Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-02-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1152, 14/00142

Gerechtshof Amsterdam, 26-02-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1152, 14/00142

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 februari 2015
Datum publicatie
8 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:1152
Zaaknummer
14/00142
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67a

Inhoudsindicatie

Verzuimboete vennootschapsbelasting. Belanghebbende heeft geen aangifte vennootschapsbelasting gedaan. Belanghebbende beroept zich op avas. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij ter verkrijging van hulp bij het indienen van haar aangifte, tevergeefs die stappen heeft genomen die in redelijkheid van haar konden worden gevergd.

Uitspraak

kenmerk 14/00142

26 februari 2015

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] Limited te [Z], belanghebbende,

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerknummer AWB 13/3478 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 24 januari 2014 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het boekjaar 2010/2011 met dagtekening 9 februari 2013 een ‘ambtshalve’ aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van € 6.900 en, na verrekening van verliezen uit voorgaande jaren (bij gelijktijdig gegeven beschikking ex artikel 21a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969), een belastbaar bedrag van nihil. Bij beschikking van diezelfde datum is een verzuimboete opgelegd van € 2.460.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 24 juni 2013, de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 24 januari 2014 heeft de rechtbank het tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 maart 2014 en aangevuld bij brief van 15 april 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2015. Belanghebbende heeft het Hof bij brief van 20 januari 2015 doen berichten dat zij niet ter zitting zal verschijnen; zij heeft bij die brief tevens een pleitnota ingezonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak, waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’, de navolgende feiten vastgesteld :

“1. Aan eiseres is, na verleend uitstel, een uitnodiging gestuurd om vóór 1 mei 2012 aangifte Vpb over het boekjaar 2010/2011 (de aangifte) te doen. Met dagtekening 24 oktober 2012 heeft verweerder aan eiseres een herinnering gestuurd om aangifte te doen. Hierna heeft eiseres van verweerder een aanmaning ontvangen om alsnog, uiterlijk 18 december 2012, aangifte te doen. In de aanmaning heeft verweerder eiseres erop gewezen dat een boete zal worden opgelegd als de aangifte niet vóór deze datum is ontvangen.

2. Verweerder heeft met dagtekening 9 februari 2013 de aanslag ambtshalve vastgesteld. Bij aparte beschikking is aan eiseres een verzuimboete opgelegd van € 2.460.”

2.2.

Nu tegen deze feitenvaststelling door de rechtbank geen bezwaren door partijen zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is, evenals in eerste aanleg, in geschil of de onderhavige verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing