Gerechtshof Amsterdam, 27-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2595, 13/00025, 13/00026
Gerechtshof Amsterdam, 27-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2595, 13/00025, 13/00026
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 27 maart 2014
- Datum publicatie
- 9 juli 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:2595
- Zaaknummer
- 13/00025, 13/00026
Inhoudsindicatie
Belanghebbende en haar ex-echtgenoot dienen voor de wet IB in 2008 en 2009 aangemerkt te worden als partners. De aangiften IB/PVV 2008 en 2009 van de ex-echtgenoot van belanghebbende zijn geen op de zaak betrekking hebbende stukken, nu zij niet van enig belang zijn voor de vraag of belanghebbende recht heeft op uitbetaling van de algemene heffingskorting. Om te beoordelen of belanghebbende in aanmerking komt voor de algemene heffingskorting is ex art. 8.9 IB enkel relevant wat het bedrag is van de door de ex-echtgenoot verschuldigde gecombineerde inkomensheffing verminder met de gecombineerde heffingskorting.
Het onderhavige rechtsgeding valt niet onder de reikwijdte van art. 6 EVRM nu er geen boetes aan de orde zijn.
Het betoog van belanghebbende dat de onderhavige aanslagen niet (onder verrekening van de voorlopige teruggaven) aan haar mochten worden opgelegd dan wel dat zij niet gehouden kan worden tot terugbetaling van uitbetaalde algemene heffingskorting faalt.
Uitspraak
kenmerken 13/00025 en 13/00026
27 maart 2014
uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer
op de hogere beroepen van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. A. van Deuzen (Advocatenkantoor Oudegracht te Alkmaar)
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB 12/2695 en 12/2696 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Alkmaar,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 (kenmerk rechtbank AWB 12/2695)
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 8 februari 2012 voor het jaar 2008 (ambtshalve) een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.000, en bij beschikkingen een verzuimboete van € 226 opgelegd en € 236 heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken, gedagtekend 10 mei 2012, de aanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd, de boetebeschikking vernietigd en een kostenvergoeding toegekend van € 21,80.
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2009 (kenmerk rechtbank AWB 12/2696)
De inspecteur heeft met dagtekening 25 januari 2012 aan belanghebbende een aanslag IB/PVV 2009 opgelegd van nihil en bij beschikking € 123 heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken, gedagtekend 10 mei 2012, de aanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Beroep en hoger beroep
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de rechtbank het beroep met kenmerk AWB 12/2696 ongegrond verklaard en het beroep met kenmerk AWB 12/2695 gegrond verklaard, die uitspraak op bezwaar met betrekking tot de kostenvergoeding vernietigd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.310 (€ 436 voor de bezwaarfase en € 874 voor de beroepsfase) en gelast dat de inspecteur belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De tegen deze uitspraak ingestelde hogere beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 9 januari 2013 en aangevuld bij brief van 12 februari 2013. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Ter zitting zijn de door de belanghebbende ingestelde hogere beroepen inzake de jaren 2008 en 2009 (kenmerk Hof 13/00025 en 13/00026) gelijktijdig behandeld. Al hetgeen in één van deze zaken is vermeld of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn vermeld of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaak. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de verderop in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is van 17 mei 1995 tot 19 januari 2011 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met [A] (hierna: de ex-echtgenoot).
Tijdens het huwelijk had eiseres geen eigen bankrekening. De door het gezin gebruikte bankrekening met nummer [rekeningnummer] stond op naam van de ex-echtgenoot. Dit rekeningnummer is in het verleden aan de Belastingdienst doorgegeven, en is tot 10 augustus 2010 door verweerder gebruikt voor uitbetalingen aan eiseres. Vanaf die datum is door de Belastingdienst, op verzoek van eiseres, een ander rekeningnummer gebruikt.
Met dagtekening 15 januari 2008 heeft verweerder aan eiseres een voorlopige aanslag IB/PVV 2008 met een uit te betalen bedrag van € 2.045 opgelegd (voorlopige teruggaaf). De aanslag betrof een bedrag aan eiseres uit te betalen algemene heffingskorting.
Met dagtekening 15 januari 2009 heeft verweerder aan eiseres een voorlopige aanslag IB/PVV 2009 met een uit te betalen bedrag van € 1.845 opgelegd (voorlopige teruggaaf). De aanslag betrof een bedrag aan eiseres uit te betalen algemene heffingskorting.
Met dagtekening 8 februari 2012 heeft verweerder aan eiseres de aanslag IB/PVV 2008 opgelegd. Gelijktijdig is aan eiseres bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht, alsmede bij beschikking een boete opgelegd. De aanslag leidt tot een te betalen bedrag van € 2.507. Dit bedrag bestaat uit een door eiseres terug te betalen bedrag aan algemene heffingskorting van € 2.045, een verzuimboete ad € 226 en heffingsrente ten bedrage van € 236.
Met dagtekening 25 januari 2012 heeft verweerder aan eiseres de aanslag IB/PVV 2009 opgelegd. Gelijktijdig is aan eiseres bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. De aanslag leidt tot een te betalen bedrag van € 1.968. Dit bedrag bestaat uit een door eiseres terug te betalen bedrag aan algemene heffingskorting van € 1.845 en in rekening gebrachte heffingsrente ad € 123.”
Tegen deze feitenvaststelling zijn in hoger beroep geen bezwaren ingebracht, zodat ook het Hof daarvan zal uitgaan.
Op grond van de gedingstukken in hoger beroep voegt het Hof nog de volgende feiten toe.
Bij het hoger beroepschrift en de aanvulling daarop heeft de gemachtigde onder meer een artikel overgelegd met de titel ‘Fiscus neemt rijscholen onder de loep’ uit het Noord-Hollands Dagblad van 17 november 2012, alsmede een drietal van handtekeningen voorziene schriftelijke verklaringen. De inhoud van deze verklaringen luidt als volgt:
“Bij deze verklaar ik, vriendin van [belanghebbende] dat ik aanwezig was bij gesprekken met haar ex-man (…) dat er sprake was van regelmatige zwarte inkomsten uit de activiteiten van de rijschool die hij had.
[naam]
[adres]
”
“Bij deze verklaar ik, vriendin van [belanghebbende] dat ik aanwezig
was bij gesprekken met haar ex-man (…) dat er sprake was van regelmatige zwarte inkomsten uit de activiteiten van de rijschool die hij had.
[naam]
[adres]
”
“Bij deze verklaar ik, ondergetekende, [belanghebbende],
Dat ik in de jaren 2008/2009 voldoende besteedbaar inkomen had om tenminste 4 keer per jaar op vakantie naar mijn geboorteland tegaan en ik heb nooit het gevoel gehad dat er te kort geld in huis was om mijn gezin goed te kleden en te voeden en alle vaste lasten te betalen.
Deze dingen kan je niet doen als je volgens de belastingdienst een belastbaar inkomen heb gehad van minder dan 10.000 euro.
Mijn ex heeft in deze jaren als rijschoolhouder veel werk gehad, en veel van zijn inkomsten zijn waarschijnlijk niet opgegeven aan de belastingdienst.”
Ter zitting in hoger beroep heeft de inspecteur afschriften van de aanslaggegevens IB/PVV 2008 en 2009 van de ex-echtgenoot overgelegd waarop onder meer het volgende is vermeld:
“Definitieve vaststellingsmededeling IBPV 2008 (…) Dagtekening 24-08-2010
1. Algemene gegevens
(…)
Arbeidsinkomsten tbv IBPV -877
(…)
Winst uit onderneming -8.976
Verzamelinkomen aangifte -8.976
(…)
4 Inkomstenbelasting / Premieheffing
Box 1
(…)
Belastbaar inkomen -8.976
(…)
Totaal ink. Bel/premie 0”
en
“Definitieve vaststellingsmededeling IBPV 2009 (…) Dagtekening 29-10-2010
1. Algemene gegevens
(…)
Arbeidsinkomsten tbv IBPV 3.608
(…)
Winst uit onderneming -5.051
Verzamelinkomen aangifte -5.051
(…)
4 Inkomstenbelasting / Premieheffing
Box 1
(…)
Belastbaar inkomen -5.051
(…)
Totaal ink. Bel/premie 0”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of belanghebbende recht heeft op verhoging van de maximum gecombineerde heffingskorting als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Daarbij is in het bijzonder in geschil of de aangiften IB/PVV 2008 en 2009 van de ex-echtgenoot ingevolge artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) behoren tot de op de zaak betrekking hebbende stukken.