Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4221, 14/00009
Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4221, 14/00009
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 september 2014
- Datum publicatie
- 12 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:4221
- Zaaknummer
- 14/00009
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft recht op een proceskostenvergoeding voor de nadere door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener ingediende motivering.
Uitspraak
Kenmerk 14/00009
18 september 2014
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk ALK 12/2385 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schagen,
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 29 februari 2012 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van het object [adres] te [plaats]voor het jaar 2012 vastgesteld op € 80.000 (verder de WOZ-beschikking).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 27 augustus 2012, de waarde verlaagd naar € 25.000.
Bij uitspraak van 6 december 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 januari 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van respectievelijk 10 juli 2014 en 22 juli 2014 hebben belanghebbende en de heffingsambtenaar medegedeeld niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Nu in de uitspraak van de rechtbank de feiten niet als zodanig zijn weergegeven, zal het Hof de voor de beoordeling van het hoger beroep van belang zijnde feiten zelf vaststellen.
Belanghebbende is eigenaar van een recreatiewoning gelegen in [adres] te [woonplaats] (verder de recreatiewoning).
Tegen de WOZ-beschikking heeft belanghebbende op 20 maart 2012 - zelf - een bezwaarschrift bij de heffingsambtenaar ingediend. In het bezwaarschrift gaf belanghebbende kort aan dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de WOZ-waarde geen rekening had gehouden met:
verschillen tussen de recreatiewoning en de vergelijkingsobjecten;
het achterstallig onderhoud van de recreatiewoning en het park;
ernstige tekortkomingen aan de riolering/afwatering in het park;
de overlast van onder andere Polen in het park;
de aanwezigheid van een vuilstortplaats;
de onaantrekkelijkheid van het park vanwege zwerfafval en wanbeleid van vorige eigenaren;
de economische crisis in Nederland.
Daarnaast voerde belanghebbende aan dat de vergelijkingsobjecten voor lagere bedragen zijn verkocht en van veel oudere datum zijn, dan waar de heffingsambtenaar vanuit gaat.
Belanghebbende concludeerde in zijn bezwaarschrift tot een waarde van € 26.000.
Op 4 april 2012 heeft Previcus Vastgoed, namens belanghebbende (verder de gemachtigde) een ‘bezwaarschrift’ ingediend waarin hij concludeerde tot een WOZ-waarde van € 60.000. Op 3 mei 2012 stuurde de gemachtigde een ’Nadere aanvulling van het bezwaarschrift’ (verder de ‘aanvulling). De gemachtigde (1) voert in dit geschrift - naast het argument dat de transactiedata van twee van de drie vergelijkingsobjecten te ver van de peildatum afliggen - dezelfde door belanghebbende in diens bezwaarschrift geformuleerde gronden aan, (2) werkt die gronden verder uit, (3) concludeert tot een WOZ-waarde van € 25.000 en (4) verzoekt om vergoeding van belanghebbendes kosten in de bezwaarfase.
Nadat belanghebbende van de heffingsambtenaar vernomen had dat deze volledig aan zijn bezwaren zou tegemoetkomen (en de waarde zou vaststellen op € 25.000), heeft hij verklaard af te zien van een hoorzitting (als bedoeld in artikel 25 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen jo artikel 7:2 Algemene wet bestuursrecht, verder Awb).
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar (1) de WOZ-waarde verlaagd naar € 25.000 en (2) belanghebbende geen proceskostenvergoeding toegekend.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten voor de in de bezwaarfase verleende rechtsbijstand.
Belanghebbende verzoekt om vergoeding van deze kosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en stelt deze kosten - in zijn bij de rechtbank ingediende beroepschrift - op € 218 (indienen ‘bezwaarschrift’ door professionele rechtshulpverlener: 1 punt x € 218).
De inspecteur meent dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van deze kosten.