Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:924, 12/00417

Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:924, 12/00417

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 januari 2014
Datum publicatie
28 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:924
Zaaknummer
12/00417

Inhoudsindicatie

Precariobelasting. Naar het oordeel van het Hof is de locatie na het treffen van de tijdelijke verkeersmaatregel en de plaatsing van de E7-borden niet (meer) aan te merken als een parkeerplaats in de zin van artikel 1, onderdeel i, van de Verordening 2006 zodat op basis van de Verordening 2006 geen precario naar het tarief als bedoeld onder 9.1 van de tabel mocht worden geheven.

Uitspraak

Kenmerk 12/00417

30 januari 2014

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,

de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/3860 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[belanghebbende] gevestigd te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 maart 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2010 met nummer [nr] een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 12.468,54.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 15 juni 2011, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 27 april 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot € 2.557,80.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 mei 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.

2.1.

Belanghebbende exploiteert een bouwonderneming. In 2010 heeft zij in het kader van de restauratie van de [plaats1] aan de [straat] te Amsterdam een tijdelijke objectvergunning aangevraagd en verkregen tot het onder andere plaatsen van objecten op de openbare weg (straat: [straat], perceelnummer: [nr] achterzijde [plaats]) aan de achterzijde van de [plaats1]. De objecten mochten onder andere geplaatst worden op vier parkeervakken (hierna: de locatie).

2.2.

Voordat de hierna te melden maatregel werd getroffen mocht en kon op de vier tot de locatie behorende parkeervakken worden geparkeerd tegen voldoening van parkeerbelasting. Hiertoe is zogenoemde parkeerapparatuur aanwezig. Gedurende de duur van de restauratie is voor de locatie een tijdelijke verkeersmaatregel (hierna: TVM) getroffen op grond waarvan E7-verkeersborden (gelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen) zijn geplaatst. De locatie is op enig moment omheind door een schutting. De E7-borden waren nadien van buiten de omheining niet meer zichtbaar.

2.3.

De omstreden aanslag precariobelasting is belanghebbende kenbaar gemaakt door middel van een op 31 maart 2011 gedagtekend aanslagbiljet. Het aanslagbiljet vermeldt:

Specificatienummer

Objectadres

Omschrijving

[nr]

[straat]

BOUWTARIEF (week)

> [plaats] schutting

[nr]

[straat]

Parkeerapparatuurplaats (dag. 10 m2)

> [plaats] schutting

[nr]

[straat] Parkeerapparatuurplaats (dag. 10 m2)

[plaats] schutting

[nr]

[straat]

BOUWTARIEF (week)

> [plaats] schutting

Specificatienummer

Tijdvak

Aantal Eenheden

Bedrag van de aanslag

[nr]

20-09 t/m 02-11

70,00

€ 720,30

[nr]

20-09 t/m 02-11

4,00

€ 6.320,16

[nr]

03-11 t/m 31-12

2,00

€ 4.237,38

[nr]

03-11 t/m 31-12

90,00

€ 1.190,70

Totaal te betalen

€ 12.468,54

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen (waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de heffingsambtenaar als verweerder):

“4.1.1. Op grond van artikel 228 van de Gemeentewet kan een gemeente ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond een precariobelasting heffen.

4.1.2.

Op grond van artikel 4 van de Precariobelastingverordening stadsdeel Amsterdam- Centrum 2006 [Hof: hierna: de Verordening 2006] wordt de belasting geheven aan de hand van en naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

4.1.3.

De tarieventabel voor het jaar 2010 behorende bij de Verordening vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…)

1. Bouwtarief m2 jaar - 37,50

m2 week - 1,47

a) Voor de door bouwmaterialen, grond of zand, keten, loodsen, bouwwerktuigen (waaronder begrepen rails en kraanbanen) en stellingen ingenomen of door schuttingen en omheiningen afgesloten oppervlakte.

(…)

9. Tijdelijk gebruik van parkeerapparatuurplaatsen

9.1.

Parkeerapparatuurplaats (10 m2) dag 35,91

(…)”

4.1.4.

De Parkeerverordening 2009 van de gemeente Amsterdam vermeldt – voor zover van belang – het volgende:

“(…)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

(…)

y. parkeerplaats: plaats op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop parkeren niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

z. parkeerapparatuurplaats: parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven; (…)”

4.2.

Eiseres heeft voor de parkeerapparatuurplaatsen voor de duur van de restauratie een TVM aangevraagd. Als gevolg van de TVM zijn E7-verkeersborden nabij de parkeerapparatuurplaatsen geplaatst. Als gevolg van de E7-verkeersborden is het verboden om op deze vier nu als laad- en losplaatsen aangeduide plaatsen te parkeren. Nu het verboden is te parkeren, is niet langer sprake van een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 onder y van de Parkeerverordening 2009. Nu geen sprake meer is van een parkeerplaats in de zin van de Parkeerverordening 2009, is tevens niet langer sprake van een parkeerapparatuurplaats als bedoeld in de Parkeerverordening 2009. Verweerder heeft daarom ten onrechte het tarief voor een parkeerapparatuurplaats toegepast. Anders dan verweerder betoogt, doet het tijdelijke karakter van de TVM niet aan dit oordeel af. Daarbij overweegt de rechtbank dat in de tarieventabel juist ook een tarief voor niet-parkeerapparatuurplaatsen is vermeld. In situaties waarin geen TVM is aangevraagd, behouden de plaatsen hun status als parkeerapparatuurplaats en kan wel een ander tarief speciaal voor parkeerapparatuurplaatsen worden toegepast. Nu reeds op grond van voormelde het algemene door eiseres bepleite tarief moet worden toegepast, behoeft het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel geen bespreking.

4.3.

Tussen partijen is niet in geschil dat voor de laad- en losplaatsen 10 m2 per stuk gerekend moet worden. De aanslag dient voor een totale periode van 15 weken op het volgende bedrag te worden vastgesteld:

2 plaatsen (20m2) x 15 x € 1,47 : € 441

2 plaatsen (20m2) x 7 x € 1,47 : € 205,80

Specificatienummer [nr] : € 720,30

Specificatienummer [nr] : € 1.190,70 +

Totaal : € 2.557,80

4.4.

Gelet op het vorenoverwogene wordt het beroep gegrond verklaard.”

4 Geschil in hoger beroep

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing