Gerechtshof Amsterdam, 10-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3212, 12/01137
Gerechtshof Amsterdam, 10-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3212, 12/01137
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 juli 2014
- Datum publicatie
- 13 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:3212
- Zaaknummer
- 12/01137
Inhoudsindicatie
Niet doen van de vereiste aangifte. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Belanghebbende heeft de van hem vereiste (zware) bewijslast niet geleverd. De aanslag berust op een redelijke schatting.
Uitspraak
kenmerk 12/01137
10 juli 2014
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: drs. J. Verleng te Zoetermeer,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/1708 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst / Holland-Noord / kantoor Alkmaar, de inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 14 september 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.000. Bij gelijktijdig genomen beschikkingen is € 385 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een verzuimboete van € 226 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 2 maart 2012, de aanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Bij uitspraak van 7 november 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 4 december 2012, aangevuld bij brieven van de gemachtigde van 27 december 2012 en 19 februari 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, waarop door de inspecteur is gereageerd bij conclusie van dupliek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met de onder 1.7 vermelde brief aan partijen is toegezonden.
Bij brief van 20 februari 2014 heeft het Hof met toepassing van de artikelen 8:42 en 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht de inspecteur gevraagd inlichtingen te verstrekken en op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen.
De inspecteur heeft daarop geantwoord bij brieven met bijlagen van 5 en 7 maart 2014. De belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief met bijlagen van 10 april 2014.
Van alle voormelde stukken heeft het Hof afschriften aan de wederpartij gezonden.
Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend, uitspraak te doen zonder nadere zitting.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’ – de navolgende feiten vastgesteld.
“2.1.Op 27 februari 2010 is eiser uitgenodigd tot het doen van aangifte ib/pvv 2009 (hierna: de aangifte). De aangifte moest voor 1 april 2010 ingediend zijn. Op 26 augustus 2010 is een herinnering verzonden. Op 7 oktober 2010 is een aanmaning voor het doen van aangifte verzonden. Verweerder heeft vervolgens de onderhavige aanslag met dagtekening 14 september 2011 ambtshalve vastgesteld, omdat eiser geen aangifte heeft ingediend.
2.2.Bij brief van 14 september 2011 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de aanslag, onder verwijzing naar een op die dag elektronisch ingediend aangiftebiljet. Dit aangiftebiljet vermeldt een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.244.
2.3.Volgens een salarisstrook van november 2009 is eiser sinds 1 juli 2007 in dienstbetrekking bij [A] B.V. en bedraagt het loon van eiser van 1 januari 2009 tot en met november 2009 € 54.671.
2.4.Volgens een op 3 december 2009 ondertekende werkgeversverklaring ten behoeve van het aanvragen van Nationale Hypotheek Garantie bedraagt het bruto jaarsalaris van eiser € 52.800 en de vakantietoeslag € 4.224. Op de werkgeversverklaring staat een stempel “[A]”.”
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
In aanvulling hierop stelt het Hof, op basis van de in hoger beroep ingebrachte gedingstukken, de volgende feiten vast.
Belanghebbende heeft van 1 augustus 2009 tot 2 maart 2011 ingeschreven gestaan als volledig gevolmachtigde van [A] B.V. (hierna: de BV).
Blijkens een daarvan met dagtekening 19 maart 2010 opgesteld verslag hebben medewerkers van de Belastingdienst op maandag 8 en op donderdag 11 februari 2010 het adres van de BV te [Q] bezocht, waar een autobedrijf bleek te zijn gevestigd. Belanghebbende heeft die medewerkers te woord gestaan en vragen beantwoord.
Volgens het kentekenregister van de RDW hebben in het jaar 2009 enige tientallen auto’s gedurende kortere of langere tijd op naam van belanghebbende gestaan.
Het bankrekeningnummer dat vermeld staat op de in 2.3. van de uitspraak van de rechtbank vermelde loonstrook is gekoppeld aan een zichtrekening op naam van [X] bij een [buitenlandse] bank. Uit het (via een informatieverzoek aan de [buitenlandse] fiscale autoriteiten) van de bank verkregen mutatieoverzicht blijkt dat de BV [in het jaar 2009 maandelijks] op 7 juli 2009, 4 augustus 2009, 23 september 2009 en 12 november 2009 telkens een bedrag van € 2.889,34 heeft gestort op deze rekening.
Blijkens door de Belastingdienst van ING opgevraagde bankafschriften van een betaalrekening van belanghebbende, zijn in de loop van 2009 contante stortingen ten bedrage van in totaal omstreeks € 31.000 op die rekening gedaan.
Blijkens een door de Regionale Informatie organisatie van de Politie Noord-Holland Noord opgemaakt informatierapport staat onder kenmerk [kenmerknummer] de volgende informatie geregistreerd:
“Verzoek van politie Haaglanden om [belanghebbende] te horen i.v.m. (…). [Belanghebbende] verklaart dat hij aan de [R-hof] te [P] woont en werkt bij autobedrijf [A], gevestigd (…) te [Q]. Hij werkt in vaste dienst en verdient € 2380,00 netto per maand”.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is nog slechts in geschil of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.