Gerechtshof Amsterdam, 26-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:898, 12/01102
Gerechtshof Amsterdam, 26-02-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:898, 12/01102
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 februari 2014
- Datum publicatie
- 9 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:898
- Zaaknummer
- 12/01102
Inhoudsindicatie
Appartementencomplex met voor alle appartementen één gezamenlijke brievenbus, die slechts is aangeduid met het huisnummer. De appartementen zijn in de GBA van elkaar onderscheiden door de toevoeging van een - aan een nimmer gepubliceerd besluit ontleende – letter aan het huisnummer. Het aanslagbiljet is in overeenstemming met de gegevens van de GBA verzonden naar de gebruiker van een van deze appartementen. Als al sprake is van een onvolkomenheid in deze adressering dan is die onvolkomenheid zo gering dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan voor wie het toegezonden biljet is bestemd (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 31 augustus 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2356, BNB 1998/335).
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 12/01102
26 februari 2014
uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te[Z], belanghebbende,
de gemachtigde: [D 2]te [Q],
tegen
de uitspraak met kenmerk AWB 12/120 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), van 4 oktober 2012 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 december 2010 voor de maand december van het jaar 2010 aan belanghebbende een aanslag waterschapsbelasting (zuiveringsheffing woonruimte) ad € 13,26 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 30 november 2011 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 4 oktober 2012 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 november 2012, aangevuld bij brief van 23 november 2012. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 oktober 2013 zijn partijen uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting op 4 december 2013. Op 15 oktober 2013 is van de gemachtigde een nader stuk ontvangen, door hem aangeduid als ‘conclusie van repliek’. Van dit stuk is een afschrift naar de wederpartij gezonden.
Van het onderzoek ter zitting op 4 december 2013 is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:
Blijkens een tot de stukken behorende kopie van het aanslagbiljet is de aanslag opgelegd aan belanghebbende op het adres [A-STRAAT][1] [A], [POSTCODE] Amsterdam.
De gemachtigde is eigenaar van het pand [A-STRAAT][1], waarin zich 10 woonruimten/appartementen bevinden. De woonruimten hebben alle het huisnummer [1] en worden van elkaar onderscheiden door een voor elke woonruimte specifieke toevoeging aan het huisnummer [1]. Belanghebbende is een van de bewoners van het appartement [...]op de twee bovenste woonlagen (de vierde en vijfde verdieping). Aan de straatkant van het pand bevindt zich één voordeur en één brievenbus, bestemd voor de bewoners van alle appartementen.
Blijkens het “Besluit tot opname Geconstateerde adressen in de Basisadministratie Adressen Amsterdam”, gedagtekend 5 december 2006, zijn met ingang van 6 november 2006 de adressen [A-STRAAT][1] A t/m G opgenomen in de “VastgoedRegistratie Amsterdam”. Volgens dit besluit gaat het om een melding; het pand zou bestaan uit 2 bedrijfsruimtes en 5 woningen.
Blijkens het ”Besluit tot opname Geconstateerd adres in de Basisregistratie Adressen Amsterdam”, gedagtekend 28 maart 2007, is het adres [A-STRAAT][1] [A] met ingang van 12 januari 2007 opgenomen in de “VastgoedRegistratie Amsterdam”. Volgens dit besluit is geconstateerd dat de eerdere melding niet compleet was en dat er nog een appartement [...] is.
In het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag is opgenomen:
“Grief: Uit de inhoud van geen van de documenten afkomstig van de Gemeente Amsterdam[STADSDEELNAAM] blijkt van het bestaan van een appartement met de letteraanduiding [A] in de onroerende zaak [A-STRAAT][1], [POSTCODE] Amsterdam.”
De in het bezwaar onder ‘grief’ bedoelde documenten hebben betrekking op de na te noemen hernummering van de woonruimten in het pand [A-STRAAT][1].
Bij besluit van 28 maart 2011 heeft het dagelijks bestuur van het[STADSDEELNAAM] de huisnummering van deze woonruimten (opnieuw) vastgesteld, waarbij aan het appartement op de vierde en vijfde verdieping [...], alwaar belanghebbende woonachtig is, de letter[B] is toegekend.
Blijkens gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Amsterdam stond belanghebbende ingeschreven op het adres [A-STRAAT][1] [A] van 14 december 2008 tot 12 januari 2012, vanaf welke datum zij is ingeschreven op het adres [A-STRAAT][1] [B].
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet ontvankelijk heeft verklaard en, meer specifiek in dit verband, wanneer de termijn voor het maken van bezwaar tegen de onderhavige aanslag een aanvang heeft genomen.