Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:287, 200.109.035-01
Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:287, 200.109.035-01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 februari 2014
- Datum publicatie
- 17 maart 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:287
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1928, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.109.035-01
Inhoudsindicatie
Vervolg van tussenarrest 16 april 2013. Verstekvonnis is niet in persoon aan de ontvanger betekend. Gelegenheid voor de partijen tot nader schriftelijk debat.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.109.035/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 505152/HA ZA 11-2793
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 februari 2014
inzake
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST CENTRALE ADMINISTRATIE,
kantoorhoudende te Apeldoorn,
appellant,
advocaat: mr. H.M. ten Haaft te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTINENTAL AUTOMATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1 Het verdere verloop van de procedure
Partijen worden hierna wederom de Ontvanger en Continental BV genoemd.
In het tussenarrest van 16 april 2013 heeft het hof een comparitie van partijen gelast teneinde het hof voor te lichten over de in r.o. 3.7 van het tussenarrest genoemde punten.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2013, gelijktijdig met een comparitie in de verwante zaken met nummers 200.109.036/01 en 200.109.037/01.
Voorafgaand aan de comparitie is van de zijde van Continental BV een akte houdende inbreng producties in het geding gebracht. Voorts heeft Continental BV nog een e-mail van deurwaarder Hamer aan het hof doen toekomen.
Ter comparitie zijn verschenen namens de Ontvanger [X],
directeur van de Belastingdienst/Centrale Administratie en mr. H.M. ten Haaft voornoemd, en namens Continental BV mr. B. Jongmans, advocaat te Halfweg, en mr. Y.E.J. Geradts, advocaat te Amsterdam. Door mr. Ten Haaft zijn schriftelijke notities voorgedragen.
Partijen hebben inlichtingen verschaft. Vervolgens hebben zij wederom arrest gevraagd.
2 De verdere beoordeling
Ter zitting is door [X] het volgende verklaard.
Tot 1 september 2012 was hij directeur van de Centrale Administratie van de Belastingdienst. In die functie hield hij kantoor bij de Belastingdienst in Apeldoorn aan het Stationsplein 50. Hij was daar vier tot vijf dagen in de week op kantoor aanwezig. In de periode waarom het hier gaat, was dat ook het geval. In de praktijk kwam het niet voor dat stukken aan hem in persoon werden betekend. Het zou echter wel mogelijk zijn geweest dat stukken aan hem in persoon werden betekend: de deurwaarder had dan aan de balie (receptie) naar hem moeten vragen en dan zou hij naar beneden gekomen zijn om de stukken in ontvangst te nemen. Het kantoor in Apeldoorn heeft ook een publieksfunctie, dus men kan gewoon naar binnen lopen en zich melden bij de receptie.
In de praktijk pleegden stukken door de deurwaarder bij de receptie te worden afgegeven. De receptie werd destijds bemensd door – onder meer - mevrouw [Y]. Zij was niet formeel aangewezen om stukken in ontvangst te nemen voor de Belastingdienst. Zij was ook niet in dienst bij de Belastingdienst maar bij een uitzendbureau. [X] is niet bekend met interne instructies aan [Y] met betrekking tot het in ontvangst nemen of tekenen van stukken door baliemedewerkers.Verder verklaart [X] dat voor derden ook kenbaar was dat stukken voor de Belastingdienst in persoon aan hem kon worden betekend; zijn naam staat namelijk vermeld onderaan het dwangbevel. Wie googelt op ‘directeur centrale administratie belastingdienst’ vindt ook zijn naam.
Mede in het licht van deze verklaring is het hof van oordeel dat de betekening van het verstekvonnis aan de receptioniste op het adres Stationsplein 50 te Apeldoorn, niet als een betekening in persoon kan worden aangemerkt. De receptioniste was niet gemandateerd om stukken in ontvangst te nemen voor de Belastingdienst; zij was zelfs geen ambtenaar. Door Continental BV zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, die zouden rechtvaardigen dat zij erop mocht vertrouwen dat de receptioniste een dergelijke bevoegdheid wél had. In dit verband wijst het hof op het volgende.[X] was destijds directeur van de Belastingdienst/Centrale Administratie en als zodanig de bevoegde persoon om namens de Belastingdienst op te treden en handelingen te verrichten. Zijn naam was ook vermeld onder het dwangbevel, zodat dit kenbaar was voor Continental BV. In het dwangbevel is bovendien vermeld dat de Ontvanger van de Belastingdienst tot het einde van de tenuitvoerlegging woonplaats kiest op het adres Stationsplein 50 te Apeldoorn. Gebleken is dat [X] feitelijk ook kantoor hield op dit adres. Dat bezwaar moest worden gemaakt bij de Belastingdienst in Heerlen, maakt dit niet anders. Ook dit was derhalve kenbaar voor Continental BV. Bovendien is door [X] verklaard dat het genoemde adres ook voor het publiek toegankelijk was en dat bij de balie gevraagd had kunnen worden naar [X]. Dat dit anders was, is onvoldoende gebleken uit de door Continental BV ingenomen stellingen en overgelegde stukken. Dat in de praktijk stukken door de deurwaarder bij de balie pleegden te worden afgegeven, betekent niet dat het niet mogelijk was om stukken aan [X] te doen betekenen en evenmin dat afgifte van stukken bij de balie als betekening in persoon valt aan te merken.Dit leidt het hof tot de conclusie dat alleen een betekening van het verstekvonnis aan [X] een betekening in persoon zou hebben opgeleverd. Nu daarvan geen sprake is geweest, heeft de verzettermijn geen aanvang genomen op 17 juni 2011.
Continental BV heeft nog gesteld dat daarna sprake is geweest van een daad van bekendheid door de Ontvanger, namelijk door de fax van 11 oktober 2011 van de heer [Z]. Het hof volgt deze stelling niet. In het faxbericht is juist vermeld dat [Z] niet bekend is met de inleidende dagvaardingen die aan de ontvangen verstekvonnissen ten grondslag hebben gelegen, zodat de Belastingdienst niet kan vaststellen voor welke dwangbevelen en op welke gronden betrokkenen verzet hebben ingesteld. Onder die omstandigheden kan niet gesproken worden van een daad van bekendheid; uit het bericht blijkt immers dat juist géén sprake is van bekendheid met de materiële inhoud van de vonnissen. Gelet daarop kan ook geen zijn van een eerdere daad van bekendheid.
Continental BV heeft het hof verzocht om terug te komen op zijn oordeel dat de Ontvanger geen publiekrechtelijke rechtspersoon is. Het hof ziet geen aanleiding om gevolg te geven aan dit verzoek en volstaat met een verwijzing naar hetgeen is overwogen in r.o. 3.4 van het tussenarrest.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de Ontvanger tijdig verzet heeft ingesteld tegen het verstekvonnis. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de Ontvanger derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet.
Daarmee slagen de grieven 1 tot en met 4. Bij grief 5 heeft de Ontvanger geen belang meer. Ook de grieven 6 en 7 slagen.
Daarmee komt het hof toe aan de inhoudelijke kant van de zaak, namelijk of de rechtbank terecht een invorderingsverbod aan de Ontvanger heeft opgelegd.Nu het debat tussen partijen hierover nog weinig uit de verf is gekomen, zal het hof partijen in de gelegenheid stellen om een akte te nemen, waarin zij hun standpunt ter zake nog nader kunnen toelichten.
Het hof zal iedere nadere beslissing aanhouden.
3 Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2014 voor het nemen van een akte door achtereenvolgens de Ontvanger en Continental BV, als omschreven in r.o. 2.6;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.H. Huijzer en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2014.