Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3891, 13/00129
Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3891, 13/00129
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 september 2014
- Datum publicatie
- 24 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:3891
- Zaaknummer
- 13/00129
Inhoudsindicatie
Bijtelling privé-gebruik auto terecht. De met de auto gereden kilometers naar en van een vakantieadres in Italië kunnen niet als zakelijk worden gekwalificeerd. Ook niet nu die ritten naast een privé doel ook een zakelijk doel dienden, namelijk een bezoek aan een fabriek in Italië.
Uitspraak
Kenmerk 13/00129
18 september 2014
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X Beheer BV], gevestigd te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/3652 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 20 september 2010 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 maart 2007 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag opgelegd in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB) tot een bedrag van € 23.872. Tegelijk met het vaststellen van deze naheffingsaanslag is bij beschikking een vergrijpboete van € 5.967 opgelegd.
Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag en boetebeschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 14 juni 2006, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 12.564 en de vergrijpboete verminderd tot nihil.
Tegen de uitspraak op bezwaar is door belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 24 januari 2013 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 maart 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 27 augustus 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“2.1. De directie van eiseres wordt gevoerd door [X]. Eiseres is directeur van haar werkmaatschappij [A BV]. Door [A BV] is een auto ter beschikking gesteld aan [X].
Op 16 april 2009 heeft een door verweerder uitgevoerd boekenonderzoek plaatsgevonden bij eiseres en [A BV], gericht op de aan hun werknemers ter beschikking gestelde auto’s in de jaren 2006 tot en met 2008. In het op 7 oktober 2009 ten aanzien van eiseres uitgebrachte controlerapport staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“4 Privé-gebruik
(…)
Door de werkmaatschappij, zijnde [A BV], werd een auto ter beschikking gesteld aan [X], directeur van dit bedrijf.
Het betreft een [auto] met kenteken [...].
Deze auto heeft gedurende de periode van 12 maart 2007 tot 12 februari 2009, op naam gestaan van [A BV].
Met ingang van 12 februari 2009 is de auto op naam gekomen van [X].
Door [X] werd een rittenadministratie bijgehouden welke werd vastgelegd in zijn agenda. (…)
4. In het voorjaar van 2008 is [X] naar [de fabriek] gereden in Italië.
Als informatie heeft [X] in eerste instantie laten weten:
“Met [auto] naar [de fabriek] in Italië. Daar stond de nieuwe slijpmachine voor [A BV] klaar voor transport. Korte rondleiding gehad en na 1 kop koffie (waardeloze ontvangst!) direct weer retour naar [A-plaats in Italië] alwaar het gezin inmiddels verbleef. Vervolgens retour naar Nederland.
Privé kilometers: 85.”
De inhoudingsplichtige gevraagd naar de zakelijke noodzaak van dit bezoek omdat de machine reeds voor verzending klaarstond.
Het antwoord luidde:
“Bezoek bestaande uit een overleg en rondleiding was noodzakelijk i.v.m. de aanschaf van een rechtlijnige glas slijpmachine van [de fabriek] in Italië. Door specifieke aanpassingen in het loopwerk van de machine, wilde de directeur de machine draaiend opgeleverd zien voor deze voor transport weer uit elkaar werd genomen. De modificatie is na inspectie nog verder afgesteld. De ontvangst ter plaatse was uitermate koel en minimaal, waardoor na inspectie en een heel klein rondje door de fabriek de terugreis direct is aanvaard in tegenstelling tot de intentie om aldaar de nacht door te brengen. Uit bijgaande bescheiden kunt u afleiden dat de machine op dinsdag 4 maart 2008 in [plaats in Nederland] is gearriveerd en donderdag 6 maart 2008 werkend in ons magazijn is opgeleverd.”
Uit het voorgaande blijkt dat de informatie in tweede instantie afwijkt van die van de ervaringen van [X] zelf.
Mijns inziens kan aangenomen worden dat de ervaring van [X] de juiste was, betrokkene is degene die naar Italië is gereden en heeft geconstateerd dat de slijpmachine daar klaar stond voor transport.
[X] heeft in zijn agenda/rittenadministratie opgenomen dat hij slechts 85 kilometer privé gebruik heeft gemaakt van de auto, ter beschikking gesteld door de werkgever.
Uit informatie van [X] is gebleken dat betrokkene in het voorjaar van het jaar 2008 een vakantie heeft genoten in Italië.
[X] en [zijn echtgenote] hebben twee kinderen die, naar zijn zeggen, reeds in [A-plaats in Italië] verbleven. De [auto] is een stationwagen voorzien van 5 zitplaatsen.
Volgens de agenda van betrokkene is zaterdag 23 maart 2008 de eerste dag van de vakantie naar Italië. Tijdens deze vakantie werd geen rit opgenomen in verband met het bezoek aan [de fabriek].
Uit deze gang van zaken blijkt dat deze reis niet alleen een zakelijk karakter heeft gehad. Uit de informatie van [X] is af te leiden dat het hier niet ging om een bezoek dat van grote zakelijke importantie was.
Immers het was een zeer afgemeten bezoekje, terwijl de slijpmachine reeds klaar stond voor transport.
[X] stelt dat er slechts 85 kilometers zijn gereden die als privé moeten worden aangemerkt. Ik ben echter van mening dat deze reis voornamelijk een privé karakter had, [X] ging immers op vakantie met zijn gezin en was het bezoek aan voornoemde fabriek van bijkomend belang.
De kilometers verreden van het vakantieadres in [A-plaats in Italië] tot de plaats waar de fabriek gevestigd is, kunnen als zakelijk worden aangemerkt. De overige kilometers worden door mij dan ook als privékilometers beschouwd.
In verband met het voorgaande kan het volgende worden geconcludeerd:
(…)
2. Tevens is een rit, in verband met een vakantie met het gezin in het voorjaar van het jaar 2008 naar Italië, voor het overgrote deel als “zakelijk” bestempeld terwijl het hier voornamelijk een privé-rit betrof.
Hierdoor zal de inhoudingsplichtige, in dit geval [X Beheer BV], een correctieverplichting worden opgelegd.
Hiermee kan het volgende worden opgemerkt.
Het privé-gebruik van de auto welke wordt toegerekend aan [X Beheer BV], is beschikbaar gesteld door de werkmaatschappij. Indien bij een concernverhouding zich een situatie voordoet waarbij binnen het concernverband een werknemer een voordeel geniet van een gelieerde onderneming waar hij niet op de loonlijst staat en dit vindt plaats met medeweten van de werkgever wordt dit voordeel op één lijn gesteld met het loon verstrekt in opdracht van de werkgever.
Daar deze situatie zich hier voordoet wordt de correctieverplichting in verband met het toegerekende privé gebruik opgelegd aan [X Beheer BV].
Aangezien deze auto met ingang van 12 februari 2009 op naam van [X] is gezet, ook voor de periode van 1 januari tot 12 februari van dit jaar een correctieverplichting opgelegd.
Indien de niet ingehouden loonheffing niet wordt verhaald op de werknemer zal de niet ingehouden loonheffing over de jaren 2006 tot en met 2008 als netto loon in het lopende jaar worden beschouwd.
(…)
5 Slotopmerkingen
Het onderzoek geeft aanleiding tot correcties.
De gevolgen van het onderzoek heb ik besproken met [Y].
[Y] neemt de volgende correctie voor kennisgeving aan.
(…)
- Auto met kenteken [...] forfaitaire bijtelling voor [X] over de periode van 12 maart 2007 tot en met 27 februari 2009. (…)”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. De aan belanghebbende ter beschikking gestelde auto wordt hierna aangeduid als “de auto”.