Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-06-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2467, 13/00110

Gerechtshof Amsterdam, 26-06-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2467, 13/00110

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 juni 2014
Datum publicatie
2 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:2467
Zaaknummer
13/00110
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

Geen der partijen maakt de door ieder van hen bepleite waarde aannemelijk. Het Hof vindt daarin aanleiding de waarde in goede justitie te bepalen, waarbij het aan de wederzijdse taxaties een ongeveer even zwaar gewicht toekent.

Uitspraak

kenmerk 13/00110

26 juni 2014

uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

en

het incidentele hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal, de heffingsambtenaar.

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4735 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank), in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet woz) bij beschikking van 29 februari 2012 voor het jaar 2012 de waarde van de onroerende zaak[a-astraat 1] te[Z] (hierna: de woning), vastgesteld op € 733.000.

1.2.

Het tegen de waardevaststelling gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraak van 27 september 2012 ongegrond verklaard.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank gegrond verklaard in haar uitspraak van 4 februari 2013; de rechtbank heeft daarbij de waarde van de woning verminderd tot € 695.000.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is op 12 februari 2013 bij het Hof ingekomen. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid het incidenteel hoger beroep te beantwoorden.

1.5.

Op 12 mei 2014 is een door belanghebbende ingezonden ‘pleitnota’ ontvangen. Een afschrift daarvan is naar de wederpartij gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.

Eiseres is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.

De woning is een hoekwoning met berging. De inhoud van de woning is ongeveer 500 m³ en de oppervlakte van het perceel is 481 m².

2.2.

Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe, welke het ontleent aan de bij de rechtbank ingebrachte stukken.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft een taxatieverslag Woningen ingebracht. In dit verslag is onder meer het volgende opgenomen:

adres

type woning

bouwjr.

m3

m2

vastgest.waarde

waardepeildatum

[a-astraat 1]

hoekw.

1925

500

481

733.000

1 januari 2011

verkoopprijs

verkoopdatum

[a-atraat]14

rij-w.

1924

430

178

574.000

09-03-2010

[a-atraat]90

rij-w.

1924

455

164

542.500

30-11-2010

[a-atraat]156

rij-w.

1925

490

155

575.000

01-09-2010

2.4.

Belanghebbende heeft een taxatierapport ingebracht, opgemaakt door A.J. Westerhoven RMT, (Westerhoven Makelaardij). In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:

adres

type woning

m3

m2

vastgest.waarde €

getaxeerde waarde €

[a-astraat 1]

hoekw.

500

481

733.000

580.000

verkoopprijs €

verkoopdatum

[b-straat]7

2-1kap

750

273

500.000

23-02-2011

[b-straat]21

hoekw.

800

272

487.500

09-02-2011

[c-straat] 2

hoekw.

555

366

520.000

25-03-2011

Blijkens een bij dit rapport gevoegde kaart van de [a-atraat] heeft de kavel van nr. [1]de vorm van een driehoek, waarvan één zijde wordt begrensd door de kavel van de buren en de twee andere zijden door de openbare weg.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In het incidenteel hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de bij beschikking vastgestelde waarde ad € 733.000 niet hoger is dan de ingevolge artikel 17, lid 2 van de Wet woz te bepalen waarde.

3.2.

Indien de heffingsambtenaar niet slaagt in het door hem te leveren bewijs is in hoger beroep in geschil of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning, zoals die door de rechtbank is verminderd tot 695.000, niet hoger is dan de ingevolge artikel 17, lid 2 van de Wet woz te bepalen waarde.

3.3.

Indien de hiervoor vermelde vragen ontkennend worden beantwoord is in geschil of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar bepleite waarde van € 580.000 niet lager is dan de ingevolge artikel 17, lid 2 van de Wet woz te bepalen waarde.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing