Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1309, 14/00430

Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1309, 14/00430

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 maart 2015
Datum publicatie
15 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:1309
Zaaknummer
14/00430
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 2:1

Inhoudsindicatie

Een bestuursorgaan dat weet dat er een gemachtigde is, dient stukken (ook) aan de gemachtigde te zenden, tenzij de gemachtigde of belanghebbende uitdrukkelijk anders hebben aangegeven.

Aan belanghebbende verleende uitstel van betaling is van rechtswege vervallen. Enige mededeling van de ontvanger dat verleende uitstel zou worden ingetrokken, was niet vereist.

Uitspraak

Kenmerk 14/00430

12 maart 2015

uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/4804 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft met dagtekening 21 augustus 2013 een dwangbevel betekend. Ter zake is belanghebbende € 89 aan kosten in rekening gebracht.

1.2.

Na tegen de in rekening gebrachte kosten gemaakt bezwaar heeft de ontvanger bij uitspraak gedagtekend 17 oktober 2013, het bezwaar afgewezen.

1.3.

Bij uitspraak van 14 mei 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is ingesteld bij een op 27 juni 2014 bij het Hof ingekomen brief gedagtekend 25 juni 2014, en aangevuld bij brief van 24 juli 2014. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 4 september 2014 een conclusie van repliek ingediend, de ontvanger bij brief van 9 september 2014 een conclusie van dupliek.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.

2.1.

Belanghebbendes gemachtigde heeft de ontvanger bij brief van 2 april 2013 verzocht om uitstel van betaling voor de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2008 (hierna: de aanslag).

2.2.

Het onder 2.1. gemelde verzoek is gedaan in verband met een ingesteld hoger beroep inzake de aanlag. Ten tijde van het doen van het verzoek was het hoger beroep nog niet gemotiveerd.

2.3.

Bij brief van 18 april 2013 deelt de ontvanger belanghebbendes gemachtigde onder ander het volgende mee:

Geachte heer/mevrouw,

“U heeft namens [X] uitstel van betaling gevraagd voor de volgende aanslag:

[Hof: volgt aanduiding van de aanslag]

Ik heb besloten dat uw cliënt uitstel van betaling krijgt. Ik verbind aan dit uitstel de volgende voorwaarden:

Tot 1 juni 2013, dan kan onder overlegging van een kopie van het gemotiveerde beroepschrift opnieuw om uitstel verzocht worden.”

2.4.

Belanghebbende heeft de aanslag niet voor 1 juni 2013 betaald. Van de zijde van belanghebbende is niet om nader uitstel verzocht. Een kopie van de motivering van het hoger beroepschrift is niet aan de ontvanger gezonden.

2.5.

De ontvanger heeft belanghebbende bij brief van 12 juli 2013 medegedeeld – voor zover hier van belang – dat: ‘het uitstel is vervallen omdat de in de uitstelbeschikking genoemde termijn inmiddels is verstreken of [omdat] op het bezwaar- of beroepschrift inmiddels is beslist’. De brief houdt voorts onder meer in dat het bedrag van de aanslag binnen tien dagen na dagtekening van de brief moet worden betaald.

2.6.

De ontvanger heeft de onder 2.5. gemelde brief niet (ook) aan belanghebbendes gemachtigde verzonden.

2.7.

Omdat betaling uitbleef, ook nadat belanghebbende daartoe is aangemaand, heeft de ontvanger een dwangbevel betekend. Daarbij heeft hij € 89 aan kosten in rekening gebracht.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de ontvanger terecht kosten van betekening van het dwangbevel in rekening heeft gebracht en – in verband daarmee – of belanghebbende terecht aanspraak maakt op veroordeling van de ontvanger in de (proces)kosten.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing