Gerechtshof Amsterdam, 22-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2106, 13/00244
Gerechtshof Amsterdam, 22-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2106, 13/00244
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 mei 2014
- Datum publicatie
- 11 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:2106
- Zaaknummer
- 13/00244
Inhoudsindicatie
Bezwaren zijn ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De gemachtigde van belanghebbende heeft immers doen blijken dat naar de mening van belanghebbende alle correcties die de inspecteur bij de vaststelling van de naheffingsaanslagen heeft aangebracht volledig onjuist zijn. Hierin ligt onmiskenbaar besloten een grond voor het maken van bezwaren daartegen. Ook overigens is de afwikkeling van de bezwaren niet vlekkeloos verlopen.
Uitspraak
Kenmerk 13/00244
22 mei 2014
uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X Holding BV], gevestigd te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4119 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 28 december 2011 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB) opgelegd van € 6.320 (aanslagnummer [1]). Tegelijk met het vaststellen van deze naheffingsaanslag is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 3.015
De inspecteur heeft met dagtekening 28 december 2011 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag LB opgelegd van € 7.316 (aanslagnummer [2]). Tegelijk met het vaststellen van deze naheffingsaanslag is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 3.549.
Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslagen en vergrijpboeten gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 18 april 2012, de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 maart 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 april 2013, aangevuld bij brieven van 2 mei 2013 en 25 juni 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2014. Van de zijde van de inspecteur zijn verschenen [A] en [B]. Van de zijde van belanghebbende is - met kennisgeving aan het Hof - niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft (onder meer) de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“Vanaf 16 november 2010 heeft verweerder bij eiseres onderzoek gedaan naar – voor zover hier van belang – de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen voor de jaren 2008 en 2009 (hierna: het boekenonderzoek).
Bij brief van 16 september 2011 heeft gemachtigde [C] gereageerd op het naar aanleiding van het boekenonderzoek opgemaakte conceptrapport. Vervolgens is op 9 december 2011 ter zake van dat boekenonderzoek het definitief rapport opgemaakt.
Naar aanleiding van de bevindingen van het boekonderzoek zijn met dagtekening 28 december 2011 de onderhavige naheffingsaanslagen, vergrijpboetes opgelegd en is heffingsrente in rekening gebracht.
Eiseres heeft bij brieven van 26 januari 2012 pro forma bezwaar gemaakt. Eiseres is door verweerder bij brief van 13 februari 2012 verzocht om het bezwaar ter zake van de naheffingsaanslag met aanslagnummer [1] te motiveren en is daartoe tot 12 maart 2012 in de gelegenheid gesteld. Eiseres is vervolgens bij brief van 20 maart 2012 verzocht om het bezwaar ter zake van beide naheffingsaanslagen te motiveren. Daarbij is eiseres meegedeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard als de motivering niet binnen een termijn van twee weken is ontvangen.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.
In de (hiervoor onder de feiten van de rechtbank gemelde) brief van de gemachtigde van belanghebbende van 16 september 2011 (aangeduid als “reactie op concept controle rapport”) staat (onder meer) het volgende vermeld:
“7.9 Resume & 7.10 verwerpen loonadministratie
Daar uw conclusies enkel en alleen zijn gebaseerd op aannames zonder enige feitelijkheden, welke hiervoor zijn bestreden, zijn wij van mening van de gevoerde loonadministratie correct is. Voorts concluderen wij dat de onderneming voldoet aan haar administratieplicht.
(…)
14 Naheffingsaanslag loonheffingen
De conclusies van de belastingdienst zijn enkel en alleen gebaseerd op assumpties., veronderstellingen en aannames. Deze zijn alle beargumenteerd en niet correct. Wij concluderen dat de ingediende aangiften loonbelasting juist en correct zijn en dat de onderneming heeft voldaan aan haar belastingplicht.
Derhalve is een correctie op de loonheffingen niet juist.
(…)
Indien de aannames, veronderstellingen en de hieraan onjuiste conclusie worden gehandhaafd in het definitieve rapport kunnen wij op voorhand mededelen dat een bezwaar en beroepszaak zal worden geëntameerd.”
In het (hiervoor onder de feiten van de rechtbank gemelde) definitieve rapport van 9 december 2011 ter zake van het bij belanghebbende ingestelde boekenonderzoek staat (onder meer) het volgende vermeld:
“17 Standpunt belastingplichtige/gemachtigde
Dit conceptrapport (Hof: het betreft hier niet het conceptrapport maar - zoals de inspecteur ter zitting bij het Hof heeft verklaard - het definitieve rapport) bevat de bevindingen van het boekenonderzoek waarin is aangegeven wat de consequenties zullen zijn.
(…)
Belastingplichtige, de directeurgrootaandeelhouder, en adviseur gaan niet akkoord met de controlebevindingen.”
In de (eveneens hiervoor onder de feiten van de rechtbank gemelde) brieven van de gemachtigde van belanghebbende van 26 januari 2012 (aangeduid als “pro forma bezwaar”) staat (onder meer) het volgende vermeld:
“Betreft: pro forma bezwaar naheffingsaanslag loonheffingen (…)
aanslagnummer [1]
(…)
Namens onze cliënt (…) maken wij pro forma bezwaar tegen de in hoofde genoemde aanslag. Tevens verzoeken wij om uitstel van betaling voor het gehele (cursivering Hof) bedrag van de aanslag ad € 9.661,-.”
en
“Betreft: pro forma bezwaar naheffingsaanslag loonheffingen (…)
Aanslagnummer [2]
(…)
Namens onze cliënt (…) maken wij pro forma bezwaar tegen de in hoofde genoemde aanslag. Tevens verzoeken wij om uitstel van betaling voor het gehele (cursivering Hof) bedrag van de aanslag ad € 11.492,-.”
Het geschrift waarmee de uitspraken op bezwaar kenbaar zijn gemaakt meldt als kenmerk de beide aanslagnummers. Het geschrift bevat voorts de volgende tekst:
“Betreft:
Uitspraak op het bezwaarschrift naheffingsaanslag ten name van [X Holding BV]
Geachte heer,
Met de brieven van 26 januari 2012 heeft u namens [X Holding BV] pro forma bezwaarschriften ingediend tegen de naheffingsaanslagen loonheffingen met aanslagnummers [2] en [1]. Naar aanleiding van uw bezwaar, bericht ik u het volgende.
Ontvankelijkheid
Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een bezwaarschrift ten minste de gronden van het bezwaar moet bevatten. Een bezwaar kan niet-ontvankelijk verklaard worden volgens artikel 6:6 Awb indien niet is voldaan artikel 6:5 van de Awb.
Met de brief van 13 februari 2012 is verzocht om de gronden van het bezwaarschrift. Op 20 maart 2012 is wederom verzocht om de gronden van het bezwaar en is aan u medegedeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard indien de gronden niet binnen twee weken na dagtekening van de brief ontvangen waren. Tot op heden zijn de gronden van het bezwaar niet ontvangen.
Het bezwaarschrift voldoet niet aan de vereisten gesteld in de wet. Ik kan uw bezwaar niet in
behandeling nemen. U bent dan ook niet-ontvankelijk in uw bezwaar.
Beslissing
Het bezwaar is niet ontvankelijk
Als u het niet eens bent met deze uitspraak
U kunt in beroep gaan tegen deze uitspraak op uw bezwaar. Lees eerst de toelichting in de bijlage. Dien uw beroepschrift uiterlijk 6 weken na dagtekening van deze brief in bij de rechtbank.
Hoogachtend,
namens de inspecteur”
Voorafgaand aan het doen van uitspraken op bezwaar heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden. De inspecteur schrijft hierover in zijn verweerschrift in eerste aanleg (onder meer) het volgende:
“op grond van artikel 7:3, onder a, van de Awb [mag] van horen worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Nu twee keer is verzocht om de gronden van het bezwaar en belanghebbende niet heeft gereageerd ben ik van mening dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Een uitnodiging om belanghebbende te horen is dan niet vereist. Ten overvloede merk ik nog op dat belanghebbende gehoord is op 16 oktober 2012. Dit heeft echter niet geleid tot een andere conclusie.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen de inspecteur daaraan ter zitting heeft toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.