Gerechtshof Amsterdam, 23-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4404, 13/00130 en 13/00131
Gerechtshof Amsterdam, 23-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4404, 13/00130 en 13/00131
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2014
- Datum publicatie
- 29 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:4404
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1726, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00130 en 13/00131
Inhoudsindicatie
Vaststaat dat de omzetbelasting niet in rekening is gebracht aan belanghebbende maar aan een gelieerde onderneming. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de omzetbelasting niet tweemaal in aftrek is gebracht. Nu daarover geen zekerheid bestaat, kan de aftrek van voorbelastingbelasting bij belanghebbende niet aan de orde komen.
De verzuimboete wegens te late betaling is terecht opgelegd.
Uitspraak
kenmerken 13/00130 en 13/00131
23 oktober 2014
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A] B.V. te [P], belanghebbende,
gemachtigde: mr. A.P. Flinterman
alsmede
op het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken AWB 11/5499 en AWB 11/6144 AWB van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
januari-maart 2010, zaaknummer Hof 13/00130, rechtbank AWB 11/5499
De inspecteur heeft met dagtekening 24 november 2010 aan belanghebbende over het
tijdvak 1 januari tot en met 31 maart 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 54.193. Voorts is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 4.537.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 16 september 2011, de naheffingsaanslag verminderd tot € 25.354 en de boete tot € 2.535.
april-juni 2011, zaaknummer Hof 13/00131, rechtbank AWB 11/6144
De inspecteur heeft met dagtekening 31 augustus 2011 aan belanghebbende over het tijdvak 1 april tot en met 30 juni 2011 een verzuimboete opgelegd van € 2.061.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 1 november 2011, de boete gehandhaafd.
Rechtbank
Bij uitspraak van 22 januari 2013 heeft de rechtbank het beroep tegen de onder 1.2.2.
genoemde uitspraak (april-juni 2011) ongegrond verklaard en het beroep tegen de onder 1.1.2. genoemde uitspraak (januari-maart 2010) gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de onder 1.1.1. genoemde naheffingsaanslag en de boete verminderd tot respectievelijk € 16.409 en € 1.640 en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.311 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.
Hof
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 maart
2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft in één geschrift een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep van de inspecteur ingediend alsmede een conclusie van repliek, waarop door de inspecteur is gereageerd bij conclusie van dupliek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2014. Van het verhandelde ter
zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Aan het einde van de zitting heeft de voorzitter het onderzoek geschorst en medegedeeld dat het vooronderzoek zal worden hervat teneinde partijen in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Belanghebbende heeft een nader stuk ingezonden, gedateerd 4 juli 2014, ontvangen op 8 juli 2014. De inspecteur heeft hierop gereageerd bij brief van 2 september 2014, ingekomen 4 september 2014.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
(toevoeging Hof: zaak met rechtbank kenmerk AWB 11/5499)
“2.1. Eiseres is op 2 december 2009 opgericht. Volgens het handelsregister bestaan haar bedrijfsactiviteiten uit de (groot)handel, alsmede de import en export en distributie van kleding en bijbehorende accessoires. Bij de oprichting is de enige aandeelhouder en bestuurder van eiseres[B] B.V. Laatstgenoemde vennootschap is ook enig aandeelhouder en bestuurder van [C]. Sinds 9 juni 2010 is [persoon D] de enige aandeelhouder van eiseres. [persoon D] is sinds 11 oktober 2011 tevens de enige bestuurder van eiseres.
Eiseres heeft aangifte omzetbelasting gedaan voor het tijdvak 1 januari tot en met 31 maart 2010. Eiseres heeft per saldo om een teruggaaf verzocht. Verweerder heeft de teruggaaf niet verleend.
Bij eiseres is op 8 april 2010 een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangifte omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari tot en met 31 maart 2010. Op 26 oktober 2010 is een controlerapport opgemaakt. In dit rapport staat vermeld dat het onderzoek zich heeft beperkt tot de juistheid van de in aftrek gebrachte belasting ter zake van geleverde goederen en verleende diensten. In dit rapport staat, voor zover van belang, het volgende:
“3.4 Voorbelasting
(…)
Tijdens de beoordeling van de facturen heb ik de volgende onregelmatigheden vastgesteld:
[tabel]
Correctie I € 64.579 (afgerond)
(…)
De correcties met de omschrijving tenaamstelling hebben betrekking op de facturen die niet voldoen aan de wettelijk eisen.
Van de vet gedrukte nummers in de rubriek kenmerk, werd zowel de omzetbelasting op de factuur als de omzetbelasting op de voorschot nota geclaimd.
Voor de correcties met de omschrijving verhuur verwijs ik naar mijn brief d.d. 07 oktober 2010. Op deze brief heb ik geen reactie ontvangen.
Voor de beoordeling van de aangifte omzetbelasting over de periode 01 januari 2010 tot en met 31 maart 2010, ga ik uit van de ingediende verbeterde aangifte omzetbelasting.
De voorbelasting op de verbeterde ingediende aangifte is € 71.714
Correctie voorbelasting € 64.579
Gecorrigeerde voorbelasting € 7.135
De aangifte omzetbelasting wordt na controle als volgt:
Verschuldigde omzetbelasting 19% € 61.328 (…)
Voorbelasting € 7.135 (…)
Af te dragen € 54.193
(…)
6 Boete omzetbelasting
Ik zal naast de naheffingsaanslag omzetbelasting een verzuimboete ingevolge artikel 67c AWR opleggen. (…)”
In de bezwaarfase heeft verweerder de correctie van de voorbelasting bepaald op € 35.354 en de naheffingsaanslag met € 28.839 verminderd tot € 25.354. Verweerder heeft alsnog een aftrek van € 28.641,41 toegestaan op de facturen van [Z] en van € 9,55 op de aanschaf van plinten.
(toevoeging Hof: zaak met rechtbank kenmerk AWB 11/6144)
Eiseres heeft op 29 juli 2011 aangifte omzetbelasting gedaan voor het tijdvak 1 april tot en met 30 juni 2011. De te betalen belasting bedraagt € 103.057. Op de grootboekmutatiekaart nummer 1620 (btw-afdracht) zijn op 29 juli 2011 met tegenrekening 1200Rabo bedragen van € 72.803 en € 30.254 geboekt met als omschrijving Belastingdienst Apeldoorn, betalingskenmerk[...].
Verweerder heeft een aantal schermprints uit het systeem overgelegd. In een van deze prints is als datum waarop de betaling is ontvangen, 1 augustus 2011 vermeld. In een andere print is vermeld dat eiseres over de tijdvakken 1030 (vierde kwartaal van 2010), 1121 (eerste kwartaal van 2011) en 1124 (tweede kwartaal van 2011) een betaalverzuim heeft begaan.”
In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast:
Zaak met Hof kenmerk 13/00130
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari tot en met 31 maart 2010 aangifte omzetbelasting gedaan en vervolgens over dit tijdvak een verbeterde aangifte omzetbelasting ingediend. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd, welke naheffingsaanslag na bezwaar is verminderd. In beroep heeft belanghebbende gesteld dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd. De rechtbank heeft in haar uitspraak de naheffingsaanslag verminderd. Hierna zijn de desbetreffende bedragen in een tabel weergegeven.
Aangifte |
Verbeterde aangifte |
Naheffings-aanslag |
Naheffings-aanslag na bezwaar |
Stelling belang-hebbende in beroep |
Uitspraak rechtbank |
|
Verschuldigde Omzetbelasting |
41.533 |
61.328 |
61.328 |
61.328 |
52.383 |
52.383 |
Aftrek Voorbelasting |
58.987 |
71.714 |
7.135 |
35.974 |
46.467 |
35.974 |
Te voldoen / Te verlenen teruggaaf |
-17.454 |
-10.386 |
54.193 |
25.354 |
5.916 |
16.409 |
Zaak met Hof kenmerk 13/00131
Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van een passage uit de Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders die als volgt luidt:
“10.5. Elektronische betaling
Er zijn 2 belangrijke vormen van elektronisch betalen:
- Internetbankieren. Deze vorm van betalen wordt nu het meest gebruikt. De belastingschuldige geeft via zijn computer een betaalopdracht aan zijn bank. Het geld staat dan meestal direct daarna op de rekening van begunstigde.
(…)
Tijdigheid betaling
Een betaling wordt als tijdig aangemerkt als het moment van bijschrijven op een rekening van de Belastingdienst uiterlijk samenvalt met de dag waarop de toegestane betalingstermijn verstrijkt. Het is de verantwoordelijkheid van de belastingschuldige om het initiatief tot betalen op zo’n moment te nemen dat aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Tijdstip van betaling
De hoofdregel is dat de datum van bijschrijving op de rekening van de Belastingdienst als tijdstip van betaling geldt.
(…)”