Home

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4770, 13/00479

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4770, 13/00479

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
13 november 2014
Datum publicatie
19 november 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:4770
Formele relaties
Zaaknummer
13/00479

Inhoudsindicatie

Het hoger beroep is niet-ontvankelijk aangezien het na het verstrijken van de termijn van zes weken bij het Hof is ingediend. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het Hof acht de doorzendplicht, gelet op de inhoud, niet van toepassing op de in een eerder stadium aan de rechtbank gezonden fax.

Uitspraak

kenmerk 13/00479

13 november 2014

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A] , te [P], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/3530 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbenden

en

de heffingsambtenaar van de Gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij een op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken genomen beschikking, gedagtekend 28 februari 2011, de waarde van de onroerende zaken [straatnaam] 82-1, 82-2, 82-3, 82-4 te [naam stad] voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld en de bijbehorende aanslagen onroerende zaak belastingen 2011 bekendgemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 13 juni 2012, de bij beschikking vastgestelde waarde van onroerende zaak [straatnaam] 82-4 verlaagd en de daarbij behorende aanslag verminderd. De bezwaarschriften tegen de andere objecten zijn ingetrokken.

1.3.

Bij uitspraak van 4 juli 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover betrekking hebbende op de aan belanghebbende toegekende proceskostenvergoeding, de aan belanghebbende in deze zaak te vergoeden proceskosten voor de bezwaarfase vastgesteld op € 89,25 en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit, en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.

1.4.

De gemachtigde heeft per fax op 12 juli 2013 de rechtbank verzocht om een toelichting op de uitspraak. Vervolgens heeft belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij brief, gedagtekend 14 augustus 2013 en bij het Hof ingekomen op 21 augustus 2013 in een enveloppe voorzien van een poststempel met datum 20 augustus 2013, aangevuld bij brief van 18 september 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014. Het Hof heeft de zaken geregistreerd onder nummer 13/00477 tot en met 13/00480 gelijktijdig ter zitting behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

In zijn faxbericht van 12 juli 2013 – per abuis gedagtekend op 3 februari 2013 –, gericht aan de griffier van de rechtbank, schrijft de belanghebbende, voor zover van belang:

“Op 4 juli 2013 mocht ik van u de Uitspraak in Beroep ontvangen inzake bovengenoemde zaken.

Zoals telefonisch met u besproken, hierover heb ik een tweetal vragen:

  1. Per mijn brieven, in het bijzonder die van 3 -February (per post/fax) en van 19 February (overhandigd in de zitting), heb ik diverse argumenten voor mijn stellingen in beroep aangebracht. Helaas moet ik constateren dat de Rechtbank in haar uitspraak in geen enkele wijze op deze argumenten is ingegaan. Kunt u mij toelichten waarom dit niet is gebeurd?

  2. In haar Uitspraak in Beroep pt.5 stelt de rechtbank “… ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding omdat niet is gesteld dat eisers kosten hebben gemaakt…”. Echter per mijn schrijven via fax dd. 19-February-2013 heb ik wel degelijk aan de Rechtbank mijn reis- en verlet-kosten ten behoeve van het bijwonen van deze zitting (t.w.v. E.358,18). In ons telefonisch onderhoud deelde u mij mede dat dit schrijven wel in het dossier is opgenomen. Graag zou ik van u een toelichting ontvangen waarom de Rechtbank niet heeft besloten mij deze kosten te vergoeden.

In verband van de mogelijkheid van beroep tegen deze uitspraak, zie ik graag uw reactie tegemoet binnen twee weken.”

2.2.

Tegen de uitspraak van de rechtbank is door belanghebbenden bij brief, gedagtekend 14 augustus 2013, hoger beroep ingesteld. Op de enveloppe is een duidelijk leesbaar poststempel aangebracht met datumvermelding 20 augustus 2013. De enveloppe met het hogerberoepschrift is bij het Hof ingekomen op 21 augustus 2013.

In voormeld geschrift is onder meer vermeld:

“Op 22 July 2012 heb ik beroep ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, HAA 12/3528 t/m 3531, inzake kostenvergoeding in de WOZ 2011 procedure.

Bij deze wil ik beroep indienen tegen de Uitspraak van de Rechtbank, met betrekking tot:

  1. Grondslag van toewijzing kostenvergoeding deskundige

  2. Toekenning reis- en verletkosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting.

(…)”.

2.3

Op 6 september 2013 heeft belanghebbende gemachtigde aan de griffier van het Hof het volgende

bericht:

“Afgelopen week spraken wij over mijn ingediende beroep, bovengenoemd, met betrekking van de datum van ontvangst.

▪ Ik heb mijn beroepschrift opgesteld op 14 Augustus; het zal met de Post lichting van 15 Augustus meegegaan moeten zijn. Het is door het Gerechtshof ontvangen op 21 Augustus.(*)

▪ De Uitspraak van de Rechtbank ( …) zijn gedateerd 4 July 2013. Zie Bijlage A.

▪ Op 12 July 2013 heb ik per fax contact gezocht met de Rechtbank, omtrent exact de 2 onderwerpen in de Uitspraak, waarvoor ik per mijn schrijven dd. 14 Augustus beroep heb ingediend. Zie Bijlage B. NB. Volledig foutief is de datum in de aanhef; in het voorblad en in de top-regel (beide door fax-apparaat) ziet u de datum 12 July.

▪ Ik besef dat omdat ik mijn beroepschrift niet per aangetekende post heb verstuurd het risico van te laat of niet bestellen bij mij ligt. Echter bij deze is mijn verzoek dat post-ontvangst bij het Gerechtshof binnen 7 dagen na het verlopen van de uiterste datum nog immer als “binnen de termijn” kan worden beschouwd. Ook is mijn verzoek aan u dat mijn brief aan de Rechtbank Amsterdam dd. 12 July feitelijk als beroepschrift zal worden beschouwd, zodat op basis hiervan kan worden gesteld dat mijn beroep binnen de gestelde termijn is gedaan.

In verband met de verdere – omvangrijke- voorbereidingen van mijn motivatie, zou ik graag van u zo spoedig mogelijk vernemen dat mijn beroepschrift in behandeling zal worden genomen.

(*) Inmiddels is mij gebleken dat 2 andere brieven, gepost rond dezelfde datum 14/15 augustus, in dezelfde brievenbus, er een tot nu toe totaal niet is aangekomen, en de andere ook met grote vertraging.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

3.2.

Wanneer het beroep ontvankelijk is, is in geschil of de rechtbank een juiste vergoeding voor de taxatiekosten heeft toegekend.

3.3.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het Hof.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing