Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5271, 13/00598

Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5271, 13/00598

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 december 2014
Datum publicatie
24 december 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:5271
Zaaknummer
13/00598
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

Heffingsambtenaar slaagt niet in het bewijs dat vastgestelde woz-waarde aanzienlijk hoger is dan de door belanghebbende betaalde prijs kort voor de van toepassing zijnde waardepeildatum. Belanghebbende maakt evenmin aannemelijk dat waarde gelijk is aan de door hem betaalde prijs.

Uitspraak

kenmerk 13/00598

4 december 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen

de uitspraak met kenmerk AWB 13/756 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank), in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 maart 2012 de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1]te [P] (hierna: de woning) naar de waardepeildatum 1 januari 2011 en de staat op 1 januari 2012, vastgesteld op € 573.000, bij een op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) genomen beschikking voor het jaar 2012. Voorts heeft hij voor dat jaar een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd (de aanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 19 december 2012 de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 30 augustus 2013 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het hogerberoepschrift is op 4 oktober 2013 ter griffie van het gerechtshof ontvangen. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 14 oktober 2014 is van de heffingsambtenaar een nader stuk ingekomen waarvan belanghebbende een afschrift heeft ontvangen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak, waarin belanghebbende als eiser wordt aangeduid en de heffingsambtenaar als verweerder, de volgende feiten opgenomen:

“2.1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.

2.2.

De woning is een vrijstaande woning met berging. De inhoud van de woning is ongeveer 826 m³ en de oppervlakte van het perceel is 425 m². De woning betreft een nieuwbouwwoning.”

2.2.

Nu partijen in hoger beroep geen grieven tegen deze feitenvaststelling hebben ingebracht, zal ook het Hof van die feiten uitgaan. In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast.

2.3.1.

De akte van levering van de grond waarop de woning is gebouwd is opgemaakt in februari 2011. In die akte wordt verwezen naar de begin december 2010 gesloten koop- en verkoopovereenkomst ter zake van dit perceel, bestemd voor woningbouw. De woning is in september 2011 opgeleverd.

2.3.2.

De stichtingskosten van de woning, inclusief de grondprijs ad € 226.495, meer- en minderwerk, sanitair en keuken, belopen volgens een in het hogerberoepschrift onder bijvoeging van facturen opgenomen specificatie in totaal € 530.178,67.

2.3.3.

De heffingsambtenaar heeft een ‘waarde-opbouw’ in het geding gebracht, waarin wordt verwezen naar de verkoopcijfers van de hierna te noemen vrijstaande woningen in [P].

adres

bouwjaar

inhoud m³

verkoop d.d.

verkoop €

[b-straat 1]

2009

494

623

april 2012

590.000

[c-straat 1]

2006

347

714

jan. 2011

525.000

[d-straat 1]

2006

444

677

aug. 2011

535.000

[e-straat 1]

2011

375

775

apr. 2011

520.000

waardepeil-datum

vastgestelde waarde €

[a-straat 1]

2011

425

826

1 jan. 2011

€ 573.000

3 Geschil

Evenals bij de rechtbank is in geschil of de vastgestelde waarde van de woning overeenkomt met, dan wel niet hoger is dan, de ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet bepaalde waarde.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing