Gerechtshof Amsterdam, 02-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4222, 14/00004
Gerechtshof Amsterdam, 02-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4222, 14/00004
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2014
- Datum publicatie
- 8 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:4222
- Zaaknummer
- 14/00004
Inhoudsindicatie
Termijnoverschrijding verschoonbaar nu het hoger beroepschrift vanwege een onverwachte en abnormale vertraging bij de posterijen pas na 14 dagen door het Hof is ontvangen.
Uitspraak
Kenmerk 14/00004
2 oktober 2014
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] wonende te [woonplaats], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/1996 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 28 november 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.941.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 6 maart 2013, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 13 november 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 6 januari 2014 en aangevuld bij brief van 12 maart 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
Eiser is geboren op 1 juli 1951. Geheel 2009 was eiser gehuwd met mevrouw [naam 1](hierna: de echtgenote). Eiser en zijn echtgenote hebben vier kinderen.
Eiser heeft met betrekking tot 2009 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.605 (na persoonsgebonden aftrek). In de aangifte van eiser zijn buitengewone uitgaven (na aftrek wettelijke drempel) in aanmerking genomen voor een totaalbedrag van € 3.620. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Specifieke zorgkosten
- Dieetkosten € 1.548
- Extra uitgaven voor kleding en
Beddengoed € 300
- Uitgaven specifieke zorgkosten
voor toepassing verhoging € 1.848
- Verhoging specifieke zorgkosten € 2.089
- Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 3.937
- Drempel uitgaven specifieke zorgkosten € 317
- Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 3.620
Bij het vaststellen van de definitieve aanslag ib/pvv 2009 heeft verweerder van de buitengewone uitgaven € 284 geaccepteerd. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Specifieke zorgkosten
- Dieetkosten € 282
- Verhoging (113%) € 319
- Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 601
- Drempel uitgaven specifieke zorgkosten € 317
- Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 284
Tot de stukken van het geding behoort een dieetbevestiging. De dieetbevestiging heeft betrekking op eiser en is op 20 december 2012 ingevuld en ondertekend door dr. [naam 3].
Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van huisarts R. [naam 2], d.d. 15 oktober 2012. De huisarts verklaart dat de echtgenote van eiser aan de volgende aandoeningen lijdt:
- allergie voor huisstofmijt, boompollen, en honden;
- bloedarmoede door ijzergebrek;
- vitamine D tekort;
- diabetes mellitus.
Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van huisarts R. [naam 2], d.d. 25 februari 2013. In deze verklaring heeft huisarts [naam 2] wederom de aandoeningen vermeld waaraan de echtgenote van eiser lijdt. Naast de aandoeningen vermeld onder 2.5 heeft huisarts [naam 2] de volgende aandoeningen vermeld:
- hypertensie;
- eczeem in het gezicht.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen (waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de inspecteur als verweerder):
Artikel 6.16 Wet IB 2001 (tekst 2009) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden in aanmerking genomen indien de uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige, zijn partner (…)”
Artikel 6.17 Wet IB 2001 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
(…)
f. de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot een bedrag bepaald bij ministeriële regeling;
g. extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;
(…)
De bewijslast inzake de aftrekbaarheid van uitgaven voor specifieke zorgkosten rust op eiser.
Eiser heeft gesteld dat hij in 2009 een door een arts voorgeschreven dieet heeft gevolgd. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst eiser naar een dieetbevestiging ingevuld door de in het buitenland (Marokko) gevestigde Dr. [naam 3]. Deze dieetbevestiging is op 20 december 2012 ingevuld. Hierin is bevestigd dat eiser voor de volgende diëten in aanmerking komt:
- Natriumbeperkt dieet in verband met hypertensie € 304
- Natriumbeperkt diabetesdieet in verband met diabetes € 387
- verzadigd-vetbeperkt en cholesterolbeperkt in combinatie met visverrijkt, groentenverrijkt en fruitverrijkt dieet in verband met hypercholesterolemie € 282
Verweerder heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Dr. [naam 3] een naar Nederlandse begrippen bevoegde arts is, en dat hij aan de in de dieetbevestiging bevestigde aandoeningen (hypertensie, diabetes en hypercholesterolemie) lijdt. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De kosten in verband met een gevolgd dieet komen slechts voor aftrek in aanmerking indien het dieet op medisch voorschrift is gehouden wegens ziekte, invaliditeit en bevalling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met hetgeen hij heeft aangevoerd en overgelegd, tegenover de betwisting van verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat Dr. [naam 3] een arts is, laat staan dat hij aan de door de in de dieetbevestiging bevestigde aandoeningen lijdt.
De stelling van de gemachtigde van eiser ter zitting dat verweerder in de aanslag- noch de bezwaarfase heeft verzocht om informatie inzake Dr. [naam 3] en de aandoeningen waaraan eiser lijdt, doet het onder 4.4.1 door de rechtbank gegeven oordeel niet af. Verweerder heeft immers in het verweerschrift aangegeven dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Dr. [naam 3] een naar Nederlandse begrippen bevoegde arts is, en dat eiser aan de bevestigde aandoeningen lijdt. Het verweerschrift is op 24 juni 2013 door de rechtbank naar eiser doorgezonden. Het onderzoek ter zitting betreffende de onderhavige zaak heeft op 31 oktober 2013 plaatsgevonden. Gelet op deze datum en de datum van verzending van het verweerschrift naar eiser, had eiser nog ruim vier maanden de tijd om informatie inzake Dr. [naam 3] en de aandoeningen waaraan hij lijdt in het geding te brengen. Gelet op deze lange termijn kan niet gezegd worden dat eiser, voor zover hij dit bedoeld heeft te stellen, in zijn procesbelang is geschaad. Het voorgaande betekent dat eiser geen kosten in verband met een gevolgd dieet op zijn belastbaar inkomen uit werk en woning in aftrek kan brengen.
Voorts heeft eiser gesteld in aanmerking te komen voor aftrek van kosten in verband met extra kleding en beddengoed. De extra kosten hebben betrekking op de echtgenote van eiser. De echtgenote is allergisch voor huisstofmijt, boompollen en honden. Eiser verwijst in dit verband naar een verklaring van dr. [naam 2]. Volgens eiser is er sprake van chronische aandoeningen die langer dan een jaar geduurd hebben. Het gevolg van deze aandoeningen is dat eiser extra kosten heeft moeten maken vanwege het aanschaffen en regelmatig wassen en vervangen van allergeendichte matrashoezen. Tevens heeft eiser extra kosten moeten maken om het interieur stofvrij te houden en heeft hij extra stookkosten gemaakt vanwege het regelmatig luchten van de woning om zo min mogelijk huisstofmijt in huis te hebben. Met betrekking tot de gemaakte kosten heeft eiser geen nota’s of andere bewijzen bewaard. Eiser is van mening dat bij het toepassen van het lage forfait van € 300 per persoon het bijhouden van kosten niet noodzakelijk is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Om in aanmerking te komen voor extra uitgaven in verband met kleding en beddengoed dient eiser aannemelijk te maken dat hij meer geld aan kleding en beddengoed moet besteden dan belastingplichtigen die de betreffende ziekte niet hebben, doch in dezelfde financiële en gezinsomstandigheden verkeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met hetgeen hij heeft aangevoerd en overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat hij aan vorengenoemde eis voldoet. Hier komt nog bij dat de kosten die verband houden met het stofvrij houden van en het (extra) stoken van de woning op zichzelf beschouwd, geen kosten in verband met kleding en beddengoed betreffen. Het voorgaande betekent dat eiser geen extra kosten in verband met kleding en beddengoed op zijn belastbaar inkomen uit werk en woning in aftrek kan brengen.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanslag ib/pvv 2009 niet te hoog heeft vastgesteld. Eiser heeft tegen de berekende heffingsrente geen grieven aangevoerd. De beschikking heffingsrente deelt het lot van de aanslag. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.