Gerechtshof Amsterdam, 27-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4899, 13/00768, 13/00769,13/00770
Gerechtshof Amsterdam, 27-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4899, 13/00768, 13/00769,13/00770
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 27 november 2014
- Datum publicatie
- 10 december 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:4899
- Zaaknummer
- 13/00768, 13/00769,13/00770
Inhoudsindicatie
De verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Uitspraak
Kenmerken 13/00768 tot en met 13/00770
27 november 2014
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[A], te [P], belanghebbende,
tegen de uitspraken in de zaken met kenmerken AWB 13/1814 tot en met 13/1816 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 17 september 2012 bij beschikkingen de verzoeken
om teruggaaf van omzetbelasting over de tijdvakken 2008, 2009 en 2010 niet-ontvankelijk verklaard en is ambtshalve gedeeltelijk aan de verzoeken tegemoet gekomen.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in een geschrift vervatte
uitspraken, gedagtekend 18 februari 2013, de beschikkingen gehandhaafd.
Bij uitspraken van 31 oktober 2013, heeft de rechtbank de door belanghebbende
ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Het tegen elk van deze uitspraken ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op
13 december 2013, aangevuld bij brief van 10 januari 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2014. Van het
verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.4. van haar uitspraken de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is een vereniging die aan haar leden de gelegenheid geeft de voetbalsport te beoefenen.
Eiseres exploiteert tevens een kantine en verricht leveringen en diensten van bijkomstige aard ter verkrijging van financiële steun. De ontvangsten in de jaren 2008, 2009 en 2010 bedroegen meer dan € 31.765 en niet meer dan € 68.067.
Op 7 maart 2011 heeft eiseres een verzoek ingediend bij verweerder om met ingang van 1 juli 2008 aangemerkt te worden als belastingplichtige voor de omzetbelasting. Eiseres ziet alsnog af van de goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën (CPP2007/1077M) om de opbrengsten van de kantine buiten de heffing van de omzetbelasting te laten. Verweerder heeft aangiftebiljetten omzetbelasting uitgereikt over de jaren 2008, 2009 en 2010. Op deze biljetten is vermeld dat zij uiterlijk 30 april 2011 moeten zijn ingediend.
Verweerder heeft op 10 mei 2011 de aangiften omzetbelasting over de jaren 2008, 2009 en 2010 ontvangen. Deze aangiften strekten tot teruggaaf van omzetbelasting.”
Het Hof vult de feiten als volgt aan:
Bij de op 8 maart 2011 uitgereikte aangiftebiljetten is door de inspecteur geen toelichting verstrekt in dier voege dat ook bij tijdige indiening van de (negatieve) aangifte, i.c. op of vóór 30 april 2011, een verzoek om teruggave niet-ontvankelijk zou worden verklaard.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.