Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5342, 13/00745

Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5342, 13/00745

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 december 2014
Datum publicatie
24 december 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:5342
Zaaknummer
13/00745
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 228a

Inhoudsindicatie

Stacaravans en houten units op poeren zijn voor de rioolheffing vergelijkbare gevallen; een verschil in tariefstelling leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, waarop de wetgever met het toekennen van de bevoegdheid tot het vaststellen van een Verordening rioolheffing niet het oog kan hebben gehad

Uitspraak

kenmerk 13/00745

4 december 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/524 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag in de rioolheffing, gedagtekend 25 februari 2012, opgelegd ter zake van het perceel Proefpolder 215 te Medemblik (hierna: het perceel). De aanslag beloopt € 163,20.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, verzonden op 11 februari 2013, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 31 oktober 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 december 2013, aangevuld bij schrijven van 3 januari 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen zijn uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting van de eerste enkelvoudige belastingkamer op 21 augustus 2014. De griffier heeft op 20 augustus 2014 de heffingsambtenaar er telefonisch van op de hoogte gebracht dat het lid van de belastingkamer behoefte heeft aan nadere informatie welke ter zitting kan worden verstrekt. Daarop is aan de griffier meegedeeld dat namens de heffingsambtenaar geen vertegenwoordiger ter zitting zal verschijnen.

1.6.

Het lid van de belastingkamer heeft besloten het onderzoek ter zitting te verdagen en het vooronderzoek te heropenen. Partijen zijn daarvan bij brief van 20 augustus 2014 op de hoogte gebracht. Aan de heffingsambtenaar is bij dezelfde brief tevens verzocht de desbetreffende informatie schriftelijk te verstrekken. De heffingsambtenaar heeft op dit verzoek gereageerd bij brief, verzonden op 27 augustus 2014. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief van 15 september 2014.

1.7.

Het lid van de enkelvoudige belastingkamer heeft de zaak vervolgens verwezen naar de derde meervoudige belastingkamer, alwaar de zaak is behandeld ter zitting van 12 november 2014. De heffingsambtenaar heeft geen gebruik gemaakt van de hem bij brief van 3 oktober 2014 geboden mogelijkheid het onderzoek ter zitting bij te wonen. Blijkens na afloop van de zitting geraadpleegde gegevens van PostNL is deze brief op 6 oktober 2014 op het adres van de heffingsambtenaar bezorgd.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak, waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’ en het perceel als ‘het object’ de volgende feiten vastgesteld.

Eiser is genothebbende van het object krachtens eigendom. Het object is een vakantiewoning die is gesitueerd in park [A]. Het object bestaat uit twee verbonden, haaks op elkaar geplaatste houten units die zijn geplaatst op poeren. Het object is aangesloten op het riool. Het object blijft voor onbepaalde tijd op het park staan. Het object kan het hele jaar door worden gebruikt als vakantiewoning.

2.2.

In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast, welke het ontleent aan de in beroep ingebrachte stukken voor de onder 2.3 vermelde feiten en aan de in hoger beroep ingebrachte stukken voor de onder 2.4 vermelde feiten.

2.3.1.

Tot het jaar 2011 lag het bungalowpark [A] in de gemeente Andijk.

De raad van de gemeente Andijk heeft met dagtekening 30 juni 1997 het bestemmingsplan IJsselmeergebied 1997’ vastgesteld.

Artikel 1 van het bestemmingplan bevat onder meer de volgende begripsbepalingen:

(…)

q verblijfsrecreatie:

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, stacaravans en recreatiewoningen;

r recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of een ander bouwsel op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het gehele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden;

(…)

cc stacaravan:

een wagen (niet uitklapbaar), die niet kan worden aangemerkt als een aanhangwagen (…) en bedoeld voor gebruik op een vaste standplaats, of een toercaravan waarbij de mogelijkheid tot onmiddellijke verplaatsing door aansluiting op waterleiding of riolering of door anderszins aangebouwde constructie niet aanwezig is;

2.3.2.

Door een fusie is de gemeente Andijk met ingang van het jaar 2011 opgegaan in een nieuwe gemeente onder de naam Medemblik.

2.3.3.

Op het terrein van het bungalowpark [A] bevinden zich de zones A, B en C, die naar belanghebbende ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard, respectievelijk bestemd zijn voor stenen bungalows op funderingsplaten, voor houten units op poeren en voor kampeermiddelen, en dat alleen zone C gedurende een gedeelte van het jaar is gesloten.

2.4.1.

In de onder 1.5 genoemde brief van de griffier van 20 augustus 2014 zijn de volgende vragen aan de heffingsambtenaar gesteld:

1. Welke achtergrond heeft het gemaakte onderscheid, in drie categorieën, in artikel 5 en 6 van de Verordening 2012? Met name wordt u verzocht in te gaan op de achtergrond van het tariefverschil tussen ‘percelen die in hoofdzaak tot woning dienen’ (tarief 2012: € 163,20) enerzijds en ‘stacaravans’ anderzijds (tarief 2012: € 81,60). Is met dit tariefverschil beoogd rekening te houden met een verschil in (de mate van) gebruik van de aansluiting op de gemeentelijke riolering, of heeft het gemaakte tariefonderscheid een andere achtergrond?

2. Is er een specifieke reden waarom in de Verordening van de gemeente Medemblik op dit punt een andere indeling is opgenomen dan voorheen in de Verordening van de gemeente Andijk? Met name verzoekt het Hof u in te gaan op de vraag of er een reden is – en zo ja, welke – voor de wijziging van de voorheen in de Verordening van de gemeente Andijk gehanteerde categorie ‘zomerhuisje of stacaravan’ in ‘stacaravans’.

2.4.2.

De heffingsambtenaar heeft op deze vragen in zijn op 27 augustus 2014 verzonden brief het volgende geantwoord:

Vraag 1

De verordening rioolheffing 2012 kent een onderscheid in vaste tarieven tussen percelen die in hoofdzaak tot woning dienen en percelen met een stacaravan. Hiermee komt tot uitdrukking de mate van genot van de eigenaar van een perceel dat een aansluiting heeft op de gemeentelijke riolering. Voor een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient is in dit verband een hoger tarief opgenomen dan voor een perceel met een stacaravan.

Vraag 2

Er is geen specifieke reden waarom in de verordening rioolheffing 2012 een andere indeling is opgenomen dan in de verordening van de voormalige gemeente Andijk. De verordening rioolheffing van de per 1 januari 2001 gefuseerde gemeente Medemblik (Andijk, Medemblik en Wervershoof) is een compleet nieuwe verordening. Dat de verordening rioolheffing 2012 geen categorie ‘zomerhuisje of stacaravan’ kent heeft dan ook geen specifieke reden.

2.4.3.

De heffingsambtenaar is niet ter zitting verschenen.

3 Geschil

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil naar welk tarief de aanslag moet worden berekend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing