Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4218, 13/00685 en 13/00686

Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4218, 13/00685 en 13/00686

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 september 2014
Datum publicatie
15 januari 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:4218
Zaaknummer
13/00685 en 13/00686
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 6:7

Inhoudsindicatie

Hoewel de rechtbank ten onrechte haar uitspraak niet aangetekend heeft verstuurd, is de hoger beroepstermijn totch één dag na de verzending gaan lopen.

Uitspraak

Kenmerken 13/00685 en 13/00686

18 september 2014

uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4731 en AWB 12/5635 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 1 juni 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.954, waarbij hij – uitsluitend - de ‘algemene heffingskorting’ en de ‘arbeidskorting’ in aanmerking heeft genomen. Daarnaast is een verzuimboete opgelegd van € 226.

1.1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 4 september 2012, de aanslag verminderd doordat hij alsnog de ‘alleenstaande ouderenkorting’ heeft toegepast en de verzuimboete vernietigd.

1.1.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 5 oktober 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag IB opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.087, waarbij hij – uitsluitend - de ‘algemene heffingskorting’, de ‘arbeidskorting’ en de ‘doorwerkbonus’ in aanmerking heeft genomen. Daarnaast is een verzuimboete opgelegd van € 226.

1.1.4.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 27 oktober 2012, de aanslag verminderd doordat hij alsnog de ‘alleenstaande ouderenkorting’ heeft toegepast en de verzuimboete vernietigd.

1.2.

Bij uitspraak van 25 september 2013 heeft de rechtbank als volgt besloten:

- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de verzuimboetes niet-ontvankelijk;

- verklaart zich onbevoegd met betrekking tot de grieven ten aanzien van de aanmaningskosten en vermeldt met toepassing van artikel 8:71 van de Algemene wet bestuursrecht dat hiervoor een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld;

- verklaart voor het overige de beroepen ongegrond.

1.3.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 november 2013 en aangevuld bij faxbericht van 6 december 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft bij faxbericht van 17 januari 2014 een conclusie van repliek ingediend. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.

1.5.

De inspecteur heeft bij brief van 30 januari 2014 een conclusie van dupliek ingediend. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft op 25 september 2013 uitspraak gedaan op de beroepen van belanghebbende. Op diezelfde dag is een afschrift van de uitspraak per gewone post aan belanghebbende verzonden.

2.2.

Op de website van de rechtbank staat:

“Wijze van verzending van de uitspraak

De sectie bestuur van de rechtbank Noord-Holland maakt gebruik van de haar in artikel 8:37 van de Algemene wet bestuursrecht (Hof: hierna: Awb) geboden mogelijkheid om afschriften van uitspraken niet per aangetekende maar per gewone brief te verzenden.”

2.3.

Op 7 november 2013 heeft belanghebbendes gemachtigde persoonlijk een ‘BEROEPSCHRIFT’ afgegeven aan de ‘centrale balie’ van het Hof.

2.4.

In zijn bij het Hof ingediende verweerschrift schrijft de inspecteur:

Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Volgens artikel 6:8 Awb vangt deze termijn aan op de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt, in casu dus 26 september 2013. Volgens artikel 6:9 lid 1 Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen, in casu zou het dus uiterlijk 6 november 2013 moeten zijn ontvangen door het Gerechtshof.

Op grond van art. 6:9 lid 2 Awb is een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post ook tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Het beroepschrift draagt een dagtekening van 6 november 2013 en is blijkens het stempel op de door de belanghebbende zelf gemaakte “ontvangstbevestiging” persoonlijk afgegeven bij de Centrale balie van het Gerechtshof op 7 november 2013, dus na de termijn van zes weken.

Ik ben daarom van mening dat de belanghebbende door uw Gerechtshof niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep.

2.5.

In zijn conclusie van repliek schrijft belanghebbende

  1. De uitspraak, met dagtekening 25 september 2013, van de Rechtbank Noord-Holland Locatie Haarlem welke per gewone post werd verzonden heeft gemachtigde pas op 27 september 2013 bereikt en derhalve start de termijn waarbinnen hoger beroep kan worden aangetekend pas op 28 september 2013 […]

  2. Het betreffende beroepschrift […] is per bode op 7 november 2013 naar het Gerechtshof Amsterdam gebracht. Hierna heeft het Gerechtshof de ontvangst van het Beroepschrift per brief bevestigd en mij in de gelegenheid gesteld tot uiterlijk 6 december 2013 de motivering en een aanvulling van de overige gebreken in te sturen. Conform het verzoek van het Gerechtshof heb ik op 6 december 2013 per telefax de motivering en de aanvulling van de overige gebreken ingediend.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Bij het Hof is allereerst in geschil of het hoger beroepschrift van belanghebbende tijdig is ingekomen en ontvankelijk is.

Indien dit het geval is voorts in geschil of de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

Voorts is in geschil of de rechtbank zich terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard ten aanzien van de verzuimboete en of de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard met betrekking tot de invorderingskosten.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing