Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:403, 12/00024, 12/00025 en 12/00026

Gerechtshof Amsterdam, 06-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:403, 12/00024, 12/00025 en 12/00026

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 februari 2014
Datum publicatie
26 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:403
Formele relaties
Zaaknummer
12/00024, 12/00025 en 12/00026
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.12

Inhoudsindicatie

Belanghebbenden beëindigen ultimo 2000 de feitelijke uitoefening van hun tuinbouwbedrijf. Na omzanding van de grond wordt deze verhuurd. In 2003 wordt een verkoopovereenkomst gesloten met de gemeente betreffende de verkoop van de grond en de onroerende zaken. Het Hof komt evenals de rechtbank tot het oordeel dat het belanghebbenden niet is toegestaan de stakingswinst in 2000 te verantwoorden. Belanghebbenden hadden in 2000 reeds de intentie om de grond aan de gemeente te verkopen, zodat ultimo 2000 sprake is van het aanhouden van tot het (verplichte) ondernemingsvermogen behorende onroerende zaken in afwachting van een geschikte gelegenheid tot verkoop ervan.

Op grond van goed koopmansgebruik mocht ervoor worden gekozen de winst in 2003 (het jaar van totstandkoming van de verkoopovereenkomst) te verantwoorden in plaats van 2004 (het jaar van levering van de onroerende zaken). Doordat de aanslag 2003 wegens termijnoverschrijding is vernietigd, kan niet meer worden teruggekomen op de gedane aangifte. De winst dient daarom in 2004 te worden verantwoord.

Belanghebbenden maken niet aannemelijk dat de onjuiste etikettering van erf en ondergrond van de woning op het tijdstip van de verkoop reeds was gecorrigeerd. De grond dient ten tijde van de verkoop tot het ondernemingsvermogen te worden gerekend en er dient over de daarmee gerealiseerde boekwinst te worden afgerekend.

Omdat de bij de verkoop ontvangen rentevergoeding deels ziet op privévermogen, is deze vergoeding voor dat deel niet belast.

Uitspraak

kenmerken 12/00024, 12/00025 en 12/00026

6 februari 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

[X], te [Z], belanghebbende 1,

[X-Y] , te [Z], belanghebbende 2,

hierna ook gezamenlijk te noemen belanghebbenden,

gemachtigde: mr. D.J.M. Dudink (Flynth adviseurs en accountants te Heerhugowaard)

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerknummers AWB 10/3454, 10/3455 en 10/4763 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbenden

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Hoorn,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 16 november 2007 aan belanghebbende 1 voor het jaar 2004 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.760.819 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.190. In deze aanslag ligt besloten de beslissing van de inspecteur om het verlies uit werk en woning van het jaar 2004 vast te stellen op nihil. Voorts is bij afzonderlijke beschikking € 120.692 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 18 juni 2010 (waarin besloten ligt de beslissing om de verliesvaststellingbeschikking te handhaven), de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 462.619 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.599, en de in rekening gebrachte heffingsrente tot € 31.148 verminderd.

1.2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 16 november 2007 aan belanghebbende 1 voor het jaar 2004 een aanslag opgelegd in de premie Ziekenfondswet (hierna: ZFW) naar de maximale heffingsgrondslag van € 20.800. Daarbij is een bedrag van € 116 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 3 juni 2010, de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2008 aan belanghebbende 2 voor het jaar 2004 een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.766.797 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.801. Voorts is bij afzonderlijke beschikking € 174.200 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 31 augustus 2010, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 468.591 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.801 en de in rekening gebrachte heffingsrente tot € 45.094 verminderd.

1.4.

Bij uitspraak van 2 december 2011 heeft de rechtbank de door belanghebbenden ingestelde beroepen inzake de aanslagen IB/PVV 2004 gegrond verklaard en het beroep van belanghebbende 1 inzake de aanslag ZFW ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de aan belanghebbende 1 opgelegde aanslag IB/PVV 2004 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 449.815 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.369. De aan belanghebbende 2 opgelegde aanslag IB/PVV 2004 is door de rechtbank verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 455.795 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.801. Voorts heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbenden tot een bedrag van € 1.332,30 en gelast dat de inspecteur aan belanghebbenden het door hen betaalde griffierecht van in totaal € 82 vergoedt.

1.5.

De tegen deze uitspraak ingestelde hogere beroepen van belanghebbenden zijn bij het Hof ingekomen op 12 januari 2012, aangevuld bij brief van 10 februari 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep van belanghebbende 1 dat betrekking heeft op de aanslag IB/PVV 2004 is door het Hof geregistreerd onder nummer 12/00024; het beroep dat betrekking heeft op de aanslag ZFW is geregistreerd onder nummer 12/00025. Het beroep van belanghebbende 2 is door het Hof geregistreerd onder nummer 12/00026.

1.6.

Belanghebbenden hebben bij brief van 6 september 2013 een nader stuk ingediend. Een afschrift daarvan is aan de inspecteur verstrekt.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.8.

Bij brief van 25 september 2013 heeft het Hof belanghebbenden een aantal voorlopige oordelen medegedeeld en om schriftelijke inlichtingen verzocht. De gemachtigde heeft dit verzoek beantwoord bij brief van 15 oktober 2013. Bij brief van 4 november 2013 heeft de inspecteur hierop gereageerd. Van deze brief is een afschrift aan de gemachtigde toegezonden.

1.9.

Vervolgens heeft het Hof met toestemming van partijen een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak onder meer de navolgende feiten vastgesteld. De rechtbank heeft (evenals in de verderop in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) belanghebbende 1 aangeduid als ‘eiser’, belanghebbende 2 als ‘eiseres’, belanghebbenden tezamen als ‘eisers’ en de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eisers oefenden in maatschapverband gezamenlijk een tuinbouwbedrijf uit. Het bedrijf, aanvankelijk ter grootte van 3.45.78 ha, is gevestigd aan de [ADRES] in de gemeente [Z] (vanaf 1 januari 1998 gemeente [P]). In de jaarstukken wordt de oppervlakte hiervan afgerond op 3.46.00 ha.

2.2.

Eisers hebben in 1993 op voormelde grond een huis laten bouwen. (…)

2.3.

In 1997 wordt bekend dat een gedeelte van de [REGIO] zou worden “ingelijfd” door de gemeente [P]. Aan eisers worden kennisgevingen verzonden op grond waarvan [ADRES] wordt aangewezen als grond waarop de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing is. Eind 1999 is de aanwijzing als grond waarop de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing is, door de gemeente [P] gecontinueerd.

2.4.

Op 1 oktober 1998 is van de [ADRES] 2.66.00 ha tuinland overgeboekt naar het privévermogen van eisers. De resterende grond, ± 0.80.00 ha, blijft ondernemingsvermogen blijkens de jaarstukken 1998, opgemaakt door het kantoor van de gemachtigde.

2.5.

Op 27 oktober 1998 is een bedrijfsbezoek gebracht bij eisers door de Belastingdienst [P]. Doel van het bezoek was blijkens het opgemaakte rapport d.d. 27 oktober 1998 o.a.: “het verzamelen van actuele informatie over onder meer recente relevante ontwikkelingen binnen uw bedrijf”. Het rapport vermeldt daaromtrent: “Huis, opstallen en land worden binnen een periode van vier jaar door de Gemeente [P] gekocht voor uitbreiding bedrijventerrein [REGIO]”.

2.6.

Onder de gedingstukken bevindt zich een taxatierapport van Makelaar [A] d.d. 20 juni 2000 met betrekking tot grond en opstallen [ADRES]. Het taxatierapport is opgesteld naar aanleiding van de opdracht van de Dienst Stadsontwikkeling en Beheer van de Gemeente [P] tot “het vaststellen van de waarde in het economische verkeer, daarbij betrokken de indicatieve berekening in het kader van een wijziging van bestemming”. De heer [A] schrijft o.a.: “met betrekking tot de ontwikkeling van de [REGIO] heeft de Gemeente [P], in het kader van de Wet Voorkeursrecht Gemeente, het voorkeursrecht gevestigd op de eigendommen van [eiser] voornoemd”. De uitkomst van de taxatie is als volgt:

Ondergrond woondeel ca. 10 are f 350.000

Woonhuis + garage f 400.000

Agrarisch bouwblok 0.65.00 ha f 200.000

Bedrijfsloods, inpandige koelcel + schapenschuur f 140.000

Glasopstanden 4.000 m2 f 400.000

Waterbassin f 25.000

Open tuingronden -

3.45.78

ha. minus 0.75.00 ha. is 2.70.78 ha.

(2 ha omgezet naar bollengrond) f 550.000

f 2.065.000

Investeringsschade f 975.800

Bijkomende schade P.M.

Totaal exclusief bijkomende schade f 3.040.800

2.7.1.

Blijkens een brief van [B] van [Bedrijf A] BV aan de gemeente d.d. 22 maart 2000 heeft op 17 maart 2000 een onderhoud plaatsgevonden tussen de gemeente en eisers. Daarover staat voorts het volgende vermeld: “Tijdens dat onderhoud zijn wij met elkaar tot de conclusie gekomen dat het vinden van een vergelijkbare locatie een groot probleem zal zijn bij het komen tot een oplossing. (…) Ik verzoek u te bezien en zo nodig te bewerkstelligen dat op voornoemde locatie medewerking tot afgifte van een bouwvergunning zal worden verleend, daar dit tot een oplossing van deze zaak zal bijdragen. De gemeente [P] wenst registergoed van de familie [X] te verkrijgen zodat de familie [X] ook iets van de gemeente [P] mag verlangen.”. Het betreft hier een bouwvergunning voor een door de zoon van eisers, de heer [ZOON], te verwerven perceel ten behoeve van diens hoveniersbedrijf.

2.7.2.

In een brief van de gemeente van 28 juni 2000 aan [B] staat het volgende vermeld:

“Hierbij deel ik u mee, dat ik heb besloten om in verband met de gewenste vlotte voortgang van de verwervingsactiviteiten in de [REGIO] het rentmeesterkantoor [Bedrijf B] in te schakelen ten behoeve van deze werkzaamheden voor de gemeente [P]. De heer [E] van genoemd bureau zal daarom binnenkort contact met u opnemen inzake de verwerving van de eigendommen van [eiser], [ADRES] te [P].

Tenslotte deel ik u mee, dat ik op 21 juni l.l. het door [A] Makelaardij opgestelde taxatierapport heb ontvangen. Dit taxatierapport zal dienen als onderlegger voor de met u te voeren onderhandelingen. [Eiser] heb ik ook van het bovenstaande schriftelijk op de hoogte gesteld.”

2.7.3.

In een brief van 10 april 2001 van de gemeente aan Belastingdienst [P] staat – voor zover hier van belang – het volgende: “Het bovengenoemde perceel [rb – [ADRES]] is nog niet door de gemeente [P] aangekocht en derhalve in eigendom van [eisers]. Momenteel zijn er met de huidige eigenaren wel onderhandeling inzake de aankoop van het perceel gaande. De betrokken gronden zijn als zodanig wel betrokken bij de ontwikkeling van het plangebied.”

2.8.

De feitelijke uitoefening van het tuinbouwbedrijf werd op 31 december 2000 beëindigd. In 2000 is na omzanding een deel van de grond verhuurd aan de heer [D]. Blijkens factuur van eiser d.d. 30 juni 2000 betreft het een oppervlakte van 1.430,45 R[ij]nlandse roede. Omgerekend is dit ongeveer 2.04.35 ha.

2.9.

Op 15 februari 2002 zijn de jaarstukken 2000 met berekening van de stakingswinst opgemaakt door eisers. De specificatie van de berekening van de stakingswinst is gebaseerd op na te noemen conceptbrief van 4 december 2001 en luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

Ondergrond en erf 0.40.00 ha.

Waarde in het economisch verkeer (WEV) f 500.000

Waarde bij voortgezet agrarisch gebruik (WEVAB) f 300.000

Belaste winst f 200.000

Tuinland 0.40.00 ha.

WEV f 140.000

WEVAB f 112.000

Belaste winst f 28.000

Erfverharding

Waarde f 10.000

Af: boekwaarde f 1.430

Belaste winst f 8.570

Opstallen

Bedrijfsgebouwen en installaties

Waarde f 502.500

Af: boekwaarde f 42.120

Belaste winst f 460.380

Diversen

Vergoeding liquidatieschade gemeente f 10.000

Vergoeding extra accountantskosten gemeente f 10.000

Totaal belaste stakingswinst f 716.950

In de conceptbrief d.d. 4 december 2001 van de heer [B] aan de gemeente is een vraagprijs voor de onroerende zaken opgenomen van f 4.286.870 (€ 1.945.297). Op 7 maart 2002 wordt door [B] in een brief aan de gemeente nagenoeg dezelfde vraagprijs opgenomen. In een brief van 21 maart 2002 schrijft gemachtigde: De heer [B] gaf aan dat hij de WEVAB voor tuinland taxeert op f 28 per m2, ofwel in totaal circa f 112.000.”.

2.10.

De heer [B] schrijft op 30 september 2002 aan [Bedrijf B] Rentmeesters (kantoor ingeschakeld voor verwervingsactiviteiten voor de gemeente [P]): “Na ampele overwegingen zijn de heer en mevrouw [X] toch bereid met de gemeente [P] een transactie aan te gaan en zijn zij bereid te verkopen de percelen grond gemeente [P] sectie [Nummer A], tezamen groot 3.45.78 ha met hierop gevestigde woning en bedrijfsopstallen tegen een koopsom ad. € 2.000.000 (zegge: twee miljoen euro)”.

Het bedrag is als volgt gespecificeerd:

0.14.00

ha grond onder en rondom de woning met woning en garage € 870.000

Bestrating, hekwerk, beplanting en verharding bij de woning € 20.000

0.40.00

ha ondergrond en erfterrein bij de bedrijfsopstallen € 240.000

Bedrijfsopstallen, verhardingen en circa 4.026 m2 bomkas € 232.500

Inrichting tuin c.a. € 30.000

Extra accountantskosten € 10.000

Aankoopkosten vervangende bouwkavel, legeskosten,

bodemonderzoek, nutsaansluitingen, bouwbegeleiding of

aankoopkosten vervangende woning c.a. € 78.500

Verhuis- en wederinrichtingskosten € 20.000

Diversen en onvoorzien € 13.000

Liquidatieschade gerei € 4.563

2.91.78

ha bloembollenland € 481.437

€ 2.000.000

Op blz. 2 onder punt 2a van deze brief staat de volgende bijzondere voorwaarde vermeld:

“Transport dient te geschieden als volgt: circa 0.80.00 ha (ligging nader overeen te komen) tegen een koopsom van € 132.000,-- (zegge: honderdtweeëndertigduizend euro) zodra de transactie tussen de gemeente [P] sectie [nummer B], gelegen nabij de [a-weg] en partijen verder genoegzaam bekend is geëffectueerd”.

2.11.

Op 31 maart 2003 wordt de schriftelijke koopovereenkomst tussen de gemeente [P] en eisers gesloten. In de schriftelijke overeenkomst is opgenomen dat de koper (gemeente [P]) en verkoper (eisers) verklaren “ – de gemeente onder het hierna in artikel 11 beschreven voorbehoud dat de gemeenteraad de nodige kredieten ter beschikking stelt – te zijn overeengekomen dat verkoper aan de gemeente in volle eigendom zal overdragen, gelijk de gemeente van verkoper in volle eigendom zal aanvaarden de percelen grond met opstallen, kadastraal bekend gemeente [P], sectie [Nummer A], samen groot 3.45.78 ha, zoals bij benadering is aangegeven op de bij deze overeenkomst behorende en door partijen gewaarmerkte tekening nr. [Nummer C], hierna te noemen “het gekochte” voor de koopsom van € 2.000.000 (zegge: twee miljoen Euro), door verkoper gespecificeerd in de brief van de [Bedrijf A] te Haarlem d.d. 30 september 2002, nr. [Nummer D], waarin begrepen alle schadeloosstellingen hoe ook genaamd, doch exclusief het door de gemeente aan verkoper te vergoeden bedrag voor advies en bijstand van € 35.000, exclusief BTW (zegge: vijfendertig duizend Euro, excl. BTW). (...) De gemeente zal over de in artikel 1.3 bedoelde 90% van de koopsom 5% rente (niet cumulatief) vergoeden over de periode vanaf 1 juli 2003 tot de datum van de juridische eigendomsoverdracht van het gekochte. (...) Verkoper heeft het recht deze overeenkomst door enkel schriftelijke aanschrijving te ontbinden indien de in de overwegingen bij deze overeenkomst bedoelde bouwvergunning t.b.v. het hoveniersbedrijf van de heer [ZOON] niet wordt verleend en er op grond daarvan geen eigendomsoverdracht zal plaatsvinden aan de heer [ZOON] van het perceel, gemeente [P], sectie [nummer B], groot 9.045 m², zoals bedoeld als hiervoor in overweging 3, zonder dat één der partijen recht kan doen gelden op enige schadevergoeding, hoe ook genaamd. (...) Eventuele belastingschade ten gevolge van deze transactie komt ten laste van de gemeente en zal worden vastgesteld door een in overleg met verkoper aan te wijzen onafhankelijk bureau.”

2.12.

In januari 2003 maakt [E], rentmeester/taxateur RT, in opdracht van de gemeente [P] een specificatie van de schadeloosstelling inzake de aankoop van het perceel [ADRES].

2.13.

De rijkstaxateur agrarische onroerende zaken, de heer [F], schrijft op 21 juli 2003 zijn brief omtrent een opname ter plaatse op 14 mei 2003, waarin hij de waarden van de betreffende onroerende zaken aangeeft naar de peildatum 31 december 2000.

[F] taxeert het woonhuis met ondergrond en erf op basis van de WEV en het restant op WEVAB als volgt:

Woonhuis € 210.000

1.000 m² grond woonhuis € 300.000

Schuur glasopstanden, waterbassin, verharding € 240.000

Agrarisch bouwblok ca. 6500 m2 € 100.000

Resteert 2.70.78 ha land, waarvan 2 ha bollenland € 275.000

Totale vermogenswaarde € 1.125.000

2.14.

Op 18 maart 2004 wordt de door eisers verlangde bouwvergunning voor

hun zoon [ZOON] aan laatstgenoemde verzonden.

2.15.

Op 29 maart 2004 is de akte van levering betreffende de hiervoor genoemde verkoop verleden bij de notaris. In deze akte is opgenomen (blz. 2) dat er naast de koopsom een rente van 5%, niet cumulatief, vanaf een juli tweeduizend drie, zijnde € 59.424,66, door de koper is voldaan aan de verkoper. Voorts is door de koper aan de verkoper voldaan een bedrag ad € 41.650 inclusief btw wegens door de gemeente te vergoeden kosten van advies en bijstand. In de akte staat eveneens vermeld (blz. 7): “Alle ontbindende voorwaarden die zijn overeengekomen in de terzake opgemaakte koopovereenkomst of in nadere overeenkomsten die op de koop betrekking hebben, zijn thans uitgewerkt. Verkoper noch koper kan zich terzake van deze koop en levering nog op een ontbindende voorwaarde beroepen.” In artikel 7.1 (lees: artikel 3, Hof) van de leveringsakte is – evenals in (lees: conform het daarin opgenomen, Hof) artikel 7.1 van de hierboven weergegeven koopovereenkomst van 31 maart 2003 – bepaald dat het risico van vergaan of beschadiging van het gekochte met de eigendomsoverdracht overgaat op de gemeente.

2.16.

Vervolgens zijn de woning en opstallen [ADRES] gesloopt.

2.17.

Ter behoud van rechten is in de aanslagen van eisers het volledige bedrag van de stakingswinst bij elk in aanmerking genomen.

2.17.1.

Bij de uitspraak op het bezwaarschrift is het inkomen van eiser als volgt nader vastgesteld:

Box 1

Opbrengst erf en ondergrond van de woning € 422.419

WEVAB idem € 80.000

€ 342.419

Opbrengst schuur, glasopstanden, waterbassin, verharding € 441.917

Boekwaarde idem € 13.951

€ 427.966

Opbrengst agrarisch bouwblok € 175.622

WEVAB idem € 100.000

€ 75.622

Opbrengst overige tot het ondernemingsvermogen behorende

grond € 7.893

WEVAB idem € 4.286

€ 3.607

€ 849.614

Rentevergoeding over de periode 1 juli 2003 tot levering in 2004 € 59.424

€ 909.038

Aandeel eiseres € 454.519

€ 454.519

Belaste afname FOR € 24.373

€ 478.892

Stakingsaftrek € 10.346

Winst € 468.546

Box 3

Waarde land per 1-1-2004 € 506.364

Waarvan ondernemingsvermogen € 7.893

Onroerende zaken/vermogen in box 3 per 1-1-2004 € 498.471

Waarvan aangegeven door eiseres € 3.500

Resteert € 494.971

Vermogen in box 3 per 31-12-2004 volgens aangifte € 462.000

Som € 956.971

Gemiddeld vermogen in box 3 € 478.485

Heffingsvrij vermogen volgens aangifte € 38.504

Grondslag forfaitair rendement € 439.981

Voordeel uit sparen en beleggen 4% € 17.599

Volgens aangifte € 11.190

Voordeel uit sparen en beleggen hoger € 6.409

Verzamelinkomen

Verzamelinkomen hoger € 474.955

Verzamelinkomen volgens aangifte (bbi box 1 -/- € 5.927 en box 3 € 11.190) € 5.263

Nader vastgesteld verzamelinkomen € 480.218

2.17.2.

Bij de uitspraak op het bezwaarschrift is het inkomen van eiseres als volgt nader vastgesteld:

Aandeel eiseres in de stakingswinst (zie hierboven) € 454.519

Belaste afname FOR € 24.424

€ 478.943

Stakingsaftrek € 10.346

Winst (had € 468.597 moeten zijn) € 468.591

Belastbaar inkomen box 3 (verzamelinkomen) volgens aangifte € 6.801

Nader vastgesteld verzamelinkomen € 475.392”

2.2.1.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

2.2.2.

Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.

2.3.

De in onderdeel 2.11 van de uitspraak van de rechtbank vermelde koopovereenkomst vermeldt onder meer het volgende (waarbij belanghebbenden worden aangeduid als ‘verkoper’, de gemeente (tevens) als ‘koper’ en de verkochte percelen en opstallen als ‘de onroerende zaken’):

“[Koper en verkoper] verklaren (…) te zijn overeengekomen dat verkoper aan de gemeente in volle eigendom zal overdragen [de onroerende zaken] (…) voor een koopsom van € 2.000.000,00 (…), door verkoper gespecificeerd in de brief van [Bedrijf A] te [Q] d.d. 30 september 2002 (…)

De koop en verkoop wordt voorts aangegaan onder de navolgende bepalingen en bedingen.

Artikel 1.

1.1.

Partijen zijn verplicht, zo spoedig mogelijk nadat de gemeenteraad het in artikel 11 van deze overeenkomst bedoelde besluit heeft genomen, en uiterlijk één maand na zodanig besluit, (…) medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële akte van eigendomsoverdracht. De eigendomsoverdracht zal evenwel niet plaatsvinden, zolang nog ontbinding van deze overeenkomst mogelijk is op grond van het bepaalde in artikel 8 lid 1 en artikel 9 van deze overeenkomst.

(…)

Artikel 2.

2.1.

Verkoper zal het gekochte als volgt geheel ontruimd en vrij van verhuur en/of andere gebruiksrechten leveren aan de gemeente (…):

a. de woning met ondergrond, erf en tuin, groot ca 1.400 m² uiterlijk per 31 december 2005 (…);

(…)

Artikel 3.

3.1.

Het gekochte zal, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, door verkoper

worden opgeleverd en door de gemeente worden aanvaard in de staat waarin het zich bevindt op het moment van ondertekening van deze overeenkomst, behoudens natuurlijke veroudering.

(…)

Artikel 4.

Verschil tussen de werkelijke en de hiervoor opgegeven grootte van het gekochte zal aan geen der partijen enig recht verlenen en tot generlei actie, hoe ook genaamd, aanleiding geven.

Artikel 5.

Alle lasten en belastingen welke van het gekochte worden geheven komen met ingang van de datum van eigendomsoverdracht voor rekening van de gemeente met uitzondering van: (…). (…)

Artikel 7.

7.1

Het risico van vergaan of beschadiging van het gekochte gaat met de eigendoms-overdracht over op de gemeente.

(…)

Artikel 8.

8.1.

Door (…) de gemeente zal (…) een bodemonderzoek plaatsvinden. Indien uit dit onderzoek blijkt dat het gekochte zodanig is verontreinigd, dat de door de gemeente (…) gedachte bestemming niet is te verwezenlijken, zonder tot sanering over te gaan, dan heeft de gemeente het recht deze overeenkomst te ontbinden (…).

(…)

Artikel 9.

Verkoper heeft het recht deze overeenkomst door enkel schriftelijke aanschrijving te ontbinden indien de in de overwegingen bij deze overeenkomst bedoelde bouwvergunning t.b.v. het hoveniersbedrijf van de heer [ZOON] niet wordt verleend (…), zoals bedoeld als hiervoor (…), zonder dat één der partijen recht kan doen gelden op enige schade-vergoeding, hoe ook genaamd.

(…)

Artikel 11.

Met het ondertekenen van deze overeenkomst door de verkoper doet de verkoper de gemeente een onherroepelijk aanbod dat door de gemeente zal zijn aanvaard indien en zodra de gemeenteraad tot het ter beschikking stellen van het benodigde krediet, c.q. fiattering van de benodigde uitgaaf zal hebben besloten (…).

(…)

Artikel 13.

Partijen zullen bij de akte van eigendomsoverdracht afstand doen van het recht om op welke grond dan ook ontbinding van deze overeenkomst te vorderen.”

2.4.

De koopovereenkomst, alsmede het verzoek het op grond van deze overeenkomst verschuldigde bedrag beschikbaar te stellen, is besproken tijdens de raadsvergadering van de gemeente [P] van 24 april 2003.

2.5.

Bij brief van de griffier van 25 september 2013 heeft het Hof onder meer de volgende voorlopige oordelen aan belanghebbende medegedeeld:

“1. De rechtbank heeft in onderdeel 4.1 t/m 4.7 van haar uitspraak op goede gronden geoordeeld dat de redelijkheid zich ertegen verzet om de tot het ondernemingsvermogen gerekende 0.80.00 ha grond per 31 december 2000 naar het privévermogen over te brengen. (…)

2. Anders dan de rechtbank is het Hof van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat de koopovereenkomst met de gemeente [P] op 31 maart 2003 is gesloten, en mede in aanmerking genomen de daarin opgenomen bepalingen (…), goed koopmansgebruik in beginsel toestaat de hiermee gemoeide boekwinst hetzij in 2003, hetzij in het jaar van levering van de grond (2004) te verantwoorden. Belanghebbenden hebben subsidiair het standpunt ingenomen dat zij – indien het Hof hun primaire standpunt niet honoreert – de winst alsnog in het jaar 2003 willen verantwoorden. Hierover overweegt het Hof als volgt.

2.1.

In hoger beroep is komen vast te staan dat [belanghebbende 2] in de bezwaarprocedure tegen de buiten de wettelijke termijn vastgestelde aanslag IB/PVV 2003 het aanvullende standpunt heeft ingenomen – onder handhaving van het primaire standpunt dat de aanslag wegens termijnoverschrijding dient te worden vernietigd – dat zij de onder 1 genoemde grond in 2003 van haar ondernemingsvermogen naar haar privévermogen wenst over te brengen en aldus de boekwinst in 2003 wenst te verantwoorden. Tevens staat vast dat het primaire standpunt van belanghebbende is gehonoreerd en dat de aanslag wegens termijn-overschrijding is vernietigd. Deze situatie dient naar 's Hofs oordeel op één lijn te worden gesteld met het geval waarin de aanslag over het desbetreffende jaar onherroepelijk vaststaat, in welk geval het volgens vaste jurisprudentie niet mogelijk is terug te komen van een in de aangifte gedane keuze (vgl. onder meer HR 20 juni 1956, nr. 12.795, BNB 1956/245 en HR 1 mei 1996, nr. 31.167, BNB 1996/221). Het Hof is daarom van oordeel dat het [belanghebbende 2] niet is toegestaan haar keuze (alsnog) ter herzien en dat goed koopmansgebruik in haar geval verplicht tot winstneming in 2004.

2.2.

In de zaak van [belanghebbende 1] is het Hof van oordeel dat keuzeherziening in beginsel wel is toegestaan, aangezien partijen ter zitting hebben verklaard dat de bezwaarprocedure inzake de aanslag IB/PVV 2003 nog aanhangig is en dat er, gelet op het bij de aanslag in aanmerking genomen correctiebedrag, in elk geval voldoende ‘ruimte’ is om de hiermee gemoeide boekwinst in 2003 in aanmerking te nemen. De vraag doet zich wel voor of de [belanghebbende 1] dit standpunt wenst te handhaven en zo ja, wat daarvan de verdere consequenties zijn.”

2.6.

Bij brief van 15 oktober 2013 heeft de gemachtigde - voor zover hier relevant – als volgt gereageerd:

“Voor een volledig beeld sommen wij t.a.v. [belanghebbende 2] en het jaar 2003 de volgende feiten nog op:

(…)

 9-9-2010: aanslag IB-PVV (…) opgelegd;

 30-9-2010: aanvulling bezwaar met kenbaar maken stakingswinst aan te geven in 2003;

 3-11-2010: uitspraak op bezwaar, aanslag vernietigd wegens termijnoverschrijding.

Gedurende het ‘bestaan’ van de aan [belanghebbende 2] opgelegde aanslag IB-PVV 2003 is door haar kenbaar gemaakt dat zij de stakingswinst wenst aan te geven in het jaar 2003. Nadien is de aanslag d.d. 9-9-2010 vernietigd. (…) Wij verzoeken u op grond hiervan uw voorlopige oordeel te heroverwegen (…).

Bij uw definitieve oordeel dat [belanghebbende 2] verplicht is haar stakingswinst aan te geven, is handhaving van het subsidiaire standpunt van [belanghebbende 1] uit (…) [praktisch] oogpunt niet langer gewenst en wordt gekozen voor een afwikkeling in 2004.”

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is nog in geschil het antwoord op de volgende vragen:

  1. Dient de stakingswinst in aanmerking worden genomen in het jaar 2000, 2003 of 2004?

  2. Behoren het erf en de ondergrond van de woning op het tijdstip van de verkoop tot het privévermogen of tot het ondernemingsvermogen?

  3. Op welke wijze dient de van de gemeente ontvangen koopsom te worden toegerekend aan de verschillende onroerende zaken? Hierbij is mede in geschil of tussen de gemeente en belanghebbenden is overeengekomen dat de koopsom dient te worden gesplitst overeenkomstig de specificatie in de brief van [B] d.d. 30 september 2002.

Bij de beantwoording van de onder c. weergeven vraag zijn mede de volgende geschilpunten van belang:

Is de aan de woning toe te rekenen oppervlakte van het erf en de ondergrond 1.400 m², 1.275 m² of 1.000 m²?

Welke oppervlakte dient aan de bollengrond te worden toegerekend?

Welk deel van de rentevergoeding ad € 59.424 dient tot de belastbare winst van belanghebbenden te worden gerekend?

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing