Gerechtshof Amsterdam, 22-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1990, 13/00270
Gerechtshof Amsterdam, 22-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1990, 13/00270
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 mei 2014
- Datum publicatie
- 4 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:1990
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3316, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00270
Inhoudsindicatie
De stelling dat een uitnodiging tot betaling dient te worden vernietigd in plaats van te worden verminderd, indien komt vast te staan dat een te hoog bedrag is geboekt en is meegedeeld, vindt geen steun in het recht.
De ten invoer aangegeven goederen, die worden gebruikt als aquarium, worden met toepassing van indelingsregel 3b ingedeeld onder post 7013 99 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur.
Uitspraak
Kenmerk 13/00270
22 mei 2014
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[A] B.V. te[P], belanghebbende,
gemachtigden A.P. van Breukelen en mr. ing. B.J.B. Boersma (Customs Knowledge B.V.)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/1804 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 22 september 2011 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (UTB) gezonden voor een bedrag van € 110.863,51 aan douanerechten.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 22 maart 2012, de UTB gehandhaafd.
Bij uitspraak van 18 maart 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de UTB verminderd tot
€ 109.588,48, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.414 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van
€ 310 vergoedt.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 april 2013, aangevuld bij brief van 25 juni 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft in de periode van 9 juni 2008 tot en met 29 december 2010 op eigen naam en voor eigen rekening aangiften ten invoer gedaan voor goederen, bestaande uit een rechthoekige glazen bak en een kap van kunststof met daarin een verlichtingsarmatuur. De lichtkap is door middel van twee scharnieren bevestigd aan een kunststof rand, welke is vastgelijmd aan de rand van de glazen bak. De afmetingen van de goederen variëren. De goederen zijn ontworpen om te worden gebruikt als aquarium.
De goederen zijn aangegeven onder postonderverdeling 9405 40 39 (andere elektrische verlichtingstoestellen van kunststof) van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN), voor welke postonderverdeling een tarief van 4,7 percent geldt.
De inspecteur heeft bij de importeur van de goederen, [naam importeur], een controle na invoer ingesteld, waarbij is vastgesteld dat de onderwerpelijke goederen onder postonderverdeling 7013 99 00 (ander glaswerk) dienen te worden ingedeeld, waar voor een tarief van 11 percent geldt. De meer verschuldigde douanerechten zijn bij belanghebbende nagevorderd door middel van de bestreden UTB.
3 Het geschil in hoger beroep
Tussen partijen is niet in geschil dat het aanvankelijk aan belanghebbende medegedeeld bedrag aan douanerechten (€ 110.863,51) te hoog was vastgesteld, nu daarin één douaneschuld was begrepen (€ 1.275,73) waarvoor de boekingstermijn van drie jaar inmiddels was verstreken. Partijen houdt verdeeld of deze omstandigheid, gelet op het arrest HvJ EU 8 november 2012, zaak C-351/11, KGH Belgium NV, tot gevolg heeft dat de gehele UTB dient te worden vernietigd, zoals belanghebbende stelt, doch de inspecteur bestrijdt.
Zo het gelijk ten aanzien van 3.1 aan de inspecteur is, is tussen partijen in geschil of de goederen dienen te worden ingedeeld onder postonderverdeling 7013 99 00, zoals de inspecteur bepleit, dan wel onder postonderverdeling 9405 40 39, zoals belanghebbende voorstaat. Partijen hebben zich ter zitting eenparig op het standpunt gesteld dat de UTB dient te worden verminderd met € 103.712,92 indien het gelijk ten aanzien van de indeling aan belanghebbende is.
Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van de zitting.