Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1091, 13/00309

Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1091, 13/00309

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 maart 2015
Datum publicatie
30 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:1091
Formele relaties
Zaaknummer
13/00309
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.108

Inhoudsindicatie

Het aan de verkrijging van het kapitaal toe te rekenen deel van de aanslag successierecht moet niet worden aangemerkt als aftrekbare kosten in de zin van artikel 3.108 van de Wet IB 2001.

Uitspraak

Kenmerk 13/00309

26 maart 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/227 van de rechtbank Noord- Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 17 juni 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 226.490 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.488.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 19 december 2011, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 5 april 2013 heeft de rechtbank op het door belanghebbende ingestelde beroep als volgt beslist:

“- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en

- woning van € 169.584 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.488;

- vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 944;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 mei 2013 en aangevuld bij brief van 10 juni 2013. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbendes broer[naam] (hierna: de broer) is overleden op[datum] 2009. Belanghebbende is enig erfgenaam.

2.2.

Het overlijden van de broer had tot gevolg dat belanghebbende recht kreeg op een kapitaal op grond van een door de broer bij [bedrijf] afgesloten kapitaalverzekering.

2.3.

De kapitaalverzekering was afgesloten met een lijfrenteclausule. De clausule is niet tot uitvoering gebracht en het verzekerd kapitaal is niet aangewend voor de aankoop van een lijfrente maar uitgekeerd.

2.4.

Het uitgekeerde kapitaal bedroeg € 186.337,94, welk bedrag belanghebbende op 30 juli 2009 op haar bankrekening heeft ontvangen.

2.5.

In 2009 is op basis van de successieaangifte van belanghebbende een voorlopige aanslag successierecht vastgesteld ten bedrage van € 340.608. Rekening houdende met de verkrijging van het onder 2.4 genoemde kapitaal is daarbij uitgegaan van een verkrijging voor het successierecht ten bedrage van € 775.108.

2.4.

Ter zake van de verkrijging van het kapitaal is - na bezwaar - voor de aanslag successierecht - met toepassing van artikel 20, lid 5, onder b, in verbinding met lid 6 onder c, Successiewet 1956 (tekst 2009) - alsnog rekening gehouden met een aftrek van latent verschuldigde inkomstenbelasting. De aftrek bedroeg afgerond € 55.902 (30% van

€ 186.337) zodat de belaste verkrijging is vastgesteld op een bedrag van € 719.206; in verband hiermee is de definitieve aanslag successierecht verminderd met 48% van € 55.902 is € 26.833. De aanslag successierecht is dan ook vastgesteld op € 313.775 (€ 340.608 minus € 26.833).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het aan de verkrijging van het kapitaal toe te rekenen deel van de aanslag successierecht moet worden aangemerkt als aftrekbare kosten in de zin van artikel 3.108 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Tussen partijen is niet in geschil dat het hiervoor bedoelde deel € 56.906 bedraagt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing