Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:773, 13/00379
Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:773, 13/00379
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 maart 2014
- Datum publicatie
- 26 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:773
- Zaaknummer
- 13/00379
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 223
Inhoudsindicatie
Forensenbelasting. Belanghebbende heeft een vakantiewoning die door middel van een verhuurbemiddelingsovereenkomst verhuurd. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende de 28 geregistreerde eigen dagen uitsluitend heeft gebuikt voor het gereed maken en houden voor de verhuur.
Uitspraak
kenmerk 13/00379
6 maart 2014
uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 12/524 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] te [Z], belanghebbende
gemachtigde: mr. B.J.P. Komen (Van Diepen Van der Kroef Advocaten) te Alkmaar
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 18 januari 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 770 (hierna ook: de aanslag).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 7 februari 2012, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 29 mei 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag vernietigd.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 juni 2013, aangevuld bij brief van 22 juli 2013. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Op 8 januari 2014 is een pleitnota ontvangen van de heffingsambtenaar. Op 10 januari 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. De pleitnota en de nadere stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.7 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin, evenals de verderop in de uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank, aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.
“2.1. Eiser is eigenaar van de gemeubileerde woning [adres] te [P] [Hof: hierna te noemen: de woning]. De woning is gelegen op [Naam park]. Eiser heeft zijn hoofdverblijf in [Z].
Eiser verhuurt de woning via verhuurbemiddelingsorganisatie [A bv].
Eiser is met [A bv] en met [B bv] een Beheer- en Verhuurovereenkomst [Naam park] aangegaan welke is ondertekend op 18 februari 2006. Deze overeenkomst gold voor het jaar 2006 en door jaarlijkse verlenging ook in 2009. In de overeenkomst is met betrekking tot het eigen gebruik door de eigenaar, voorzover hier van belang, het navolgende bepaald:
“Verhuur
Artikel 6. Keuze uit overeenkomsten
Eigenaar van een chalet kan kiezen uit drie overeenkomsten, te weten:
- Verhuurbemiddelingsovereenkomst zonder eigen gebruik
- Verhuurbemiddelingsovereenkomst met eigen gebruik
- Volledig eigen gebruik
Verhuurbemiddelingsovereenkomst zonder eigen gebruik
Hierbij kiest Eigenaar ervoor het chalet gedurende het hele jaar te bestemmen voor de verhuur aan derden via Verhuurbemiddelaar. (…)”
De tekst onder Verhuurbemiddelingsovereenkomst zonder eigen gebruik is met rood onderstreept.
Voorts hebben eiser en [A bv], onder verwijzing naar artikel 6 van de Beheer- en Verhuurovereenkomst, een opgave voor bemiddelingsverhuur ondertekend op 18 februari 2006.
Verder heeft eiser een formulier met de titel “Allonge bij verhuurbemiddelings-overeenkomst met eigen gebruik betreffende uw stacaravan op het park [Naam park]” overgelegd die betrekking heeft op het jaar 2011 waarbij eiser en [A bv] zijn overeengekomen dat [A bv] eisers woning in 2011 verhuurt. Op het formulier heeft eiser de mogelijkheid om aan te geven in welke perioden hij zelf gebruik wil maken van de woning. Van die mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
Tot de gedingstukken behoort verder een brochure met de titel “verhuurinformatie 2009 Kustpark Egmond aan Zee”. In deze brochure is ten aanzien van het eigen gebruik door de eigenaar – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Verhuren via [A] Vakanties gaat op basis van bemiddeling. U sluit een verhuurbemiddelingsovereenkomst af. Bij deze verhuurovereenkomst kunt u zelf de periodes aangeven wanneer u wilt verhuren en wanneer u zelf gebruik wenst te maken van uw chalet. Indien u eigen gebruik wilt opnemen raden wij u aan dit bekend te maken als u de verhuurovereenkomst inlevert. U bent overigens niet verplicht perioden voor eigen gebruik/onderhoud meteen vast te leggen. Echter na ontvangst van uw verhuurovereenkomst geven wij uw chalet vrij voor de verhuur. Mocht u later een periode willen boeken, kan dit alleen als die periode nog niet geboekt is. U dient altijd een reservering te maken indien u in uw chalet wilt verblijven. (...)”
Voor de jaren 2005 tot en met 2008 heeft verweerder aan eiser eveneens aanslagen forensenbelasting opgelegd welke aanslagen na bezwaar telkenmale zijn vernietigd. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar met betrekking tot het jaar 2008 onder meer het volgende vermeld:
“In navolging op de uitspraak op uw bezwaarschrift tegen de aanslagen 2006 en 2007 kan ik concluderen dat door u niet aan de belastingplicht voor forensenbelasting wordt voldaan. De aanslag 2008 is ten onrechte opgelegd en dient te worden vernietigd.”
In het jaar 2009 heeft eiser in ieder geval 23 dagen de woning zelf gebruikt.”
Tegen deze feiten zijn door partijen geen bezwaren ingebracht, behalve tegen de laatste zin, dat belanghebbende de woning in 2009 gedurende 23 dagen zelf heeft gebruikt.
Nu overigens tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die (overige) feiten uit.
Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.
De heffingsambtenaar heeft een overzicht van [A bv] (hierna: [A bv]) overgelegd waarin staat vermeld dat het aantal zogeheten eigen dagen in 2009 28 bedroeg.
In 2009 heeft de dochter van belanghebbende voor 15 dagen (24 juli tot en met 7 augustus 2009) het chalet nummer [Chaletnummer] (de woning) gehuurd op het [Naam park].
Tot de gedingstukken behoort de in dit verband aan haar gerichte reserveringsbevestiging die per e-mail is verzonden vanuit, naar het Hof begrijpt, het geautomatiseerde reserverings-systeem van [A bv]. De bevestiging bevat tevens de factuur, welke naast de kosten voor de huur van de accommodatie onder meer ook lokale heffingen, reserveringskosten en een waarborgsom omvat.
De dochter maakt geen deel uit van het gezin van belanghebbende; zij heeft in de genoemde periode met haar echtgenoot en kinderen in de woning verbleven.
De in 2.5 van de uitspraak van de rechtbank genoemde “Allonge” bij de Beheer- en Verhuurovereenkomst (vermeld in 2.3 van haar uitspraak, hierna de verhuurbemiddelings-overeenkomst) betreft de opgave voor bemiddelingsverhuur voor het jaar 2011. Tot de gedingstukken behoort een vergelijkbaar formulier dat is ondertekend op 18 februari 2006 en dat, blijkens zijn inhoud, niet op een specifiek jaar ziet. Via de “allonge” kan opgave worden gedaan van de wijze van verhuurbemiddeling: “zonder eigen gebruik”, “met eigen gebruik” of “volledig eigen gebruik”. Belanghebbende heeft in de beide overgelegde “allonges” gekozen voor verhuur zonder eigen gebruik.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de aanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag (i) of belanghebbende in het kalenderjaar 2009 de woning zelf heeft gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden en, zo ja, (ii) of de dagen waarop de woning niet was verhuurd, moeten worden aangemerkt als dagen waarop de woning voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar werd gehouden.
Subsidiair is in geschil of de aanslag is opgelegd in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het vertrouwensbeginsel.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, alsmede het verhandelde ter zitting.