Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4633, 13/00719, 13/00720 en 14/00793

Gerechtshof Amsterdam, 30-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4633, 13/00719, 13/00720 en 14/00793

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 oktober 2014
Datum publicatie
10 november 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:4633
Zaaknummer
13/00719, 13/00720 en 14/00793

Inhoudsindicatie

Heffingsambtenaar niet bevoegd voorschriften betreffende het activeren van de parkeervergunning te stellen; hij schendt tevens het vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

Kenmerken 13/00719, 13/00720 en 14/00793

30 oktober 2014

uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/1143, 13/1144 en 13/1146 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op respectievelijk 27 december 2012, 4 januari 2013 en 7 januari 2013 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij drie uitspraken op bezwaar, alle gedagtekend 28 januari 2013, de naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 21 oktober 2013 heeft de rechtbank als volgt beslist:

-

verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag onder nummer [aanslagnummer] gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag onder nummer [aanslagnummer];

-

vernietigt de naheffingsaanslag onder nummer [aanslagnummer].

-

verklaart de beroepen inzake de naheffingsaanslagen onder nummer [aanslagnummer] en [aanslagnummer] ongegrond;

-

gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ad € 44 vergoedt.

1.4.

De tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 19 november 2013. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’; cursivering door Hof):

“De auto van eiser [Hof verder “de Auto”] stond op 27 december 2012, 4 januari 2013 en 7 januari 2013 geparkeerd op de [adres] te [plaats], ter hoogte van nummer [… 1]. Op deze locatie moet van maandag tot en met zaterdag van 09.00 tot 19.00 uur worden betaald voor het parkeren.

De parkeercontroleur heeft op de hiervoor genoemde data de hier in geding zijnde naheffingsaanslagen opgelegd omdat er volgens hem noch een kaartje in de auto werd gevoerd, noch er ter zake van eisers auto een geldige vergunning was afgegeven.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daaraan nog het volgende toe.

2.3.

Belanghebbende staat vanaf 17 december 2012 ingeschreven op het adres

[adres] [… 2] te Amsterdam(-Noord).

2.4.

Op 24 december 2012 heeft belanghebbende een bewonersvergunning als bedoeld in artikel 9 van de Parkeerverordening 2009 van de gemeente Amsterdam (zie 5.4) aangevraagd.

2.5.

Op 27 december 2012 heeft Cition Parkeermanagement B.V. (verder ook Cition) belanghebbende onder meer het volgende geschreven (cursivering en nummering met Romeinse cijfers aan het slot door Hof):

Toekenning parkeervergunning

[…]

Met plezier laten wij u weten dat u in aanmerking komt voor de door u aangevraagde parkeervergunning. In deze brief informeren wij u over uw parkeervergunning. De vergunning staat bij ons als volgt geregistreerd:

 Vergunningsoort

: Bewonersvergunning [Hof: hierna de Bewonersvergunnning]

 […]

Ingangsdatum/-tijd

: 27-12-2012, 13:55.

 Kenteken

: [kenteken 1] [Hof: de Auto]

Verlenging Via

: Acceptgiro

 […]

 Geldigheidsgebied

: Noord 1 (AN95-1)

Betalen met acceptgiro

U verzoekt betaling te doen via acceptgiro. U dient uw parkeervergunning eerst te activeren door bijgaande factuur te betalen.

I. U kunt bijgaande factuur betalen door langs te komen bij een van onze servicepunten. […]

II. U kunt ook iemand machtigen om te komen betalen bij een van onze servicepunten. […]

III. Tenslotte kunt u ook de factuur zelf betalen door het bedrag via uw bank over te maken op rekeningnummer 4876376 onder vermelding van het factuurnummer 3694724. Op uw (digitale) bankafschrift kunt u zien wanneer u het bedrag betaald heeft. U kunt ervan uitgaan dat 5 werkdagen later uw parkeervergunning door ons is geactiveerd.”

2.6.

Op de onder 2.5 bedoelde factuur staat onder meer (cursivering Hof):

Soort vergunning

Kenteken

Gebied

Begintijd

Eindtijd

Nettobedrag

Bewonersvergunning

[kenteken 1]

Noord 1

(AN95-1)

27-12-2012

13:55

31 -3-2013

23:59

€ 8,00

[…]

Uw vergunning is toegekend en u wordt verzocht het vermelde bedrag te betalen op bankrekeningnummer […]. Uw vergunning wordt geactiveerd nadat wij uw betaling verwerkt hebben. U dient te betalen binnen 14 dagen. U kunt er vanuit gaan dat uw betaling 3 werkdagen na de betaaldatum op uw (digitale) bankafschrift door ons is verwerkt, waarna u met uw parkeervergunning kunt parkeren.”

2.7.

Belanghebbende heeft bij Cition een digitaal account aangemaakt. Onder “Mijn Cition” staat als ‘Startdatum’ van de Bewonersvergunning 27 december 2012 en als ‘Einddatum’ 31 maart 2013 vermeld. Op de pagina ‘Ingangsdatum’ staat onder andere (cursivering Hof):

“De vergunning wordt binnen een werkdag geactiveerd:

• indien het kenteken op uw naam staat

• er aan de overige voorwaarden is voldaan

• er een machtiging voor automatische incasso is afgegeven

• er een geldig email adres is ingevuld

Wanneer de aanvraag is ontvangen voor 12:00. wordt de vergunning dezelfde werkdag geactiveerd Wordt deze ontvangen na 12:00 wordt deze uiterlijk de volgende werkdag voor 12:00 geactiveerd.

U wordt hierover per email geïnformeerd.”

2.8.

Blijkens een tot de gedingstukken behorend digitaal bankafschrift is op donderdag 3 januari 2013 het voor de Bewonersvergunning verschuldigde belastingbedrag van € 8 afgeschreven van belanghebbendes bankrekening. Cition heeft dit bedrag op zaterdag 5 januari 2013 ontvangen.

2.9.

Op 7 januari 2013 heeft Cition de Bewonersvergunning geactiveerd.

2.10.

In de uitspraken op bezwaar schrijft Cition (cursivering Hof):

“Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt […] dat wanneer niet is voldaan aan één van de parkeervergunningvoorschriften, er geen sprake is van parkeren met de vergunning. Men dient vóór aanvang van het betaald parkeren de parkeerbelasting voor dat voertuig te voldoen. Zolang er (nog) geen geldige vergunning is verstrekt dient de parkeerbelasting op een andere wijze te worden voldaan, bijvoorbeeld door het aanschaffen van een parkeerrecht uit de parkeerautomaat.

Er is pas sprake van parkeren met een geldige vergunning op het moment dat de aanvraagprocedure is afgerond en de betaling door Cition is ontvangen en verwerkt. Dit is in vaste rechtspraak bevestigd. In de factuur wordt duidelijk vermeld dat een betaling drie werkdagen na de betaaldatum op uw bankafschrift door Cition is verwerkt.”

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen:

“4.1. Nu verweerder ter zitting de naheffingsaanslag van 27 december 2012 onder nummer [aanslagnummer] heeft vernietigd, is het beroep daartegen gegrond. De rechtbank zal hierna de rechtmatigheid van de twee overige - op 4 en 7 januari 2013 aan eiser opgelegde - naheffingsaanslagen beoordelen.

4.3.

Eiser stelt zich op het standpunt dat hij ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslagen beschikte over een geldige parkeervergunning, nu verweerder hem bij brief van 27 december 2012 een parkeervergunning heeft toegekend. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit de door eiser overgelegde brief van 27 december 2012 kan de rechtbank niets anders opmaken dat de Algemeen directeur van Cition eiser meedeelt dat hij in aanmerking komt voor een parkeervergunning en niet meer dan dat. Dat de vergunning (nog) niet verleend is blijkt duidelijk uit de passage: ‘U dient uw parkeervergunning eerst te activeren door bijgaande factuur te betalen’. In geval van een betaling via de bank, waar eiser in het onderhavige geval gebruik van heeft gemaakt, merkt de directeur in dezelfde brief op: ‘Op uw (digitale) bankafschrift kunt u zien wanneer u het bedrag betaald heeft. U kunt ervan uitgaan dat 5 werkdagen later uw parkeervergunning door ons is geactiveerd.’ Van een verleende vergunning is derhalve geen sprake. Eisers grief faalt. Eenzelfde lot treft zijn stelling dat de activeringsprocedure van de parkeervergunning in de wet moet zijn vastgelegd. Geen rechtsregel verplicht verweerder daartoe. Het betreft hier een enkel een (logische) vergunningsvoorwaarde dat eiser eerst moet betalen alvorens de vergunning aan hem zal worden verleend, van welke eiser in de hierboven genoemde brief ondubbelzinnig op de hoogte is gesteld.

4.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat eiser de vereiste € 8 voor de parkeervergunning heeft voldaan op 3 januari 2013. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat hij de vergunning op 7 januari 2013 om 15:37 uur, derhalve binnen de door hem gestelde termijn van 5 werkdagen heeft geactiveerd. Nu de thans nog in geding zijnde naheffingsaanslagen zijn opgelegd vόόr dit tijdstip, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat deze correct zijn vastgesteld omdat eiser toen niet parkeerde met een geldige parkeervergunning. Van een dubbele heffing van parkeerbelasting, zoals eiser voorts nog stelt, is geen sprake. De naheffingsaanslagen hebben immers betrekking op belastbare feiten waarvoor, zoals hierboven overwogen, op dat moment nog geen parkeerbelasting was voldaan.

4.5.

Met betrekking tot de stelling van eiser dat artikel 6 EVRM geschonden is, overweegt de rechtbank dat met artikel 234, vijfde en zesde lid, van de Gemeentewet beoogd is de niet- betaalde parkeerbelasting in te vorderen via een naheffingsaanslag met doorberekening van de aan het opleggen van de aanslag verbonden kosten. De wetgever heeft er bewust voor gekozen voor een regeling die gericht is op dekking van de kosten en niet op bestraffing. Voorts is de hoogte van de door middel van de naheffingsaanslag aan eiseres in rekening gebrachte bedragen niet van dien aard dat geoordeeld zou moeten worden dat het daarbij om iets anders of meer gaat dan om kosten. In dat kader heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 18 oktober 1995, nr. 30208, gepubliceerd in BNB 1996/34, geoordeeld dat geen sprake is van een "criminal charge" als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Dat eiser drie naheffingsaanslagen opgelegd heeft gekregen, waardoor het te betalen belastingbedrag aanzienlijk is opgelopen, is voor rekening en risico van eiser, die eenvoudigweg na het opleggen van de eerste naheffingsaanslag bij verweerder had kunnen informeren naar het hoe en waarom van de naheffingsaanslag, doch dit – kennelijk – heeft nagelaten. Eisers grief faalt.

4.6.

Eiser heeft voorts nog geklaagd dat hij in de bezwaarfase niet door verweerder is gehoord. Deze klacht faalt omdat ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen een belanghebbende wordt gehoord op zijn verzoek en een dergelijk verzoek door of namens eiser niet is gedaan.

4.7.

Gelet op het overwogene onder 4.1. verklaart de rechtbank het beroep inzake de naheffingsaanslag onder nummer [aanslagnummer] gegrond. De beroepen inzake de naheffingsaanslagen onder nummer [aanslagnummer] en [aanslagnummer] zijn ongegrond. “

4 Geschil in hoger beroep

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing