Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3892, 13/00206
Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3892, 13/00206
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 september 2014
- Datum publicatie
- 24 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:3892
- Zaaknummer
- 13/00206
- Relevante informatie
- Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 13bis, Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2011] [Regeling ingetrokken per 2011-01-01] art. 21c, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67f
Inhoudsindicatie
Bijtelling privé-gebruik auto terecht. Belanghebbende is niet geslaagd in de op haar rustende zware bewijslast. Vergrijpboete wordt vernietigd. De inspecteur heeft niet bewezen dat belanghebbende het beboetbare feit heeft begaan. Geen (voorwaardelijk) opzet en ook geen grove schuld.
Uitspraak
Kenmerk 13/00206
18 september 2014
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X Holding BV], gevestigd te [Z], belanghebbende,
en in het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4067 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende en de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 22 november 2011 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag opgelegd in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB) tot een bedrag van € 30.994. Tegelijk met het vaststellen van deze naheffingsaanslag is bij beschikking een vergrijpboete van € 15.496 opgelegd.
Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag en boetebeschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 7 augustus 2012, de naheffingsaanslag en de vergrijpboete gehandhaafd.
Tegen de uitspraak op bezwaar is door belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 26 februari 2013 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen de boetebeschikking;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de boete;
- vermindert de boete tot € 7.748 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 949,10;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 310 vergoedt.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 april 2013, aangevuld bij brief van 25 april 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij brief van 10 juli 2013 heeft belanghebbende zich verweerd tegen het incidenteel hoger beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“2.1. Eiseres houdt zich bezig met de exploitatie van een beheermaatschappij. Directeur en groot-aandeelhouder van eiseres is [X]. Eiseres houdt alle aandelen in [X A BV]
De activiteiten van de vennootschappen van of gelinkt aan [X] bestonden in de in geding zijnde jaren uit financieel beheer, het voeren van administraties en boekhoudingen en het verrichten van accountancy en belastingadvieswerkzaamheden.
In de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 zijn door [X A BV] aan [X] de volgende twee personenauto’s ter beschikking gesteld:
1-1-2006 t/m 14-6-2007: [auto 1], [kenteken 1], catalogusprijs € 123.041
15-6-2007 t/m 31-12-2007: [auto 2], [kenteken 2], catalogusprijs € 168.416. [Hof: verder de Auto’s]
[X] beschikt ten aanzien van de onderhavige jaren niet over een Verklaring geen privé-gebruik auto.
Verweerder heeft met ingang van 18 januari 2011 een boekenonderzoek bij eiseres ingesteld naar de fiscale verwerking van de aan de werknemer ter beschikking gestelde auto’s in de jaren 2009 en 2010. Tijdens het onderzoek is de reikwijdte uitgebreid met het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 en de te controleren rechtspersoon. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een conceptrapport van 26 augustus 2011 en een definitief rapport van 18 oktober 2011.
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 26 augustus 2011 met betrekking tot de aanslagen over 2006 en 2007 een kennisgeving als bedoeld in artikel 67k van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) toegezonden.
Tot de dossierstukken behoort een brief van [Y] van de Belastingdienst d.d. 20 mei 2008, waarin het volgende is opgenomen:
“(…)
Telefonisch heeft u al op 15 april 2008 aangegeven dat u over 2003 en 2004 beschikt over twee personenauto’s. Eén privé en één zakelijk. Uit de registratie van [kenteken 1] blijkt dat over 2003 en 2004 geen privé-kilometers zijn gereden. Er is sprake van een sluitende kilometerregistratie (afgezien van afrondingen). Bezoekadressen zijn vermeld. Aangegeven is dat alle ritten zakelijk zijn. De registratie is niet beoordeeld aan de hand van andere stukken (zoals agenda’s) of informatie (zoals de Nationale Auto Pas). (…)”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan en voegt daaraan nog het volgende toe.
De litigieuze naheffingsaanslag betreft uitsluitend het niet aangegeven (gestelde) privé gebruik door [X] van de Auto’s.
Ter onderbouwing van haar stelling dat met de Auto’s door [X] geen privé kilometers zijn gereden, heeft belanghebbende een overzicht van de met de Auto’s gereden kilometers opgesteld (verder het Overzicht). Het Overzicht vermeldt per datum/per rit een beginstand- en eindstand van de kilometerteller, het vertrek- en aankomstpunt van de rit en het aantal gereden kilometers. Alle in het Overzicht opgenomen ritten zijn zakelijke ritten.
Het Overzicht wordt door de secretaresse van [X] opgesteld en naderhand door [X] aangevuld/verbeterd. Ter zitting van het Hof heeft [X] met betrekking tot dit Overzicht verklaard:
“Desgevraagd verklaar ik dat ik Nedsoft […] ten behoeve van het bijhouden van een kilometeradministratie, heb gebruikt […]. Nedsoft is een routeplanner; per dag worden de kilometers ingevuld. Nadat de adresgegevens zijn ingevuld, geeft het programma het aantal kilometers weer. Vaste klanten kunnen met hun adresgegevens worden opgeslagen, zodat de ritten naar die klanten gemakkelijk zijn in te vullen.
De secretaresse vulde dit programma één tot drie keer per week in aan de hand van mijn zakenagenda. Aan het einde van de week maakte ik van haar […] voorlopige versie […] een back-up op mijn computer, welke ik aanvulde met ritten die niet in mijn agenda stonden. Dat waren spontane of andere ritten die ik niet in mijn agenda noteerde. Eén keer per week rijd ik bijvoorbeeld van [Z] naar een garage/archief in [A]. Voorts kan het ook voorkomen dat een in de agenda bij de klant geplande afspraak toch op het kantoor heeft plaatsgevonden, zodat die rit uit de [voorlopige]-versie moest worden verwijderd.”
Tot de niet in het Overzicht opgenomen ritten behoren bijvoorbeeld (enige) ritten van [X's] woning naar het tankstation, het woon/werkverkeer van [X] en een ‘spontane’ rit van [X] met zakenrelaties van een congres in [B] naar [C].
Er zijn enige verschillen tussen de kilometerstanden volgens het Overzicht en de kilometerstanden volgens garagefacturen; variërend van 18 tot 468 kilometer.
3 Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
Belanghebbende heeft tegen de rechtbankuitspraak hoger beroep ingesteld. Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de inspecteur terecht de onderhavige naheffingsaanslag heeft vastgesteld; meer in het bijzonder of (1) belanghebbende heeft doen blijken dat in het onderhavige tijdvak (op kalenderjaarbasis) met de Auto’s niet meer dan 500 kilometer privé is gereden, dan wel of (2) belanghebbende aan de brief van de inspecteur van 20 mei 2008 (zie rechtbankuitspraak onder 2.5) het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat het met “de wijze waarop hij zijn kilometers administreerde” voldeed aan de bewijslast van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (verder de Wet).
Belanghebbende betoogt - en de inspecteur betwist - dat belanghebbende met het Overzicht overtuigend heeft aangetoond dat haar werknemer (op kalenderjaarbasis) niet meer dan 500 kilometer privé met de Auto’s gereden heeft.
Over de berekening van de naheffingsaanslag bestaat tussen partijen geen geschil.
Belanghebbende bestrijdt in hoger beroep tevens de gedeeltelijk door de rechtbank in stand gelaten boetebeschikking. Haars inziens is geen sprake van opzet of grove schuld en dient de boete te vervallen.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het oordeel van de rechtbank dat een boete van - slechts - 25% passend en geboden is. De inspecteur meent dat hij opzet bewezen heeft en dat de boete 50% dient te bedragen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.