geen aanleiding om bijzondere omstandigheden aanwezig te achten die de te lange behandelingsduur geheel of gedeeltelijk rechtvaardigen.
Uitspraak
Kenmerk 11/00101bis
6 maart 2014
nadere uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer
in het geding tussen
(de erven van) [X] te [Z], belanghebbende(n),
gemachtigde: mr. F. Jagersma (Russo Van der Waal belastingadviseurs + advocaten te Amsterdam)
tegen
de Staat, de Minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag, door tussenkomst van de Raad voor de Rechtspraak, de Minister,
op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade (hierna: het verzoek) in de na te noemen zaak.
1 Procesverloop
Voor de loop van het geding verwijst het Hof allereerst naar de uitspraak van de derde meervoudige Belastingkamer van 11 april 2013 met kenmerknummer 11/00101 (verder de Uitspraak). Bij de Uitspraak heeft het Hof het onderzoek heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over schadevergoeding en de Minister in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
De Minister heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en bij brief van 2 mei 2013 een schriftelijke uiteenzetting gegeven inzake het verzoek, waarvan een afschrift is verstrekt aan belanghebbende. Belanghebbende heeft gereageerd bij brieven van 22 april 2013 en 18 juni 2013. Van de laatstgenoemde brief is een afschrift ter kennisname aan de Minister gezonden.
Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een nadere zitting achterwege te laten.
De voorzitter van de derde meervoudige belastingkamer heeft de behandeling van het verzoek verwezen naar de eerste enkelvoudige belastingkamer.
2 Feiten
De inspecteur heeft met dagtekening 8 juli 2009 aan wijlen [X] (hierna: belanghebbende) voor het jaar 2007 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Gelijktijdig is heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur op 10 november 2009 uitspraak gedaan en daarbij de voorlopige aanslag en de heffingsrente gehandhaafd.
Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem (de rechtbank) en daarop heeft de rechtbank op 25 januari 2011 uitspraak gedaan. Bij deze uitspraak is het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Op 1 februari 2011 is bij de rechtbank een brief van de gemachtigde ingekomen welke door de rechtbank is aangemerkt als hogerberoepschrift en als zodanig aan het Hof is doorgezonden; dit geschrift is door het Hof ontvangen op 9 februari 2011. Bij brief van 2 maart 2011 heeft de gemachtigde het hoger beroep nader gemotiveerd. Het Hof heeft op 11 april 2013 uitspraak gedaan.
3 Omschrijving verzoek en standpunten
Het verzoek strekt tot vergoeding van immateriële schade geleden door overschrijding van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.