Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4724, 13/00366

Gerechtshof Amsterdam, 25-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4724, 13/00366

Inhoudsindicatie

In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de omzetbelastingschulden van de fiscale eenheid. Het in artikel 43 IW in verbinding met artikel 7, vierde lid Wet OB opgenomen vereiste impliceert dat de beschikking fiscale eenheid niet alleen dient te zijn afgegeven, maar ook aan de (onderdelen van de) fiscale eenheid bekend moet zijn gemaakt. In dit verband is niet voldoende dat de betrokken vennootschappen voor de heffing van omzetbelasting als fiscale eenheid aangifte hebben gedaan en dat zijn zich ook overigens feitelijk als fiscale eenheid hebben gedragen.

Uitspraak

kenmerk 13/00366

25 september 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., te [Z], belanghebbende, gemachtigde: mr. A.E. van Dijk (Van der Zwet Accountants & Adviseurs te Lisse)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/595 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst Holland-Midden / kantoor Hoofddorp, de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende is bij beschikking met dagtekening 23 oktober 2012 door de ontvanger op de voet van artikel 43 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW) (hoofdelijk) aansprakelijk gesteld voor niet betaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken juni en juli 2010, augustus, september en november 2011 en januari 2012 tot en met mei 2012, vermeerderd met heffingsrente, invorderingsrente, kosten en boetes, ten name van de fiscale eenheid als bedoeld in de Wet op de Omzetbelasting 1968 [fiscale eenheid] (hierna ook: de fiscale eenheid).Het totale bedrag van de aansprakelijkstelling (inclusief rente, kosten en boetes) bedraagt € 348.807.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de ontvanger bij uitspraak, gedagtekend 27 december 2012, de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 15 mei 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde

beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 juni 2013. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 23 juni 2014 een nader stuk ingediend. Een afschrift hiervan is aan de ontvanger toegezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 en 2.2 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in deze uitspraak aangeduid als ‘eiseres’ en de ontvanger als ‘verweerder’.

“2.1. Bij brief van 7 november 2012 heeft de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Midden, kantoor Hoofddorp aan de gemachtigde, voor zover thans van belang, het volgende medegedeeld:

“(…)

Uw verzoek betreft een beschikking fiscale eenheid die in 2000 is afgegeven. Het is een beschikking van meer dan 10 jaar geleden. Mede doordat het een dossier betreft dat behoorde tot de eenheid belastingdienst kantoor Amstelveen zijn de oude stukken opgeslagen in Apeldoorn.

Omdat de stukken ouder zijn dan 10 jaar zijn de gevraagde stukken niet meer te produceren. Ik kan dan ook niet aan uw verzoek voldoen.

Uit mijn bestanden en systemen blijkt overduidelijk dat er een fiscale eenheid omzetbelasting bestaat met als naam [fiscale eenheid] met nummer [btw-nummer 3]. De oprichtingsdatum is 21 september 2000.

Tot oktober 2000 werd door de onderdelen van de fiscale eenheid zelfstandig aangifte gedaan via de volgende nummers:

[btw-nummer 1] [A] B.V.;

[btw-nummer 2] [X] B.V..

Met ingang van de aangifte oktober 2000 wordt tot en met de laatste ingediende aangifte van het tijdvak september 2012 (op 6 november 2012 elektronisch ontvangen) door deze twee rechtspersonen aangifte gedaan via de aangifte omzetbelasting van de [fiscale eenheid] met nummer [btw-nummer 3].

In de correspondentie van uw kantoor (Mevr. [B]) van onder andere 3 september 2010 en 13 september 2010 wordt eveneens melding gemaakt van de fiscale eenheid.

Daarnaast is op 18 oktober 2010 een ongewijzigd concernschema van [A] B.V. retour ontvangen met bijgevoegd een kopie van de visitekaartjes van de contactpersonen van deze onderneming zoals uw kantoor en de bedrijfsadviseur. In dit concernschema is de fiscale eenheid omzetbelasting [btw-nummer 3] met een blauwe schaduw weergegeven.

Ook in een brief van de bedrijfsadviseur van uw cliënt van juli 2011 wordt melding gemaakt van betalingen van de fiscale eenheid.

(…)”

2.2. Bij brief van 8 november 2012 heeft de inspecteur de gemachtigde op de hoogte gesteld van zijn besluit om met ingang van 30 oktober 2012 de [fiscale eenheid] niet meer aan te merken als belastingplichtige voor de heffing van de omzetbelasting.”

2.2.

Nu daartegen door partijen geen bezwaren zijn aangevoerd gaat ook het Hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten. In aanvulling daarop stelt het Hof nog de volgende feiten vast. Ter zitting van het Hof heeft de ontvanger het volgende verklaard:

“In het systeem van de Belastingdienst staat dat er een beschikking fiscale eenheid is genomen. Hiervan kan een uitdraai worden gemaakt, maar ik kan geen afschrift van de originele beschikking tonen. (…)

U houdt mij voor dat in het verslag van het horen op 8 februari 2013 is opgenomen dat uit de systemen [van de Belastingdienst] blijkt dat er in het jaar 2000 een beschikking is afgegeven. U vraagt mij wat er dan precies uit de systemen zou blijken. Hierop antwoord ik dat er een mutatie in het programma beheer van relaties is opgenomen dat beide vennootschappen vanaf een bepaalde datum aangemerkt worden als fiscale eenheid. (…)

Op uw vraag of in het systeem een vastlegging bestaat dat op een bepaalde datum een brief is gegenereerd die alle uiterlijke kenmerken van een beschikking bevatte zoal een rechtsmiddelenverwijzing en het woord beschikking, antwoord ik ontkennend. (…)

De gemachtigde verklaart dat het destijds al mogelijk was dat er een fiscaal nummer voor de fiscale eenheid werd aangemaakt en dat er werd gehandeld alsof er een fiscale eenheid bestond, terwijl er geen beschikking fiscale eenheid was genomen. Ik kan dit niet ontkennen. Het was mogelijk om een apart nummer voor een fiscale eenheid te krijgen en te handelen alsof er een fiscale eenheid bestond, maar het aparte fiscale nummer werd wel binnen ongeveer een jaar gevolgd door een beschikking. De nummers werden afgegeven om de klant ten dienste te zijn.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in geschil of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de omzetbelastingschulden van de fiscale eenheid.

4 Beoordeling van het geschil

5. Kosten

6. Beslissing