Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4087, 13/00395
Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4087, 13/00395
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 september 2014
- Datum publicatie
- 8 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:4087
- Zaaknummer
- 13/00395
Inhoudsindicatie
Brief van belanghebbende hield uitsluitend een verzoek om kwijtschelding of uitstel van betaling in. Brief is daarom ten onrechte als bezwaar tegen de aanslag aangemerkt. Nu de brief geen bezwaar tegen een aanslag of enig andere door de inspecteur genomen en voor bezwaar vatbare beschikking inhield, was de inspecteur niet bevoegd om uitspraak op bezwaar te doen.
Uitspraak
kenmerk 13/00395
4 september 2014
uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. L.M. Lalji te Amsterdam
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/5583 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zaandam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 10 oktober 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.334.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 12 november 2012, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 28 juni 2013, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 juli 2013 en aangevuld bij brief van 9 augustus 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak, waarin belanghebbende als eiseres wordt aangeduid en de heffingsambtenaar als verweerder, de volgende feiten opgenomen.
“ 2.1. Eiseres heeft aangifte ib/pvv voor het jaar 2009 gedaan. Zij heeft op het aangifteformulier geen inkomen ingevuld, maar alleen een bedrag aan ingehouden loonheffing van € 3.775. Voorts heeft eiseres een persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen van € 2.070 in verband met specifieke zorgkosten.
Met dagtekening 26 oktober 2010 heeft verweerder aan eiseres een voorlopige aanslag ib/pvv 2009 opgelegd waarbij de aangifte van eiseres is gevolgd. De voorlopige aanslag vermeldt een teruggave van € 3.903 (€ 3.775 aan belasting en € 128 aan heffingsrente).
Verweerder heeft van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) een loonopgaaf gekregen waarop een bedrag van € 18.334 aan genoten WAO/AAW-uitkering staat vermeldt en een bedrag van € 4.120 aan ingehouden loonheffing.
Vervolgens heeft verweerder aan eiseres vragen gesteld over de ontvangen WAO-uitkering en de geclaimde zorgkosten.
Met dagtekening 10 oktober 2012 heeft verweerder de aanslag ib/pvv 2009 [opgelegd]. De aanslag vermeldt een door eiseres te betalen bedrag van € 4.152.”
Nu partijen daartegen geen bezwaren hebben geuit, gaat het Hof ook van die feiten uit. Het Hof voegt hier nog het volgende aan toe.
Bij brieven van 8 en 26 oktober 2012, met als opschrift ‘bezwaar’ heeft belanghebbende verzocht om het bedrag van de aanslag in verband met een toestand van financieel onvermogen kwijt te schelden.
De inspecteur heeft de brief van 8 oktober 2012 mede aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag en daarop uitspraak gedaan. In deze uitspraak is onder meer het volgende vermeld:
“Ik ga niet over het betalingsverkeer evenmin kan ik het verschuldigde bedrag kwijtschelden. Na de afhandeling van uw bezwaar zal ik uw brief doorgeven aan mijn collega van de invordering.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof uitsluitend in geschil of de aanslag kan worden kwijtgescholden.