Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:485, 12/00581 en 12/00582

Gerechtshof Amsterdam, 20-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:485, 12/00581 en 12/00582

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 februari 2014
Datum publicatie
26 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:485
Formele relaties
Zaaknummer
12/00581 en 12/00582
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 40, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 32, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 15, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 15e

Inhoudsindicatie

Slechts natuurlijke personen kunnen op de voet van art. 40 Invorderingswet 1990 aansprakelijk worden gesteld voor de Vpb-schuld van een na verkoop leeggehaalde BV. Aansprakelijkstelling moedervennootschap vernietigd.

Middellijk aandeelhouder terecht aansprakelijk gesteld voor de Vpb-schuld van na verkoop leeggehaalde BV. Vrijval van de herinvesteringsreserve van die BV terecht in aanmerking genomen. Beroep op disculpatie slaagt niet.

Uitspraak

kenmerk 12/00581 en 12/00582

20 februari 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

[X BV] te [Z], belanghebbende 1, en

[Y] te [Z], belanghebbende 2,

hierna tezamen ook aan te duiden als: belanghebbenden,

gemachtigde: mr. drs. T.C. van Wagensveld (Van Wagensveld en Zonneveld B.V. advocaten en fiscalisten te Amsterdam),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerknummers AWB 11/6583 en AWB 11/6585 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbenden

en

de ontvanger van de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft bij afzonderlijke beschikkingen met dagtekening 23 september 2009 belanghebbenden aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven aanslag vennootschapsbelasting over het tijdvak 1 juli tot en met 31 december 2005 ten name van [A BV] (hierna: [A BV]). Deze aansprakelijkstelling beliep (telkens) een bedrag van € 564.403 waarin begrepen een bedrag van € 34.418 aan heffingsrente.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij afzonderlijke uitspraken, gedagtekend 27 oktober 2011, de aansprakelijkstellingen gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 10 juli 2012 heeft de rechtbank de door belanghebbenden ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en beide aansprakelijkstellingen met het daarin begrepen bedrag aan heffingsrente verminderd tot (telkens) € 529.985.

1.4.

De tegen deze uitspraak ingestelde hogere beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 17 augustus 2012, aangevuld bij brieven van 19 september 2012. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Van belanghebbenden zijn op 19 november 2013 nadere stukken ontvangen.

Van de inspecteur zijn nadere stukken ontvangen op 19 november 2013 en op 25 november 2013.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2013; de zaken zijn daar gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1.1 tot en met 2.11 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende 1 wordt daarin (evenals in de verderop in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiseres’, belanghebbende 2 als ‘eiser’ en de ontvanger als ‘verweerder’.

“2.1.1. Eiseres was tot 30 december 2005 enig aandeelhouder van [A BV]. Eiser was enig aandeelhouder van eiseres. De activiteiten van [A BV] bestonden uit de verhuur van vastgoed. Het vastgoed dat [A BV] in eigendom had bestond uitsluitend uit de onroerende zaak gelegen aan de [a-weg 1] te [Z].

2.1.2.

Op 30 december 2005 had eiseres een schuld aan [A BV] in rekening courant van € 1.469.167.

2.2.

Een e-mail bericht van 29 juni 2005 van eiser aan mr. [B], de belastingadviseur van de hierna te noemen [C], houdt onder meer in:

“(…)

Subject: Hir-vennootschap

(…)

ik krijg van U toegezonden een contract(je) en de nu reeds aan te kopen onroerende za(a)k(en) zullen door Uw cliënt (kosteloos) worden aangebracht en gefinancierd, waarbij ik het recht heb zonder opgaaf van reden(en) boete/kostenvrij betreffende aankoop te annuleren/ontbinden in welk geval geen der betrokkenen iets van elkaar te vorderen zullen hebben.

(…)

als ik het goed heb begrepen zal Uw relatie de BV van mij kopen, nadat er (een) nieuwe onroerende za(a)k(en) zal/zullen zijn ingebracht en de huidige onroerende zaak zal zijn verkocht en geleverd en dit alles voor 1.875.000 + eventuele verdere cash minus discount (maximaal 15% over 1.428.150). (…)”

2.3.

[A BV] heeft bij overeenkomst van 17 augustus 2005 de onroerende zaak gelegen aan de [a-weg 1] te [Z] verkocht voor € 1.875.000. De levering vond plaats bij akte van 3 oktober 2005. Hierbij is een boekwinst gerealiseerd van € 1.685.737 (hierna: de boekwinst). [A BV] heeft voor dit bedrag een herinvesteringsreserve (hierna: de hir) gevormd.

2.4.

Bij de stukken bevindt zich een purchase agreement met dagtekening 3 oktober 2005, inhoudende dat de vennootschap naar Zweeds recht [D KB] (hierna: [D KB]) op 3 oktober 2005 aan [A BV] verkoopt de onroerende zaak [onroerende zaak] voor € 2.041.645. Eiser heeft de purchase agreement ondertekend namens [A BV]. In de purchase agreement staat onder meer:

“(…)

“The Seller” is the sole owner of the real estate [onroerende zaak], which “the Buyer” wants to purchase.

(…)”

2.5.1.

Het verslag van het verhoor van [E], mede-eigenaar van [D KB], dat op 26 april 2011 heeft plaatsgevonden houdt onder meer in:

“(…)

Begin 2003 werd hij (lees: [E]) gebeld door [C] (…). Hij vertelde dat hij geïnteresseerd was in het kopen van panden in Zweden. Hij vroeg [E] en [F] of ze hem konden helpen.

(…)

Desgevraagd wordt aangegeven dat het bedrijf van [E] niet de eigenaar is van het pand op het moment dat de koopovereenkomst wordt gesloten. Het is de bedoeling dat het bedrijf fungeert als tussenpersoon als de koop uiteindelijk plaatsvindt.

(…)

Zijn er koopovereenkomsten gesloten met Nederlandse bedrijven in de portefeuille?

Ja. Alle koopovereenkomsten werden geannuleerd omdat [C] geen financiering kon vinden. Dit geldt voor alle bedrijven in de portefeuille. (…) Alle koopovereenkomsten voor de betreffende Nederlandse bedrijven zijn door [C] opgesteld.

(…)”

2.5.2.

Het verslag van het verhoor van [F], mede-eigenaar van [D KB], dat op 27 april 2011 heeft plaatsgevonden houdt onder meer in:

“(…)

Heeft [F] contact gehad met de Nederlandse bedrijven die in de portefeuille worden genoemd?

Nee, daar heeft hij geen contact mee gehad. [C] vertegenwoordigde deze bedrijven. Hij heeft alleen contact gehad met [C].

(…)

Zijn er koopovereenkomsten gesloten met de Nederlandse bedrijven in de portefeuille?

[C] stelde de koopcontracten op. Die had hij nodig om de financiering te regelen, om te kunnen laten zien. Hij had documenten nodig om de financiering rond te krijgen. (…) Geen van de transacties werd voltooid.

(…)”

2.6.

Een e-mail bericht van 19 oktober 2005 van mr. [B] aan [G], de belastingadviseur van eisers, houdt onder meer in:

“(…)

Ik zou volgens afspraak het stappenplan ter zake van de overdracht van de aandelen van [A BV] u doen toekomen.

De vennootschap heeft in de loop van het jaar buiten fiscale eenheid vennootschapsbelasting onroerend goed verhuurd. Dit onroerend goed is inmiddels verkocht. Voor de boekwinst kan een herinvesteringsreserve worden gevormd of de ruilarresten worden toegepast.

Inmiddels heeft de vennootschap vervangend Zweeds verhuurd onroerend goed aangekocht. De koopsom van de aankoop is schuldig gebleven. Tevens kan de koper de overeenkomst gedurende een bepaalde periode vrij van kosten ontbinden.

Voor de vennootschap zal een overnamebalans worden opgesteld. Overnamebalans zal worden opgesteld per datum 1 november 2005. Op de balans staat de afgesproken latente belastingclaim. Dit bedrag wordt alvorens de aandelen worden overgedragen op de derdenrekening van de notaris gestort.

Door de koper wordt o.a. een garantie afgegeven door de moedermij, een verklaring van de accountant dat de koper in staat is om de fiscale claim ter zake van de herinvesteringsreserve te kunnen voldoen, dat de vennootschap binnen een periode van vijf jaar niet zal worden geliquideerd en dat er geen dividenden zullen worden uitgekeerd gedurende deze periode. Voorts is een verklaring van de [Bank] overgelegd waaruit blijkt dat de koper te goeder naam en faam bekend staat.

Deze maatregelen moeten naar mijn mening afdoende zijn om als verkoper niet aansprakelijk te worden gesteld voor belastingschulden.

Hierna kunnen de aandelen in [A BV] worden overgedragen.

(…)”

2.7.1.

Bij akte van 30 december 2005, opgemaakt door notaris mr. [H], heeft eiseres haar aandelen in [A BV] geleverd aan [I BV] B.V. (hierna: [I BV]). De koopprijs van € 1.465.570 is voldaan door overname van de schuld in rekening courant en bijbetaling van € 3.597. Volgens de akte is het saldo op de bankrekeningen van [A BV] groot € 250.000 op de kwaliteitsrekening van de notaris gestort, teneinde onverwijld na het passeren van de akte op een door de nieuwe directeur van [A BV] op te geven rekening van [A BV] te worden overgemaakt.

2.7.2.

Achter de akte is de volgende overnamebalans gevoegd:

[A BV] 30-11-05

Gebouwen 2.006.777 AK 226.890

R/c [X BV] 1.469.167 WR 1.238.680

-----------

Eigen vermogen 1.465.570

Bank 250.000 Latente VPB 252.861

Lening [D KB] 612.447

Lening pand Zweden 1.394.330

Vpb 2005 736

------------ ------------

3.725.944 3.725.944

De belastinglatentie van € 252.861 is 15% van de boekwinst die bij de hiervoor onder 2.3 genoemde transactie is gerealiseerd.

2.7.3.

De aandelen van [I BV] zijn in handen van [J AB]. De aandeelhouder van [J AB] is [C].

2.7.4.

Bij de stukken bevindt zich een invoice gedateerd 30 december 2005 van [D KB] aan [A BV] voor een te betalen bedrag van € 250.000 onder vermelding dat dit bedrag moet worden overgemaakt op de rekening van “[advocatenkantoor]” met als omschrijving “[D KB]/[I BV] – [A BV] loan 5.800”.

2.7.5.

In een brief van 30 december 2005 van de notaris [H] aan [C] schrijft de notaris dat zij op verzoek van [C] na het passeren van voornoemde akte het bedrag van € 250.000 van haar kwaliteitsrekening telefonisch zal overmaken naar [advocatenkantoor].

2.7.6.

Op 22 juni 2009 heeft bij de Belastingdienst een hoorzitting plaatsgevonden naar aanleiding van het door [A BV] ingediende bezwaar tegen onder meer de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2005. Daarbij was onder andere aanwezig [C]. Het verslag dat van dit gesprek is opgemaakt houdt onder meer in:

“(…)

In een tweetal e-mailberichten van 30 december 2005 worden stukken aan de notaris verstrekt ten behoeve van de overmaking van een bedrag van € 250.000 aan een advocaat in Zweden. Volgens de heer [C] ziet deze betaling op een gedeeltelijke aflossing van de schuld aan de verkoper van het Zweedse vastgoed ([D KB]).

Tevens geeft hij aan dat het geld waarschijnlijk niet geheel is doorbetaald aan de schuldeiser en dat hij is geconfronteerd met een gebrekkige administratie van de betreffende advocaat.

(…)”

2.8.1.

[A BV] maakte als dochtermaatschappij samen met eiseres als moedermaatschappij deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Bij brief van 13 juli 2005 heeft mr. [G], werkzaam bij [L] Belastingadviseurs voor en namens [A BV] en eiseres verzocht de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met ingang van 13 juli 2005 te verbreken.

2.8.2.

Een uitdraai uit het geautomatiseerd systeem vennootschapsbelasting van de belastingdienst met betrekking tot [A BV] houdt onder meer in:

“concernoverzicht

ontvoegd miv 2005-07 verzoek via bel.consulent [L].

21-07-2005 (…).”

2.8.3.

Met dagtekening 28 maart 2008 heeft de inspecteur een beschikking beëindiging fiscale eenheid afgegeven per 13 juli 2005.

2.9.

[A BV] is door de inspecteur uitgenodigd om vóór 1 augustus 2006 aangifte vennootschapsbelasting te doen over de periode juli tot en met december 2005. Vanwege het niet indienen van de aangifte is [A BV] aangemaand om uiterlijk op 7 september 2006 aangifte te doen. Ook daaraan is geen gevolg gegeven. Met dagtekening 14 april 2007 is een ambtshalve aanslag aan [A BV] opgelegd over het tijdvak juli tot en met december 2005 naar een belastbaar bedrag van € 2.000.000.

2.10.

Bij uitspraak op bezwaar van 7 juli 2009 is de inspecteur deels aan het bezwaar van [A BV] tegen de aanslag tegemoet gekomen en is de aanslag verminderd naar een belastbaar bedrag van € 1.685.737, zijnde de boekwinst die bij de verkoop van de hiervoor onder 2.3 genoemde onroerende zaak is gerealiseerd. Voor de aldus verminderde aanslag zijn eisers bij de hiervoor onder 1.1 genoemde beschikkingen aansprakelijk gesteld.

2.11.[A BV] en [I BV] zijn op 27 april 2010 failliet verklaard.”

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit. Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe:

2.2.1.

In het bedrag van € 564.403 waarvoor belanghebbenden bij de in 1.1 vermelde beschikkingen aansprakelijk zijn gesteld, was een bedrag van € 34.418 aan heffingsrente begrepen en was geen invorderingsrente begrepen. In die beschikkingen is voorts het volgende opgenomen:

“Artikel 32, lid 2, van de Invorderingswet 1990 bepaalt dat u aansprakelijk bent voor de kosten en invorderingsrente die verband houden met de belastingschuld, voor zover het ontstaan hiervan aan u is te wijten. (…) Ik stel u hierbij aansprakelijk voor een bedrag van € 564.403. (…) U moet het bedrag waarvoor ik u aansprakelijk heb gesteld, betalen vóór 4 november 2009. Als u na deze datum betaalt, is het belopen van invorderingsrente aan u te wijten en bent u daarom ook aansprakelijk voor de invorderingsrente die na deze datum verschuldigd wordt”.

2.2.2.

De in 2.4 van de uitspraak van de rechtbank vermelde ‘Purchase agreement’ houdt voorts onder meer het volgende in:

“1. Purchase date

Purchase date is 3rd October 2005.

2. Purchase price

Purchase price is SEK 19.000.000,-- (€ 2.041.645).

3. Terms of payment

The payment should be done in the way prescribed below:

a. Loan of SEK 13.200.000,-- (€ 1.418.406) assigned to the real estate, to be taken over by “The Buyer”.

b. A promissory note, duly signed by “The buyer”, of SEK 5.800.000,-- ( ̴ € 623.239), to be attached to this agreement.

(…)

7. Income and costs

All income and costs concerning the real estate is due to receive and pay for on behalf of “The Seller” until the purchase date, and thereafter on behalf of “The Buyer”.

8. Conditions

“The Buyer” have the right to cancel this purchase within three (3) months from the purchase date, if he can not fulfill the terms and conditions considering this transaction. The Buyer will then neither carry any costs or income achieved in this agreement. “The Seller” has the right to cancel this agreement within three (3) months”.

2.2.3.

Belanghebbende 1 heeft ter zitting het volgende verklaard:

“Ik wist niets van de fiscale materie. Ik moest mij op een adviseur verlaten. Als mij de kennis en ervaring ontbreekt, waarom zou ik dan iets aan het traject doen? Ik heb aan de belastingadviseur gevraagd hoe ik legaal iets fiscaal ‘zo optimaal mogelijk’ kon doen.

Ik heb het gehele traject aan mijn adviseur overgelaten. Ik heb wel telefoongesprekken gevoerd met mijn adviseur.

Ik ben geen fiscaal expert. Als ik had geweten wat ik nu weet, dan had ik aan de belastingadviseur gevraagd mij de hele constructie uit de doeken te doen.

Ik wist niet dat er geld naar een Zweeds advocatenkantoor is gegaan. Ik kan me niet herinneren dat ik daar opdracht voor heb gegeven. Ik zal het op aanraden van mijn adviseur hebben gedaan. Ik zal hebben gedacht dat dit doodnormaal was.

Ik heb in mijn dossier geen conceptakte van de verkoop van de aandelen in de BV aangetroffen. Ik denk daarom dat ik de conceptakte niet gezien of gelezen heb.

Ik heb weinig besproken met mijn adviseur. Ik heb hem het hele traject in handen gegeven.

Ik weet niet waarom het bedrag ad € 250.000 aan de notaris is betaald. U vraagt mij of ik de opdracht voor het overmaken van die € 250.000 heb getekend. Als ik het betaald heb, dan heb ik het betaald. Ik vond dat ik kon vertrouwen op mijn adviseur. Met de kennis van nu denk ik wellicht anders. Maar het is gebeurd. Ook als ik onderzoek had gedaan, dan zouden er een aantal dingen verborgen zijn gebleven. Kan je iemand verwijten dat hij zich heeft laten oplichten? Onder ‘opgelicht’ versta ik wat ik aan kennis heb gekregen over de waarde van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de koper. Als de informatie die door en over de koper was gegeven, juist was geweest, dan was er niets aan de hand geweest. Het is mij niet te verwijten dat ik ben opgelicht. Destijds was ik van de details niet op de hoogte, omdat ik dat heb overgelaten aan de adviseur. Ik ga ervan uit dat je mag vertrouwen op datgene, wat iemand doet die ervoor doorgeleerd heeft. Als ik degene ben die moet betalen, kan je zeggen dat ik ben opgelicht.

Er wordt door de rechtbank veel belang gehecht aan de e-mail van 29 juni 2005. Die was van ene [B], die heeft mij gebeld. Hoe onbenullig het nu ook mag klinken, ik heb indertijd mijn lot in handen gelegd van iemand die zou moeten weten hoe het fiscaal werkte. Ik vond het prima, want ik liep geen risico. Achteraf constateer ik dat het anders is geweest.

U vraagt mij of ik mij zorgen maakte over zo een grote transactie betreffende de aankoop van Zweeds onroerend goed. Ik zag geen gevaar in de transactie met het Zweedse onroerend goed. Ik zag dat ik er onderuit kon komen.”

2.2.4.

De gemachtigde heeft ter zitting onder meer het volgende verklaard:

“De wetswijziging van artikel 15e Wet VPB 1969 per 1 maart 2005 is bedoeld voor een volgorde van vervreemding en herinvestering die hier niet aan de orde is. Hier heeft vervreemding en herinvestering plaatsgevonden vóór de aandelenoverdracht.

De herinvesteringsreserve wordt benut binnen het boekjaar zelf. Bij het opmaken van de balans ultimo boekjaar is er geen herinvesteringsreserve meer. Deze is op het moment van verkoop gevormd en afgeboekt met de herinvestering, dat is dus nog voor de vervreemding van de aandelen.

In mijn optiek kan de herinvesteringsreserve direct na de vervreemding van het onroerend goed gevormd worden. Als u van oordeel bent van niet, dan ben ik van mening dat de ruilarresten kunnen worden toegepast.

Er is geen opschortende voorwaarde in de overeenkomst van koop van het Zweedse onroerend goed, daarom is de overeenkomst perfect geworden. Een ontbindende voorwaarde staat aan het perfect worden van de overeenkomst niet in de weg.”

2.2.5.

De ontvanger heeft ter zitting onder meer het volgende verklaard:

“De aanslag heeft een dagtekening van 14 april 2007. Ik ben het niet met de stelling van belanghebbenden eens dat door de ontvanger geen invorderingsmaatregelen zijn getroffen.

Er was geen aangifte gedaan en de aanslag was opgelegd naar een ambtshalve vastgesteld bedrag. In de Leidraad Invordering staat dat in dat geval, wanneer tegen de ambtshalve aanslag een bezwaarschrift met daarbij alsnog de aangifte wordt ingediend, uitstel van betaling wordt verleend. Dat is beleid. In dit geval werd ook nog eens een verlies aangegeven. Ik weet verder niet in hoeverre de aangifte juist is; dat is voor de te nemen uitstelbeslissing ook niet van belang.

(…)

Op het moment dat de aanslag werd ingevorderd waren er geen activa in [A BV] aanwezig. Invordering via de [I BV] groep hebben we geprobeerd door middel van beslaglegging op de effecten die tot het groepsvermogen behoorden. Maar deze effecten bleken niets waard.

(…)

Het klopt dat pas in 2009 door de ontvanger informatie is ontvangen van de Zweedse belastingdienst. Vanaf dat moment wist de ontvanger hoe de vork in de steel zat. Toen heeft de ontvanger niet langer stilgezeten en is hij gaan invorderen. Dit heeft de ontvanger gedaan door middel van een artikel-40-beschikking.

(…)

Begin 2008 is de aangifte ingediend. Dat is bijna 2 jaar te laat. Het aangiftebiljet is uitgereikt in 2006. Het onderzoek naar de juistheid van de aanslag heeft lang geduurd, omdat de BV niet veel informatie kon geven.

(…)

De aangifte vennootschapsbelasting 2005 van de BV is ook pas laat gedaan. Ik meen dat in 2007 aangifte is gedaan. Dat was vóór de afgifte van de beschikking verbreking fiscale eenheid. In die aangifte is de winst van [A BV] vanaf het door belanghebbenden zelf aangeduide verbrekingsmoment niet opgenomen.

De beschikking heffingsrente is er bij de rechtbank afgegaan. We hebben het alleen nog over de aansprakelijkheid voor de belasting en de invorderingsrente.

U vraagt mij of artikel 40 van de Invorderingswet 1990 ook geschreven is voor rechtspersonen. Je kunt je inderdaad afvragen of artikel 40 ook voor rechtspersonen geldt. Ik ben van mening dat dit niet onmogelijk is. Er staat althans niet dat het artikel niet kan gelden voor rechtspersonen. In de Leidraad staat dat ook niet. Het is beleid om in gevallen als deze de beide personen, de achterliggende aandeelhouder en de tussenholding, aansprakelijk te stellen. U zegt: er staat ‘degene die’ en ‘tezamen met zijn partner en bloedverwanten’. Dat moge zo zijn, maar er staat ook ‘al dan niet’ tussen. Ik zou de wettekst anders hebben opgeschreven maar handhaaf mijn standpunt.

(…)

Wanneer de ontvanger op de hoogte is van het feit dat er iets niet helemaal in orde is, kunnen zekerheden worden gevraagd, en gesteld, bij het verlenen van uitstel van betaling. Het indienen van een aangifte naar een negatief bedrag is op zich geen reden om te betwijfelen dat de belastingschuld betaald zal worden.

Er was niets te halen bij [A BV]. Ook [I BV] heeft grote belastingschulden.

Naar mijn mening is de € 250.000 door [C] verduisterd. Er stond niets meer op de balans van [A BV].”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbenden terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk zijn gesteld voor door [A BV] niet-betaalde vennootschapsbelasting. Voor zover het gelijk op dit punt aan de ontvanger is, is verder niet in geschil dat ook aansprakelijkheid bestaat voor de invorderingsrente vanaf de datum vanaf 4 november 2009 tot – naar het Hof aanneemt – de datum van algehele voldoening.

In hoger beroep is niet meer in geschil dat de aansprakelijkheid zich hoe dan ook niet uitstrekt tot de op de aanslag vermelde heffingsrente.

Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop deze berusten, wordt overigens verwezen naar de stukken van het geding.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing