Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1133, 14/00379
Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1133, 14/00379
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 maart 2015
- Datum publicatie
- 31 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:1133
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2700
- Zaaknummer
- 14/00379
Inhoudsindicatie
De ontvanger heeft een juiste wegingsfactor gehanteerd bij de toekenning van de kostenvergoeding van de zaak in de bezwaarfase.
Uitspraak
Kenmerk 14/00379
12 maart 2015
uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende], te [vestigingsplaats] belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/4265 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbende met dagtekening 21 februari 2013 een aanmaning tot betaling gezonden met betrekking tot de naheffingsaanslag loonheffing met aanslagnummer [aanslagnummer]. Ter zake zijn belanghebbende aanmaningskosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de in rekening gebrachte kosten tijdig bezwaar gemaakt.
Door toezending van een formulier ‘Dwangsom bij niet tijdig beslissen’, ingekomen op 17 mei 2013, heeft belanghebbende de ontvanger in gebreke gesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar.
De ontvanger heeft op 10 juni 2013 uitspraak gedaan op het bezwaar inzake de aanmaningskosten.
De ontvanger heeft bij beschikking van 3 juli 2013 beslist dat belanghebbende geen dwangsom wordt toegekend.
Belanghebbende is tegen de beschikking van 3 juli 2013 in bezwaar gekomen, In het bezwaarschrift heeft hij verzocht om een kostenvergoeding.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 september 2013 heeft de ontvanger het bezwaar tegen de beschikking van 3 juli 2013 gegrond verklaard en alsnog beslist dat belanghebbende een dwangsom toekomt. Tevens heeft hij een kostenvergoeding toegekend van € 59.
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 14 april 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 mei 2014. Het is aangevuld bij brief van 30 juni 2014. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van belanghebbende zijn op verschillende data nadere stukken ingekomen bij brieven gedagtekend 26 februari 2015. Afschriften daarvan zijn aan de ontvanger gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De beschikking van 3 juli 2013 was onjuist. Ten tijde van de ontvangst door de ontvanger van de ingebrekestelling was de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten verstreken. De laatste dag van de beslistermijn was 16 mei 2013 en niet – zoals in de beschikking vermeld – 18 mei 2013.
De bij de uitspraak op bezwaar van 2 september 2013 toegekende dwangsom bedraagt € 200. De toegekende kostenvergoeding beloopt € 59, zijnde 1 punt wegens het indienen van bezwaar (€ 235) met een wegingsfactor 0,25.
3 Geschil in hoger beroep
Bij het Hof is evenals bij de rechtbank uitsluitend in geschil of de ontvanger een juiste wegingsfactor heeft gehanteerd bij het toekennen van de kostenvergoeding voor de behandeling van de zaak in de bezwaarfase.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.