Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2774, 13/00431 en 13/00432

Gerechtshof Amsterdam, 03-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2774, 13/00431 en 13/00432

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 juli 2014
Datum publicatie
27 augustus 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:2774
Zaaknummer
13/00431 en 13/00432

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht en tot het juiste bedrag een fictieve verkrijging heeft aangenomen als bedoeld in artikel 9, lid 2, Sw.

Uitspraak

kenmerk: 13/00431 en 13/00432

3 juli 2014

Uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A-1], wonende te [Z]

en de erven van [A-2], gewoond hebbende te[Y],

gezamenlijk aangeduid als: belanghebbenden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de Rechtbank) van 17 juni 2013, zaaknummers AWB 12/2290 en 12/2291, in het geding tussen

belanghebbenden,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Erf- & schenkbelasting/Kantoor Utrecht, hierna: de Inspecteur,

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan [A-1] en aan [A-2] ieder een aanslag erfbelasting opgelegd ten bedrage van € 662.244. Tegelijkertijd heeft de Inspecteur aan ieder van hen bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 11.202.

1.2.

Belanghebbenden hebben tegen de aanslagen op regelmatige wijze bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen verminderd tot een bedrag van € 626.244 onder gelijktijdige vermindering van de heffingsrente tot € 10.593.

1.3.

Bij uitspraak van 17 juni 2013 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak hebben belanghebbenden hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht en tot het juiste bedrag een fictieve verkrijging heeft aangenomen als bedoeld in artikel 9, lid 2, Sw.

3.2.

Belanghebbenden zijn van mening dat over het verschil tussen de enkelvoudige rente van 13% per jaar en de samengestelde rente van 6% per jaar geen erfbelasting kan worden geheven. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Belanghebbenden hebben ter zitting hun beroep op toepassing van de zogenoemde bedrijfsopvolgingsfaciliteit zonder voorbehoud ingetrokken. De in 2.7. genoemde cijfers en berekeningen zijn niet in geschil.

3.4.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.5.

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, en primair vernietiging van de aanslagen, subsidiair tot vermindering van de aanslagen waarbij de rente-aangroei tot het moment van inwerkingtreding van de nieuwe regeling, zijnde 1 januari 2010, niet als fictieve erfrechtelijke verkrijging wordt aangemerkt. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing