Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:224, 12/00812
Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:224, 12/00812
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 januari 2014
- Datum publicatie
- 6 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:224
- Zaaknummer
- 12/00812
Inhoudsindicatie
Er is een douaneschuld ontstaan door de onttrekking aan het douanetoezicht van de in de vrije zone controle type II opgeslagen goederen. Belanghebbende is terecht als schuldenaar aangemerkt.
Uitspraak
kenmerk 12/00812
30 januari 2014
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[A]B.V., te [P], belanghebbende,
gemachtigde:[X]
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/6136 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane/kantoor Eindhoven,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 2 augustus 2011 aan belanghebbende een
uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 7.079,28 aan douanerechten en € 12.553,87 aan omzetbelasting.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 26 oktober
2011, de UTB gehandhaafd.
Bij uitspraak van 14 september 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende
ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 26 oktober
2012, aangevuld bij brief ingekomen op 10 december 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.Op 23 september 2013 is van belanghebbende een pleitnota met bijlagen ontvangen. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.6.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2013. Van het verhandelde
ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 17 oktober 2013 aan partijen is verzonden. Ter zitting is afgesproken dat de inspecteur binnen twee weken een afschrift van de aan belanghebbende verleende vergunning vrije zone controle type II zal overleggen aan het Hof alsmede een nadere schriftelijke uitwerking van zijn visie inzake de toepassing van artikel 202 dan wel 203 CDW bij onregelmatige uitslag uit de vrije zone controle type II. Op 22 oktober 2013 is de schriftelijke reactie met bijlagen van de inspecteur ontvangen. Een afschrift daarvan is aan de wederpartij gezonden waarbij deze is tevens in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De gemachtigde heeft, ook na een verlenging van de reactietermijn, geen nadere reactie ingediend. Partijen hebben desgevraagd toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.5. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is operateur in de vrije zone controletype II op de luchthaven [P]. Zij is in
bezit van een vergunning toegelaten afzender. In die hoedanigheid heeft zij op 11 april 2011
om 05:50:54 uur in het geautomatiseerde aangifte systeem voor douanevervoer (hierna:
NCTS) aangifte gedaan tot plaatsing van onder douanetoezicht staande goederen onder de
regeling extern communautair douanevervoer. Zij heeft in dat kader zelf het document T 1
met nummer MRN [C9] afgegeven en een begeleidingsformulier
afgedrukt. Het kantoor van vertrek is [P]. Het kantoor van
bestemming is[Y] in Duitsland. De goederen zijn in vak 31 omschreven als
“consol-cable”. Vak 31 vermeldt verder het airwaybillnummer: “[...]” en de
aanduiding “44-Kartonnen doos (carton)”. In vak 35 is een brutomassa van 427 kg vermeld.
Tot de stukken van het geding behoort een historisch overzicht van bovengenoemde
aangifte in NCTS (MRN-historie). Hieruit blijkt dat bij de controle van de zekerheid, de
zekerheid ongeldig of ontoereikend is en dat het vervoer niet is toegestaan en dat eiseres
hiervan op de hoogte is gebracht.
Vervolgens heeft eiseres op 12 april 2011 in NCTS voor dezelfde goederen een nieuwe
aangifte gedaan tot plaatsing van goederen onder de regeling extern communautair
douanevervoer. Zij heeft in dat kader zelf het document T1 met nummer MRN
[...] afgegeven met daarop dezelfde gegevens als op de onder 2.1
genoemde aangifte en een begeleidingsformulier afgedrukt. De uiterste vervoerstermijn is
19 april 2011.
Op 11 april 2011 zijn de goederen vervoerd naar het kantoor van bestemming en aldaar
bij de douane aangeboden met het onder 2.1 genoemde begeleidingsformulier.
Uit de MRN-historie van de onder 2.3 genoemde aangifte blijkt verder dat na het
verstrijken van de vervoerstermijn de nasporingsprocedure is ingeleid op 26 april 2011 (regel
35). Dit heeft geen gegevens opgeleverd van het kantoor van bestemming. Ook is navraag
gedaan via NCTS bij eiseres. Ook dit heeft geen gegevens opgeleverd voor de zuivering van
de regeling. Daarna heeft verweerder de invorderingsprocedure opgestart”.
Het Hof vult voormelde feiten als volgt aan.
In de vergunning Belanghebbende Vrije zone controle type II [P], verleend op 24 augustus 2005 en gewijzigd op 9 december 2009, staat onder meer:
“Zekerheid
U mag de vergunning belanghebbende vrije zone controle type II [P] alleen gebruiken als u zekerheid hebt gesteld.
Kennisgeving
Tijdens het verblijf van de goederen in de vrije zone controle type II [P] houdt de Douane toezicht. De Douane kan u verplichten een kennisgeving te doen op een bepaald tijdstip of bij het begin of het eind van een bepaalde activiteit tijdens opslag Dit houdt in dat u de Douane informeert over bijvoorbeeld:
(…)
-vertrek van de goederen van de locatie waar ze zijn opgeslagen.
(…)
Verplichtingen belanghebbende
U bent aansprakelijk voor het onttrekken van goederen tijdens het verblijf in de vrije zone ( art. 4:14, lid 3, ADR).
(…)
Administratieve verplichtingen
(…)
▪De uitschrijving uit de voorraadadministratie mag pas gebeuren als de goederen zijn overgedragen aan een andere belanghebbende in de vrije zone of een andere toegelaten douanebestemming hebben gekregen.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de UTB ter zake van onttrekking van goederen aan het douanetoezicht op goede gronden is opgelegd.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
De toepasselijke wettelijke bepalingen luiden als volgt:
Artikel 98, leden 1 en 2, Communautair douanewetboek (hierna: het CDW)
1. Onder het stelsel van douane-entrepots kunnen in douane-entrepot worden opgeslagen:
a. a) niet-communautaire goederen, zonder dat deze aan rechten bij invoer of aan handelspolitieke maatregelen worden onderworpen;
b) communautaire goederen waarvoor specifieke communautaire wetgeving, wegens plaatsing in een douane-entrepot, voorziet in maatregelen die in beginsel aan de uitvoer van goederen zijn verbonden.
2. Onder „douane-entrepot” wordt verstaan: elke door de douaneautoriteiten erkende, aan hun toezicht onderworpen plaats waar goederen onder de vastgestelde voorwaarden kunnen worden opgeslagen.
Artikel 168bis CDW
1. De douaneautoriteiten kunnen vrije zones aanwijzen waarbinnen de douanecontroles en -formaliteiten worden verricht en de bepalingen inzake de douaneschuld worden toegepast overeenkomstig de bepalingen inzake het stelsel van douane-entrepots.
De artikelen 170, 176 en 180 zijn niet van toepassing op de aldus aangewezen vrije zones.
2. De verwijzingen naar vrije zones in de artikelen 37, 38 en 205 gelden niet voor de in lid 1 bedoelde vrije zones.
Artikel 203 CDW
1. Een douaneschuld bij invoer ontstaat indien aan rechten bij invoer onderworpen goederen aan het douanetoezicht worden onttrokken.
2. De douaneschuld ontstaat op het tijdstip waarop de goederen aan het douanetoezicht worden onttrokken.
3. Schuldenaren zijn:
— de persoon die de goederen aan het douanetoezicht heeft onttrokken;
— de personen die aan deze onttrekking hebben deelgenomen terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat de goederen aan het douanetoezicht werden onttrokken;
— de personen die de betrokken goederen hebben verworven of deze onder zich hebben gehad en die op het ogenblik waarop zij de goederen verwierven of ontvingen, wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat deze aan het douanetoezicht waren onttrokken;
— alsmede, in voorkomend geval, de persoon die de verplichtingen welke voortvloeien uit de tijdelijke opslag van de goederen of uit het gebruik van de douaneregeling waaronder deze waren geplaatst, dient na te komen.
Artikel 799 Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek (UCDW)
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) |
controletype I : een controlesysteem dat in hoofdzaak op de aanwezigheid van een omheining is gebaseerd; |
b) |
controletype II : een controlesysteem dat in hoofdzaak op het vervullen van formaliteiten volgens de regels van de regeling douane-entrepots is gebaseerd; |
c) |
belanghebbende: persoon die zich bezighoudt met de opslag, de veredeling, de behandeling, de aan- of verkoop van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot. |
Artikel 813 UCDW
Onverminderd het bepaalde in afdeling 1 en in artikel 814 zijn de bepalingen inzake de regeling douane-entrepots van toepassing op vrije zones van controletype II.